Arsacal
button
button
button
button


Het goede doen vanuit een goed hart

homilie 26e zondag door het jaar C

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 29 september 2013 - 1203 woorden
Interieur van het wat katholieker gemaakte protestantse gebouw waar de parochie nu kerkt
Interieur van het wat katholieker gemaakte protestantse gebouw waar de parochie nu kerkt

Deze zon­dag, 29 sep­tem­ber was ik in de Sint Boni­fa­tius­paro­chie in Zaan­dam voor de heilige Mis. Doordat de palen waarop de vloer van de eigen kerk rust in slechte conditie verkeren, is de pa­ro­chie uitgeweken naar een 18e eeuwse doops­ge­zinde kerk in het centrum van Zaan­dam, vlakbij de nu gesloten katho­lie­ke kerk.

Voor mij ook een goede gelegen­heid om eens te zien hoe de pa­ro­chie en haar pastoor kan. A. Goedhart het daar maken. De heilige Eucha­ris­tie werd opge­luis­terd door het jubilkerend Sint Caecilia koor van Mon­nic­ken­dam en het heren­koor Total Vokal uit Essen (Dld.).

Voor mij was het bovendien in twee opzichten een bij­zon­dere vie­ring: het was de 34e ver­jaar­dag van mijn pries­ter­wij­ding al gingen mijn gedachten meer uit naar mijn goede vader, die afgelopen vrij­dag is overle­den na een mooi leven waarop we in dank­baar­heid terugzien.

homilie

De rijke man in de parabel die Jezus ver­telt,
heeft geen naam,
de arme man wel: Lazarus heet hij.
Daar zit iets in van
dat die rijke man niet zo be­lang­rijk is
- zoals wij weleens zeggen
dat iets geen naam mag hebben
als we bedoelen dat iets niet veel voorstelt -,
maar bovenal wil dat ver­wij­zen
naar de enige hoop van die arme man
en de enige hoop van ons allen,
omdat al het mate­rië­le, al het aardse
uit­ein­delijk wegvalt.
Want die naam “Lazarus”
betekent “God helpt”.

Toen die arme man daar voor de poort
van die rijke lag,
leek zijn naam een aanflui­ting te zijn
en een gruwe­lijke bespot­ting:
“God helpt”,
ja, ja, daar lig je maar mooi,
overdekt met zweren
en geen kruimel brood om je maag mee te vullen.
Een jongen in de puber­tijd
kan er weleens vre­se­lijk mee zitten
dat hij geen meisje kan krijgen
omdat hij puistjes heeft.
Die puistjes gaan over
en ze zijn niet zo dra­ma­tisch als die jongen denkt.
Maar de zweren van die man
waren er altijd
en ze wer­den gelikt door de hon­den.

Dus ie­der­een die hem zag en hem voorbij liep
op weg naar weer een prach­tig feest­di­ner bij de rijke man,
zon­der ver­der naar hem om te kijken,
kon zijn sch­ou­ders ophalen en denken:
Zie je wel, God helpt niet,
je moet je eigen broek zien op te hou­den.

De rijke man vond hem niet waard
om enige aan­dacht aan hem te beste­den.
Hij had hem wel zien liggen,
dat blijkt uit het ver­volg,
als hij in de hel geko­men,
probeert om Abraham zo gek te krijgen
dat die nota bene die­zelfde Lazarus inschakelt
om hem te komen helpen.
Het lijkt erop dat Lazarus de enige in de hemel was
die door die rijke vrek werd herkend
en dat hij niet zo’n best stel vrien­den had gehad.

Wanneer we deze gelijkenis van Jezus horen,
mogen we niet alleen
bij die rijke vrek en de arme Lazarus blijven staan.
We moeten naar ons­zelf kijken.
Daar heeft Jezus dit verhaal voor bedoeld.

Wij denken vaak
dat we hier op aarde onze belo­ning moeten krijgen.
Als wij naar ons eigen inzicht goed hebben geleefd,
hebben gebe­den en af en toe een kaarsje opgestoken
en op zon­dag naar de Mis zijn gegaan,
kan dat ons het gevoel geven
dat we recht hebben op de goede gaven van Onze Lieve Heer.
Dat is niet zo,
anders had Jezus ook niet hoeven lij­den
en moeten sterven aan het kruis.
God had ons ook op een andere manier kunnen verlossen!
Nee, onze belo­ning ligt uit­ein­delijk niet in dit aardse leven,
maar een goed en recht­vaar­dig leven maakt wél
dat we de vriend­schaps­hand
die God naar iedere mens uitstrekt
ge­mak­ke­lijker aan zullen nemen
in het uur van onze dood.
Heel ons leven is een voor­be­rei­ding
op de dag dat we over­gaan
naar dat andere leven,
naar God.

Som­mi­ge mensen geloven te­gen­woor­dig in reïncarnatie;
als je niet goed hebt geleefd,
kom je in een lagere vorm van leven op aarde terug.
Was je sluw,
dan kom je mis­schien wel terug als vos;
was je banaal en laag bij de gronds,
dan kom je mis­schien wel terug als varken,
was je egoïstisch en uit op geld,
kom je wellicht als arme terug.
Dat betekent in feite
dat ie­der­een zijn lot aan zich­zelf te wijten heeft
en dat is een mooi excuus
om niets voor arme mensen te hoeven doen.

Maar zo is het niet!
We krijgen één leven
en daarin moet het gebeuren.
Dit is onze kans om er iets van te maken,
maar God kijkt niet naar je carrière,
niet naar je geld en niet naar je status,
hij kijkt naar je hart.
Ben je een boef
en probeer je dat nog zo goed te ver­bergen,
God ziet het toch;
heb je een goed hart
- ja, U hebt allemaal Goedhart,
maar ik bedoel na­tuur­lijk:
heb je goede intenties en verlangens in je hart,
een hart met liefde -,
ook al zien andere mensen dat niet zo,
God ziet het wél.
Hij ziet al het goede dat er in je is
en het goede dat je in het verborgene doet
en Hij zal met des te meer liefde
die hand naar je uitstrekken
als je die stap moet gaan zetten
naar het andere leven, naar Hem.
En gelukkig dat er ook nog een vagevuur is!
Want dat vagevuur betekent
dat God ons na de dood zal reinigen en zuiveren
als er toch nog wel het een en ander weg te poetsen was,
al waren we ten diepste wel van goede wil.

Velen van U hebben wel gelezen
dat de kar­di­naal die naast paus Fran­cis­cus zat
toen die tot paus gekozen werd,
zachtjes tegen hem zei:
“Denk aan de armen,
denk aan de armen”.
Zo’n stemmetje zou af en toe ook wel
in ons oor mogen fluis­te­ren.
Er zijn er in onze maat­schap­pij velen
die geen arme mensen kennen.
Er zijn er zelfs velen die denken
dat je in ons land niet arm hoeft te zijn.
Die mensen weten niet waar ze over praten.
Er zijn ook heel veel mensen
die weleens iemand zien die arm of zelfs dakloos is,
of mensen kennen
die van een heel kleine uitke­ring moeten leven
en finan­cieel zeer zwaar zitten,
maar zich niet bij hun lot betrokken voelen.
Ik wil niet zeggen dat wij
al het leed van de mensen en van de wereld kunnen verhelpen.
Soms kun je iemand helpen,
soms is dat heel las­tig.
Maar één van de moei­lijkste dingen
voor mensen die arm zijn is,
dat zij er niet meer bij horen,
ergens uit­ge­sto­ten zijn,
contacten weg-schrompelen.
Daar kunnen we in ieder geval wel iets aan doen
door mensen als mens te behan­de­len,
in hun men­se­lijke waar­dig­heid,
door een harte­lijk oog en hart te hebben
voor mensen die in problemen verkeren.


Door ons­zelf de vraag te stellen:
Ga ik aan arme mensen voorbij,
laat ik mensen links liggen
die mij niets opleveren?

De rijke vrek komt in de hel tot de ontdek­king
dat het hem­zelf groot nadeel opleverde
dat hij niets had gedaan
voor mensen in nood,
maar in plaats daar­van een feestbeest was geweest.
Als hij dat had geweten,
had hij het wel anders gedaan.
Maar dat is eigen­lijk weer een egoïstisch motief:
hij zou iets voor anderen hebben gedaan
omdat het hem­zelf voor­deel opleverde.
Maar uit­ein­delijk maakt dat je niet tot een goed mens,
het gaat erom dat je het goede doet
vanuit een goed hart,
een hart dat klopt van liefde
voor God en de naaste.

AMEN

Terug