Die vader kunnen wij allen zijn...
homilie bij de parabel van de verloren zoon
Op zondag Laetare, 10 maart, was ik in Nes aan de Amstel voor de heilige Eucharistie. Natuurlijk hebben we daar bijzonder gebeden voor het conclaaf en voor de kardinalen die de nieuwe paus gaan kiezen en we hebben even stil gestaan bij deze bijzondere gebeurtenis. Verder hebben we bijhzonder gebeden voor de pastoor van Uithoorn, Nes en De Kwakel die al lange tijd ziek is. Het evangelie was dat van de verloren zoon uit het Lucas-evangelie (Lc. 15, 1-3 en 11-32). Daarover gaat de onderstaande preek die ik in Nes heb gehouden.
Homilie
Die jongen had zijn vader grof beledigd.
Hij had hem behandeld alsof hij dood was: hij had zijn erfdeel opgeëist.
Hij had bovendien met dat geld niks zinnigs gedaan; hij had het gewoon verbrast, hij had er op los geleefd, gewoon maar gedaan wat hij leuk vond, geen rekening gehouden met anderen, maar gewoon alleen maar aan zichzelf gedacht.
Hij had gevonden dat hij geen plichten had, maar alleen maar rechten: recht op dat geld, recht op zijn eigen leven, recht op vrijheid, recht om zelf te doen wat hij wilde, recht om op eigen benen te staan.
Hij kwam trouwens pas op andere gedachten toen hij gigantisch in de problemen zat: hij had niks meer; hij had geen eten; en het enige baantje dat hij vinden kon was varkens hoeden - voor een Jood een grote schande, want varkens zijn voor hen onreine dieren; zij mochten geen varkensvlees eten -.
Pas dan, als hij zo'n honger heeft dat hij de schillen van de varkens wel zou willen eten, als hij echt helemaal geen toekomst meer ziet, helemaal niet meer weet waar hij het zoeken moet, ja dan gaat hij pas terug naar zijn vader.
Ik denk dat iedereen zich kan voorstellen dat het die vader best wel pijn heeft gedaan dat hij zo door zijn zoon werd behandeld.
Die pijn moet hij tot in het diepste van zijn ziel hebben gevoeld.
En hij moet wel hebben gezien aan die jongen dat het uit pure ellende was dat hij met hangende pootjes terug kwam: hij had gewoon geen uitweg meer.
Maar er is geen sprake van haat of wrok geen bitter woord of stil verwijt.
Die jongen krijgt alleen het gevoel dat hij verschrikkelijk welkom is.
Die vader staat al op de uitkijk, hij laat hem niet eens uitspreken als hij zijn excuses maakt, hij valt hem om de hals en kust hem hartelijk.
Hij houdt van die jongen van hem.
Die vader kunnen wij allen zijn als wij mensen nieuwe kansen geven.
Dat is nodig.
Ouders kunnen het bijvoorbeeld moeilijk hebben met hun kinderen.
Jongeren kunnen in de puberteit heel negatief doen: best heel harde oordelen.
Het hoort bij hun weg naar volwassenheid, naar de vorming van een eigen oordeel en een eigen persoonlijkheid.
Daarbij kunnen er dingen worden gezegd die de ouders diep raken of die omgekeerd de jongere raken.
Maar als die ouders of die jongere proberen het een beetje te plaatsen, zullen ze er niet door verbitterd raken, maar gewoon weer nieuwe kansen geven.
Als God de Vader met zoveel barmhartigheid naar ieder van ons ziet en ons toch weer een nieuwe kans wil geven, dan moet dat ook onze houding zijn tegenover iedere mens.
Dat is wat de Kerk allereerst wil uitstralen naar iedere mens, zonder onderscheid: je bent door God geliefd, bemind, hoe dan ook, wat je ook hebt gedaan.
Dat wil niet zeggen dat alles wordt goedgekeurd wat mensen doen, dat wil ook niet zeggen dat de Kerk, dat een christen geen grenzen moet aangeven; natuurlijk moet dat wel: het gedrag van die weggelopen zoon was niet goed, het gedrag van de tollenaars en zondaars, van de overspelige vrouw was niet goed, maar de Heer verlangt zozeer naar hun terugkeer, dat Hij dat in Zijn houding al in alles laat blijken dat Hij op de uitkijk staat, en dat Hij die zoon niet eens laat uitspreken als die zijn zonden belijdt.
Die vader stond al naar die jongen op de uitkijk voordat die op weg ging; hij hield al van hem en wilde hem al vergeven, voordat hij iets gezegd had.
De bittere woorden, de aangedane pijn stonden op geen enkele manier tussen die jongen en zijn vader in.
Van je eigen ouders kun je dat misschien begrijpen: je weet dat ze van je houden; je bent hun eigen vlees en bloed; ze zijn trots op je.
Wat je ook gezegd hebt of gedaan, je kunt toch weer op ze terug vallen.
En zo hoort het ook.
Zij zullen proberen het te plaatsen: hij is op zoek naar de volwassenheid; hij beseft niet wat dit in ons teweeg brengt; we geven hem of haar natuurlijk nieuwe kansen.
En van een ander? Vraag niet van een ander dat hij alles met je uitpraat; het is mooi als dat gebeurt en zelf moet je dat maar proberen te doen, maar het kan lang niet altijd.
Vraag niet altijd dat een ander naar jou toekomt, maar doe als die vader die al naar die jongen toesnelt.
Je hoeft niet over je te laten lopen, maar probeer een ander te begrijpen met een open en welwillend hart.
Wat voelt een ander? Waarom is een ander toch zoals die is? Alles van een ander weten, is vaak veel begrijpen, maar geloof in ieder geval dat er iets te begrijpen valt, dat er iets te verstaan is, dat die mens het waard is om een nieuwe kans van je te krijgen.
Soms was de Heer ook streng, vooral tegen de Farizeeën en de schriftgeleerden, die zichzelf zo onaantastbaar en geweldig vonden.
De hemelse Vader ziet uit naar een nederig hart, een hart dat Zijn liefde kan ontvangen.
Zo is God.
Hij nodigt ons uit, Hij kijkt naar ons uit: laat je met God verzoenen; God heeft je niks gedaan, hij staat niet in de schuld bij ons.
Het ligt aan ons dat wij zo ver weg van Hem staan; maar doe maar als die jongste zoon; de Vader, God, komt al naar je toe; Hij zal ons altijd nieuwe kansen geven; laten we dus zien waar wij een nieuw begin kunnen maken in deze veertigdagentijd.
AMEN