Arsacal
button
button
button
button


Priester worden?

Overwegingen voor wie zich afvraagt of hij priester zal worden

Overweging Roeping - gepubliceerd: zaterdag, 4 maart 2017 - 2864 woorden

Ook in onze tijd zijn pries­ters nodig. Pries­ter wor­den is niet zozeer een beroeps­keuze als een levens­keuze. Dat komt bij­zon­der tot uitdruk­king in het celi­baat. Is dat de weg die God van mij vraagt? Of zoek ik mezelf in die gedachte om pries­ter te wor­den? En hoe kan ik dit on­der­schei­den? Een wijze gees­te­lijk leidsman, ervaren in het gees­te­lijk leven, één die alleen de heilige Geest wil laten spreken, niet naar een bepaalde rich­ting wil trekken of duwen, kan daarbij helpen. En mis­schien dat deze over­we­gingen ook iets kunnen bijdragen.

Zie ook: www.wil­li­brord­semi­narie.nl

 

I. Pries­ter?

Er zijn vele be­roe­pen
waarin je naast mensen kunt staan,
hen kunt steunen,
troosten,
genezen,
be­ge­lei­den.
Als pries­ter mag je
naast alle men­se­lijke woor­den
ook Gods woor­den spreken
en Zijn gene­zing bie­den;
Je zult
niet slechts men­se­lijke vriend­schap geven,
maar ook een andere Jezus voor hen zijn.
Als pries­ter word je ge­roe­pen
om veel te geven,
meer dan je hebt,
alles wat je krijgt.

Iedere gelo­vi­ge
kan een Christus­dra­ger zijn;
een pries­ter
is dat
als geen ander.

Door Gods woord te ver­kon­di­gen,
doordat hij Christus
bij ons brengt
in de sacra­menten
en door heel zijn leven en werken,
stelt een pries­ter
in een wereld
die vaak zo koud en leeg is,
Jezus te­gen­woor­dig
met Zijn genade,
Zijn liefde en barm­har­tig­heid.

Een pries­ter
geeft zijn leven
voor het evan­ge­lie.

Als je
vanuit het Evan­ge­lie
iets voor mensen wilt doen:
wat kun je meer en beter geven
dan je leven
als pries­ter?

 

II. Pries­ter wor­den?

1. Wat is roe­ping?

Als je leeft met de gedachte
dat alles een bedoeling heeft,
sta je open voor roe­ping op ieder moment.

Roeping is
een inner­lijk weten,
een aanvoelen van het hart
dat je meer van Hem bent
als je deze weg zult volgen.
Een pries­terroe­ping is:
inner­lijk getrokken wor­den
om de weg naar het pries­ter­schap
te gaan.
Ge­roe­pen wor­den
hoeft helemaal niet te betekenen
dat er won­de­ren
of bui­ten­ge­wone tekenen
gebeuren.

Soms komt God in een storm,
maar meestal in een zachte bries.

Een fijn­zin­nig afgestemde
gees­te­lij­ke ‘antenne’
is meestal nodig
om de signalen op te vangen.

Wie wil met heel zijn wezen
luis­te­ren naar Zijn stem?

In tal­loze gebeur­te­nissen,
ont­moe­tingen, gedachten
ligt een soort van roe­ping besloten.
Wij allen wor­den vele malen
door God ge­roe­pen
om iets te doen of te laten.
Zo is ons geweten
een hei­lig­dom
waarin wij God ont­moe­ten.

Maar een bij­zon­dere roe­ping is het
als God heel het leven van mensen bepaalt
door hen ertoe te brengen
het offer van hun leven te brengen
om als een "andere Christus"
het le­vens­of­fer van de Heer
te vieren en te­gen­woor­dig te stellen.

Het gaat erom
dat ie­der­een zijn hart voor God opent,
dat wij allemaal het ant­woord proberen te vin­den
op de vraag:
wat wil God nu van mij?
Als ie­der­een dat doet,
komen er van­zelf voldoende pries­ters;
want God houdt niet op
mensen te roepen
in zijn dienst.

Hoe je er toe komt om pries­ter te wor­den?
Dat verschilt nogal.
Er zijn er die het altijd al hebben gewild
van jongs af aan;
er zijn er
die een heel dui­de­lijk moment kunnen aan­wij­zen
waarop God hen
als het ware heeft gegrepen:
toen en toen ben ik ge­roe­pen;
anderen weer zijn gaan nadenken
mis­schien door bepaalde gebeur­te­nissen
die een keer brachten in hun leven
en zij merkten:
ik ben meer van Hem
als ik die weg opga.

Er zijn voort­du­rend allerlei situaties
waarin Jezus
een beroep op ons doet.
Je voelt als mens dan een soort van appèl,
je wordt ergens aan­ge­spro­ken,
maar vele mensen schuiven dat weg:
Is dit wel Jezus?
Hij zal nog wel eens roepen
als Hij iets van mij wil;
Als Hij echt iets van mij wil,
moet Hij dat maar dui­de­lijker maken,
door een onomstote­lijk teken of zo,
Hij is immers God?

Weet je wat de hoge­pries­ters,
schrift­ge­leer­den en oudsten
bij het kruis van Jezus zei­den?

"Laat Hem nu van het kruis afkomen,
dan zullen we in Hem geloven".

Zij wil­den Hem voor­schrij­ven
wat Hij moest doen
om hen als Zijn leer­lin­gen te mogen roepen,
in plaats van hun hart
in ver­trouwen en liefde
op Hem af te stemmen...

Dus moet je stappen zetten
om je gees­te­lij­ke antenne op Hem af te stemmen
met de bereid­heid van je hart
om in te gaan
op wat Hij van je vraagt.

Ben je echt ge­roe­pen?
Wil Hij dit van je?
Of vraagt Hij je toch
een andere levensweg te gaan?
Hoe kun je bid­den
om meer dui­de­lijk­heid te krijgen?

Zoek daarom een goede pries­ter
die je kan helpen
om Gods signalen op te vangen
en ernaar te han­de­len,
een pries­ter
die je niet ver­telt
wat hij vindt dat je moet doen,
maar die je helpt
om Gods verlangens
omtrent jouw leven
steeds beter te verstaan.

"Mijn schapen luis­te­ren naar mijn stem
en ik ken ze en ze volgen mij" (Jo. 10,27).

Als je weet
wat Hij wil,
komt de volgende stap:
doe het!

2. Stappen zetten

Stel dat er een arme mens
aan de deur zou kloppen:
Hij heeft hon­ger,
hij lijdt kou,
ziet er slecht uit.
En stel dat degene die de deur opent
die arme zou zien
en wat voedsel of kle­ding
zou kunnen geven,
maar het niet doet:
hij helpt niet.
Wat zou­den we zeggen of denken
van zo iemand?
Heeft hij als een voor­beel­dig christen gehandeld?
Nee, na­tuur­lijk niet!
Die man voor de deur
deed in feite een beroep
op degene die de deur opendeed;
er ging van die man
een roe­ping uit
tot naasten­liefde
zelfs al zou die man aan de deur
niets hebben gezegd.

Maar stel nu eens
dat het Jezus zelf was
die aan een deur had geklopt
om een beroep op iemand te doen
en hem te vragen iets te geven
of iets te doen.
Wat zou­den we er van zeggen
als die ‘iemand’
de deur dicht zou gooien
en de Heer zou laten staan?

Toch gebeurt dat dage­lijks vele keren!

Als er een arme voor de deur staat
en je ziet hoe slecht hij eruit ziet
en hoe hon­gerig hij kijkt,
kun je na­tuur­lijk bij jezelf redeneren:
Hij is zeker verslaafd aan drank en drugs,
het is gevaar­lijk iets te geven;
hij heeft het aan zich­zelf te wijten
dat hij in deze omstan­dig­he­den leeft;
hem helpen is geld of goe­de­ren gooien
in een bodem­loze put.

Dat zijn de men­se­lijke redene­ringen.

Maar Jezus zegt:
"Ik had hon­ger en gij hebt mij te eten gegeven;
ík had dorst en gij hebt mij te drinken gegeven;
ík was naakt en gij hebt mij gekleed;
wat gij aan de minsten der mijnen hebt gedaan,
hebt gij aan Mij gedaan" (vgl. Mt. 25,31-46).

Na­tuur­lijk moet je een alcoholist
geen fles whisky geven,
maar je kunt hem hélpen
op een andere manier,
je kunt ingaan
op de “roe­ping”
die er van hem uitgaat,
het beroep
dat hij
door de nood van zijn persoon
op je doet,
je kunt je laten storen
in je leven van alle dag,
je laten weghalen
uit je eigen drukte
en je eigen plannen
en wellicht
uit je eigen men­se­lijke afkeer
van deze bede­laar.

Iedere pries­ter
heeft zijn eigen,
per­soon­lijke roe­pingsge­schie­de­nis,
maar allemaal
hebben ze op een gegeven moment
ook inder­daad die stap moeten zetten:
ik word pries­ter!
En ze hebben die stap gezet
wellicht tegen alles in:
tegen hun eigen bange, men­se­lijke vragen in,
tegen de wensen en de ver­wach­tingen
van hun familie en andere mensen in,
ze hebben een stap gezet,
ze zijn in het diepe gesprongen,
een sprong van ver­trouwen!

Maar ja, als je zo af en toe
zo'n sprong niet durft te nemen,
wordt het nooit wat,
blijf je steken
en loop je de roe­ping van je leven mis!

God roept voort­du­rend, dat staat vast,
Hij heeft immers beloofd
met Zijn Kerk te zijn
tot aan het einde der tij­den?

Maar wie geeft het ant­woord?

3. Pries­ter wor­den: kan ik dat wel?

Jezelf tot pries­ter vormen

De pries­ter­wij­ding:
Een jonge man zet een stap:
"Ja, hier ben ik",
klinkt het in de ka­the­draal,
luid en dui­de­lijk
of be­schei­den, bijna schuchter,
maar altijd met over­tui­ging.

Zul je ooit zo zelfbewust
kunnen zeggen:
“Hier ben ik”?
Mis­schien vraag je je af:
Kan ik dat wel: pries­ter te zijn?
Is dat niet te moei­lijk voor mij?

Is er wel iets op aarde
wat ge­mak­ke­lijk is
en waarde­vol blijft
tege­lijker­tijd?

Het is waar:
je kunt het niet;
alleen God kan het
in jou.

Als je weet
of als je merkt
dat Hij het wil,
dat je roe­ping hebt,
is dat in zekere zin
voldoende.

Jouw taak is het alleen maar
om met de genade van je roe­ping
mee te werken

Jouw roe­ping is een gave,
nu rust op jou de opgave
met veel geduld
jezelf zó te vormen
dat je een goede pries­ter kunt zijn.

Met de hulp van een pries­ter
als gees­te­lijk leidsman,
zul je jouw roe­ping ver­die­pen,
De roe­ping is het fun­dament
waarop je je leven bouwt.
Met hulp van je leidsman als gids
ga je op ontdek­kings­tocht
om jezelf beter te leren kennen
en jouw persoon en leven te kunnen zien
als een geschenk van God
aan deze wereld;
om aan jezelf te werken
en stap voor stap
te groeien
in welbehagen
bij God en de mensen.

Doe je best
en blijf ver­trouwen
dat voor God alles moge­lijk is,
ook dat jij
een goede pries­ter zult wor­den!

“Ik ben met je
alle dagen...” (Mt. 28,20)

 

III. Pries­ter-zijn.

Een pries­ter wordt ge­roe­pen
om te ver­kon­di­gen,
te heiligen
en een goede her­der te zijn.

Ver­kon­di­ging

Alle andere woor­den vervagen.

Gods woor­den blijven,
ze dringen door
tot het raak­punt
van hart en ziel.

Gods woor­den blijven
recht overeind staan
als je je rot voelt,
als je alleen staat,
als je moet sterven,
want zij spreken
van geloof
en ver­trouwen,
van eeuwig leven.

Soms staan ze haaks
op het leven van mensen;
soms willen we ze gewoon niet horen;
soms zijn ze pijn­lijk
en lijken ze hard,
maar ze zullen er altijd zijn
als een uit­no­di­ging
om te ont­dek­ken
hoe barm­har­tig en genade vol
God is.

Heili­ging

Bidden

Het is een eerste taak
voor een pries­ter
om te bid­den.

Zo heiligt hij anderen
en zich­zelf.

Toen de Joden
onder lei­ding van Mozes
door de woes­tijn trokken,
wer­den zij eens aan­ge­vallen
door de koning van Amalek.
Mozes bad voor het volk
met wijd gestrekte armen
en zolang hij dat deed,
was het Joodse volk
aan de winnende hand.
Liet hij zijn moede armen zakken,
dan verloren zij.
Twee mannen kwamen toen
om zijn armen te onder­steunen
en tegen de avond
behaalde het volk
de over­win­ning (Ex. 17,8-13).

Zoals eens Mozes
strekt een pries­ter
zijn armen uit
om voor zijn volk te bid­den.
Zo staat hij aan het altaar.
Dan lijkt hij op de ge­krui­sig­de Heer,
teken dat de pries­ter
het gebed voor Gods volk
met de gave van zijn eigen leven
wil bezegelen.

Het is een be­lang­rijke opdracht
van iedere pries­ter
te bid­den
voor de mensen
die hem zijn toe­ver­trouwd.

Hij doet dat niet alleen:
gelo­vi­ge mensen steunen hem
door hun gebed en offer.
Zieken en andere gelo­vi­gen
dragen hun lij­den op
om het werk van de pries­ter
te onder­steunen.

Zij onder­steunen zijn armen.

Heilig Doopsel

Gods leven
mag ik jou geven,
kleine mens
door God geschapen
en bemind
en nu bestemd
om eeuwig
gelukkig te leven.

Heilig Vormsel

In opdracht van de Bis­schop
mag ik je sterken
met de gave van de heilige Geest.

Ga in vrede heen,
gevormd door de kracht
van de heilige Geest
om van Gods liefde te getuigen.
Vervul je roe­ping
met wijs­heid en verstand,
met inzicht en sterkte,
met kennis
en ontzag en liefde
voor Gods naam,
bezield door de Geest
die woont in je hart

Heilige Eucha­ris­tie

Jezus zelf
mag ik
aan je hart
toe­ver­trou­wen.

De heilige Eucha­ris­tie
heeft Jezus ons gegeven
op de laatste avond van Zijn leven,
toen Hij de apos­te­len
niet lan­ger dienaren
maar vrien­den
noemde.
Toen Hij aan Zijn leer­lin­gen en aan ons
de vol­heid van Zijn Liefde door wilde geven,
schonk Hij ons de Eucha­ris­tie,
de heilige Communie
en het pries­ter­schap.

Die horen na­tuur­lijk samen.
De pries­ters zijn er
om de intenties, het lij­den, de dank­baar­heid en de zorgen
mee op te nemen
in het grote offer van dank en lof
dat zij aan God mogen brengen
in de heilige Eucha­ris­tie.

Zonder heilige Eucha­ris­tie en communie,
zon­der pries­ter
kan er geen Kerk zijn
zoals Jezus die bedoeld en gegeven heeft

Biecht

Jezus sprak tot zieken en zon­daars:
“Uw zon­den zijn U ver­ge­ven”
en Hij gaf Zijn apos­te­len
deze opdracht mee:
“Ontvangt de heilige Geest.
Aan wie gij de zon­den vergeeft,
zijn ze ver­ge­ven,
en aan wie ge ze niet vergeeft,
zijn ze niet ver­ge­ven” (Jo. 20,22-23)

Wat is mooier
dan mensen
in Gods naam
als pries­ter
ver­ge­ving te kunnen schenken?

Als je ver­ge­ving kunt krijgen
en ver­ge­ving kunt schenken,
is een nieuw begin moge­lijk.

Als je Gods ver­ge­ving krijgt
ligt alles weer open.

Alleen dan.

Huwe­lijk

Namens de Kerk
mag ik
jullie liefde
beves­tigen en zegenen.

Wij vieren in de Eucha­ris­tie
hoe Jezus zich
liefde­vol
aan ons geeft
in een altijd­du­rend verbond.
Dat doen twee mensen,
man en vrouw,
Hem na
als zij trouwen:
hun leven geven
aan elkaar
in een onverbreke­lijk verbond.

Zij zeggen elkaar
wat God zegt tot ons:
ik blijf altijd
voor je open staan
wat er ook gebeurt
en welke wegen je ook zult gaan.

Liefde.
Bovenmen­se­lijk.
God­de­lijk.
Een geheim.

Die onzelf­zuch­tige liefde
mag de pries­ter
be­ge­lei­den
en beves­tigen.

Zie­ken­zal­ving

“Is iemand onder U ziek?
Laat hij de pries­ters van de ge­meen­te roepen.
Zij moeten
een gebed
over hem
uit­spre­ken
en hem
met olie
zalven.
En het gelo­vi­ge gebed
zal de zieke red­den
en de Heer
zal hem oprichten.
En als hij zon­den heeft begaan,
zal het hem ver­ge­ven wor­den” (Jak. 5, 14-15).

Herder-zijn

Zoals de her­der
die het lam op zijn sch­ou­ders draagt
zo is God:
Hij is barm­har­tig en liefde­vol.

Dé goede her­der is Jezus.
De goede her­der is degene
die hart heeft voor zijn schapen,
die zijn schapen kent,
die zijn leven voor hen geeft.

Je kunt niet lief­heb­ben zon­der lij­den.

Pries­ter-zijn
is lief­heb­ben,
is: goede her­der,
is Jezus zijn.

De pries­ter geeft door
wat hij ont­van­gen heeft.
Zo moet hij dus een goede her­der zijn.

Het eerste dat je van een pries­ter mag ver­wach­ten
is dat je Jezus in Hem kunt herkennen,
dé goede Herder.
Het eerste dat een pries­ter dus moet doen
is bij Jezus blijven,
niet toe­ge­ven aan de drang
om meer voor elkaar te willen krijgen,
har­der te hollen
om alles goed te laten verlopen,
ook al zijn de pries­ters nu zoveel min­der in aantal...

Zo zal hij
een goede her­der zijn.

Hoeveel hon­der­den, duizen­den mensen
zal een pries­ter
in de loop van zijn leven
niet mogen steunen
in lij­den en verdriet?
Hoeveel mensen zal hij mogen bijstaan
bij de overstap naar het andere leven?
Hoeveel jonge mensen
zal hij iets van het evan­ge­lie
mogen door­ge­ven?
Hoe vaak zal hij iemand
in Gods naam
mogen bevrij­den
van de last van zijn schuld?
Hoe talloos vele malen
zal hij het offer van Jezus
mogen vieren?

Een pries­ter wordt ge­roe­pen
om lei­ding te geven
aan het volk van God,
aan de ge­meen­schap van de gelo­vi­gen.
Zelf is hij één van hen
en zijn lei­der­schap
is een dienst
om gelo­vi­ge mensen te lei­den
naar bronnen van levend water.

De per­soon­lijke gees­te­lij­ke lei­ding
die een pries­ter aan mensen geeft,
en de lei­ding die hij aan de ge­meen­schap geeft,
staan gericht op één doel:
God,
die Liefde is.

Nooit ben je meer één met mensen
dan wanneer je
in en door die liefde
met hen verbon­den bent.

Mensen samen brengen
bij Hem,
mensen samen hou­den,
in Hem en door Hem,
dat is de grote taak
van een goede her­der.

Die taak is nooit af.

Als pries­ter dank ik God
voor de gena­den
die door mijn han­den mochten gaan.

Tot besluit...

De Kerk heeft pries­ters nodig,
want zij leeft van de Eucha­ris­tie,
waarin de Heer zelf
zich geeft
als voedsel voor ons leven,
waarin wij deel krijgen
aan de genade
van Zijn offer voor onze verlos­sing.

Er zijn jonge mannen nodig,
die zich­zelf radicaal weg­ge­ven
aan Christus en de kerk­ge­meen­schap,
zoals Jezus zich eens
aan Zijn bruid, de Kerk,
- aan ons -
heeft wegge­ge­ven
op het kruis.

Ben jij daartoe mis­schien ge­roe­pen?

Als die vraag opkomt in je hart
zijn er heel veel redenen om er niet op in te gaan,
mis­schien veel meer dan om er wel op in te gaan,
maar dat zijn allemaal men­se­lijke redenen.

Als die vraag op je afkomt
is er maar één ding te doen:
bid­den en ver­die­ping zoeken
om het ant­woord te vin­den dat Hij van je vraagt
en de kracht om dat ant­woord te geven.

Want dat alleen telt.

Niet de ver­wach­tingen van andere mensen,
niet je angst of je klein­heid,
niet de weerstand of onver­schil­lig­heid
die je mis­schien zult ont­moe­ten
geen prognoses en sta­tis­tie­ken
geven de door­slag.

Want je kunt alles
als Hij je sterkt.

Durf je jouw leven
uit han­den te geven
aan God?

Terug