Arsacal
button
button
button
button


De vraag naar het waarom...

feestelijke viering in Castricum

Nieuws - gepubliceerd: zondag, 3 maart 2013 - 1122 woorden
Sint Pancratiuskerk te Castricum
Sint Pancratiuskerk te Castricum

Zondag 3 maart was ik voor de heilige Mis in de Sint Pancratius­kerk van de Goede Herder­paro­chie in Castricum. Het evan­ge­lie was Lucas 13,1-9. Aan het begin van de preek heb ik na­tuur­lijk nog even stil gestaan bij het afscheid van paus Bene­dic­tus XVI en de voor­be­rei­dingen voor het conclaaf, waarvoor we bij­zon­der hebben gebe­den.

Aan het einde van de Mis werd de heer Piet van der Horst in het zonnetje gezet omdat hij vijf­tig jaar lang vrij­wil­li­gers­werk voor de kerk doet op allerlei terreinen: in de pa­ro­chie van Castricum (op tal van terreinen, onder meer als pen­ning­mees­ter), maar ook bij­voor­beeld nog steeds als pen­ning­mees­ter voor het hei­lig­dom van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo.

De H. Mis werd qua zang zeer fees­te­lijk ver­zorgd door het gemengd koor Sint Pancratius. Na de vie­ring was er voor de pa­ro­chi­anen nog een ont­moe­ting en koffie-drinken in ge­meen­schaps­ruim­te van de pastorie en tenslotte werd de dag voor de heer en mevrouw Van der Horst nog fees­te­lij­ker doordat een klein­kind van hen werd gedoopt. Van harte fe­li­ci­te­ren wij hem en zijn echt­ge­note en na­tuur­lijk ook de ouders, peet­ou­ders en familie van de kleine dopeling!

Hier­on­der de homilie die ik tij­dens de heilige Mis heb gehou­den.

Homilie

Broe­ders en zusters, Wat we vandaag in het evan­ge­lie hebben gehoord, was een reactie, die we mis­schien ergens wel kunnen begrijpen al zou­den wij zelf normaal ge­spro­ken hopen­lijk nooit zo oor­de­len: er is een toren omge­val­len in Jeru­za­lem en acht­tien mensen von­den daardoor de dood en een ander bericht: Pontius Pilatus had een groep mannen uit Galilea af laten slachten, terwijl ze nota bene offers aan het brengen waren.

En de mensen in die tijd vielen zo’n beetje in de reactie die we mis­schien enigszins bij een zwaar-ge­re­for­meer­de dominee ver­wach­ten te vin­den: ze zagen er een Godsoor­deel in, het leed dat die mensen was over­ko­men, die verschrikke­lijke ramp die hen getroffen had, was na­tuur­lijk een gevolg van hun zonde, hier had de straffende hand van God zijn werk gedaan.

Zeker, wij zou­den dat niet zo gauw zeggen, maar de vraag die erachter zit, die stellen we ons wel: waarom is dit gebeurd, waarom is me dit over­ko­men? Of: waarom is dit deze mensen over­ko­men? Dat grijpt ons aan.

Als het anderen treft, dat ongeluk, kun je het vaak wel weer van je afzetten, maar als het leed jezelf treft, is dat veel en veel moei­lijker.

Het leed, het verdriet stelt ons mensen op de proef en het doet ons vertwijfeld vragen: Is er wel een God die voor mij zorgt, bestaat er uit­ein­delijk wel Iemand die mij liefheeft, ben ik wel geborgen en veilig, of is het allemaal bedrog? Want waarom laat God me anders zo in de steek, waarom heeft Hij me dit laten over­ko­men? Dat zijn vragen die ons diep kunnen raken en som­mi­ge mensen zijn er helemaal door van de weg geraakt: ze had­den altijd gedacht dat als zíj zou­den bid­den, Gód hun de voorspoed zou geven; ze had­den er nooit reke­ning mee gehou­den dat het noodlot hen zou kunnen treffen al had­den zij na­tuur­lijk wel gezien dat andere mensen vaak veel te ver­du­ren hebben - en er is veel meer aan de hand, meer leed dan we denken, dat heb ik vooral als pries­ter goed gemerkt als ik huis­be­zoek deed, we noemen deze wereld soms “een tranendal”, voor veel mensen is het dat ook -.

Iemand die ik kende was zo teleur­ge­steld en bitter doordat zijn dochter bij een auto-ongeluk om het leven kwam, dat hij na de begrafenis nooit meer in de kerk kwam, zo was hij erdoor geslagen.

Zolang het andere mensen betreft, raakt het je meestal toch niet zo erg, dan staat dat toch wel iets meer van je af.

Zo zijn we zelf dus soms ook geneigd het iets acceptabeler of althans iets be­grij­pe­lijker te vin­den als anderen iets ergs over­komt dan wanneer dat ons zou over­ko­men.

Dat gevoel had­den dus ook de mensen van Jezus’ tijd, die ergens dachten dat die onge­luk­kige mensen op een of andere manier wel zelf schuld zou­den zijn.

Maar Jezus geeft die mensen aan eens anders naar zo’n gebeuren te kijken door jezelf te rea­li­se­ren, dat er over ie­der­een wel iets op te merken is, dat je geen recht hebt op een beter leven dan andere mensen die zo zwaar getroffen wor­den.

Als je het leed van anderen ziet, zo zegt Jezus min of meer, bedenk dan dat jezelf niet beter verdient, maar dat het feit dat je het beter hebt, dat je meer kunt, meer moge­lijk­he­den hebt, dat dat je ook een plicht oplegt om je leven dus meer vrucht­baar te maken voor God en voor andere mensen.

Dat God je gaven heeft ge­schon­ken, ge­zond­heid en verstand, mid­de­len en moge­lijk­he­den, houdt een roe­ping in om je te bekeren, niet egoïstisch te zijn, meer vrucht te dragen.

Als je het goed maakt en gezond bent, wees er dank­baar voor en bedenk: God heeft mij in leven gelaten, de dagen en de jaren die ik in ge­zond­heid mag beleven zijn mij gegeven, ge­schon­ken.

God heeft mij deze kracht gegeven om nog iets goeds te kunnen doen.

In de eerste lezing open­baarde God zich aan Mozes.

Hij open­baarde de naam Jahweh en die naam wordt uit­ge­legd en ver­taald als: “Ik ben die is”, maar het is niet zomaar een uit­spraak dat God er is, als een feit; die woor­den hou­den in - in de He­breeuwse taal waarin de bijbel is ge­schre­ven, althans het grootste deel van het Oude Testa­ment - dat God er altijd voor ons zal zijn: die naam van God betekent: “Ik zal er zijn voor jou”.

En dat is iets wat veel mensen hebben ervaren: als je het moei­lijk hebt, staat God je wel bij, Hij sterkt je wel en helpt je erdoor heen, al neemt Hij het lij­den niet weg.

Ik hoorde het gis­te­ren nog op de radio: een dochter vroeg een plaatje voor haar moe­der aan en ze ver­telde erbij dat haar moe­der veel had mee­ge­maakt: haar man verloren, een zoon verloren, getob met haar ge­zond­heid, maar dat zij toch goed en sterk in het leven stond en dat zij dikwijls zei: “Ik had het nooit gered, als ik mijn geloof niet had gehad”.

En wij wor­den uit­ge­no­digd om dikwijls naar die bron terug te keren en om zo in ons leven beeld van God te zijn, dat wil zeggen: voor anderen klaar te staan, er voor hen te zijn, vrucht te dragen.

En die vraag naar het “Waarom?”, daar zullen we later pas ant­woord op krijgen.

Moge Gods goed­heid ons helpen en ons sterken om met ver­trouwen door te gaan.

AMEN

Terug