Arsacal
button
button
button
button


Installatie pastoor Hendriks in Haarlem

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 16 maart 2014 - 1319 woorden
tijdens de receptie
tijdens de receptie

Op de tweede zon­dag van de veer­tig­da­gen­tijd is ere-kanun­nik pastoor dr. A. Hendriks geinstalleerd tot pastoor van de Sint Joseph­paro­chie in de Jans­straat in Haar­lem en tot admini­strator van de St. Johannes de Doper in de Am­ster­dam­straat en de H. Pastoor van Ars aan de Kromhoutlaan van dezelfde stad. Deze drie pa­ro­chies werken al heel lang samen en dat wordt bin­nen­kort geformaliseerd. Na hget voorlezen van de benoe­mings­brief en de ge­loofs­be­lij­de­nis en eed van trouw volgde de in­stal­la­tie, die werd uitgedrukt in de overhan­diging van symbolen die bij het pastoors­schap horen, zoals de doopschelp, de biechtstola, de heilige olie enzo­voorts.

Het kek­bestuur en vele gelo­vi­gen gaven uiting aan hun dank­baar­heid om de komst van de nieuwe pastoor, die intussen al op veel waar­de­ring van de pa­ro­chi­anen mag rekenen. Tijdens de receptie na afloop van de vie­ring in de pastorie werd dit door de vicevoor­zit­ter, de heer Vorstman, zeer harte­lijk onder woor­den gebracht.

We wensen pastoor Hendriks van harte een heel gezegend pas­to­raat toe!

homilie


Nu ik vandaag Uw nieuwe pastoor mag installeren
gedenken we ook enigszins de patroon van deze kerk,
sint Joseph
wiens feest op 19 maart wordt gevierd.
Sint Joseph is patroon van de Kerk
en hij was een goede huis­va­der,
een man met een grote zorg en liefde voor zijn gezin.
Dat is goed van toepas­sing op uw pastoor,
die een man is met een groot hart
en liefde voor de mensen;
ik weet dat hij altijd klaar staat voor de zieken,
voor mensen in verdriet en rouw,
voor ieder die een beetje steun
of gees­te­lij­ke lei­ding kan gebruiken.
Met groot ver­trouwen ver­trouw ik dan ook vandaag
de her­der­lijke zorg over de pa­ro­chies
van Sint Joseph, Sint Jan de Doper en de H. Pastoor van Ars
aan hem toe.

Soms zit het mee, soms zit het tegen,
zo gaat het in het leven.
Maar bij som­mi­ge mensen zit er wel erg veel tegen.
Heel veel mensen in de wereld
leven in armoede en gebrek,
in een situatie van oorlog of ander geweld.
In Neder­land is het aantal mensen dat zon­der werk zit,
in schul­den zit, gebruik maakt van een voedsel­bank,
schrik­ba­rend toe­ge­no­men.
Gisteren stond nog in de krant
dat 200.000 kin­de­ren in Neder­land
onder de armoede­grens leven.
Dat betekent onder meer dat die kin­de­ren vaak
geen warme maal­tijd krijgen.
En het is eigen­lijk niet reëel
als we ons voor die wer­ke­lijk­heid zou­den afsluiten.
Het is zelfs onze chris­te­lijke opdracht
ons hart te openen voor wie het min­der heeft:
een van de grote thema’s van de vas­ten­tijd en de vas­ten­ac­tie.
We zijn tenslotte allemaal kwets­ba­re mensen
en de vreugde van ons leven,
dat wat ons wer­ke­lijk per­spec­tief geeft,
is niet wat wij­zelf kunnen bereiken of tot stand brengen,
want dat is breek­baar, kwets­baar,
dat kan morgen anders zijn.
We hebben allemaal weleens onze dag niet,
dan zit er ineens van alles en nog wat tegen;
meestal is het zo dat een ongeluk niet alleen komt.
En soms gaat ineens alles een tijdje heel voorspoe­dig,
de ene mee­val­ler na de andere komt op onze weg.
De eerste situatie is niet om somber van te wor­den
en van de tweede kunnen we beter niet
in een euforie geraken,
want alle twee die erva­ringen
- dat het weleens tegen zit of dat het erg meezit -
zijn allebei betrekke­lijk en voorbij gaand.
Wat we nodig hebben is een inner­lijke kracht
waardoor we in voor- en te­gen­spoed
gewoon ons­zelf blijven,
met beide benen op de grond,
verankerd zijn, een fun­dament hebben
en ver­trouwen hou­den.

Ook de apos­te­len hebben hoogte­pun­ten mee­ge­maakt
en ze zijn door dalen gegaan
en Jezus wilde dat zij daar­van zou­den leren.
Vandaag hoor­den we het verhaal
van de gedaante­ver­an­de­ring van Jezus op de berg Tabor.
We zijn nu zo ongeveer hal­ver­wege het evan­ge­lie.
Vlak hier­voor heeft Petrus zijn geloof
tegen­over Jezus uit­ge­spro­ken:
“Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”.
Het ging er zo’n beetje aan toe
zoals zojuist bij uw pastoor
die zijn geloof heeft bele­den
en daarna het pastoors­ambt hier kreeg toe­ver­trouwd.
Zo ook had Jezus
in ant­woord op die ge­loofs­be­lij­de­nis van Petrus
gezegd
dat Hij op Petrus - zijn naam betekent: steenrots -,
dat Hij op deze steenrots Zijn kerk zou bouwen.
Maar on­mid­del­lijk na dat glorieuze ogen­blik, dat piek-moment,
was Jezus be­gon­nen te spreken over Zijn lij­den
en dat had Petrus niet erg aangestaan.
En hij was daarna na­tuur­lijk helemaal geschrokken
toen Jezus daaraan had toe­ge­voegd
dat alle leer­lin­gen van Jezus
een kruis zullen moeten dragen
en hun leven moeten verliezen.
Dat kwam bij Petrus niet direct
als een gewel­dige reclame over
en normaal ben je zó na­tuur­lijk niet erg wervend:
iemand die reclame maakt
ver­telt hoe vre­se­lijk goed zijn product wel niet is,
de nadelen merk je later van­zelf wel
of we horen die uit een onder­zoek
van de Consu­mentenbond of zo.
Maar Jezus begint zelf over die ‘nadelen’,
over het kruis dat we niet kunnen ontlopen
en nog wel op dat glorieuze moment
van de ge­loofs­be­lij­de­nis van Petrus .

Ook wij schrikken daar­van, van zulke woor­den
over dat je een kruis te dragen zult krijgen,
zeker als Jezus het zegt
en het ook nog eens wer­ke­lijk gebeurt
dat het kruis op je pad komt.
We ervaren dat allemaal als een be­proe­ving
van ons geloof
en niet zozeer als iets wat erbij hoort
en als iets wat moet gebeuren
als je een leer­ling van Jezus wilt zijn.
Integen­deel wij zijn geneigd om uit te roepen
wat Petrus ook riep toen hij dit hoorde:
“Dat verhoede God, Heer,
dat mag nooit gebeuren” .

En toen nam Jezus hem mee naar boven,
meteen daarna
want ze moesten niet
in die afkeer van het lij­den blijven steken.
Ze gaan naar boven
voor weer een piek-erva­ring,
nu let­ter­lijk op een hoge berg
met Jakobus en Johannes.
Daar zien ze even een glimp
van de heer­lijk­heid van Jezus:
Zijn gezicht begint te stralen als de zon,
Zijn kleren glanzen als het licht,
de grootste mannen Gods
die ooit had­den geleefd: Mozes en Elia
komen erbij
en een stem uit de hemel maakt dui­de­lijk
dat Jezus de welbeminde Zoon van God is.
Dat was een heel bij­zon­dere erva­ring,
de leer­lin­gen zullen die bij zich hou­den,
maar ze mogen er nog niet over praten,
totdat Jezus verrezen is,
ze moeten die bewaren in hun hart
om als het ware tegengif te hebben
als er weer zo’n moment van lij­den komt.

Als ze van die berg zijn afgedaald,
als ze bene­den zijn,
zal Jezus toch weer beginnen over Zijn lij­den en dood
- je kunt daar niet omheen -
en dat Hij zal verrijzen.
En de apos­te­len waren opnieuw vre­se­lijk bedroefd
bij deze woor­den.
Maar ergens moet er toen toch ook in hun hart
iets zijn geweest van:
We hebben Zijn heer­lijk­heid gezien,
we hebben al even ervaren
dat Hij Gods Zoon is
en de dood zal over­win­nen.
Op deze berg had­den ze even vooruit kunnen kijken,
eigen­lijk tot over de kruis­dood van Jezus heen,
naar de stralende glans van Zijn heer­lijk­heid,
naar het eeuwige, hemelse leven.

En zo is het ook voor ons.
Een pessi­mist zal zeggen:
het glas is halfleeg.
Als het even goed gaat, zal hij denken:
“Er zal wel weer iets akeligs komen”.
Maar een christen is een opti­mist,
hij leeft bij de dag van vandaag
en leeft van Gods genade;
door ons mag dat glas
op zijn minst half­vol wor­den genoemd,
want we zijn op weg
en zeker: we krijgen een kruis te dragen,
het valt niet altijd mee
of het valt mis­schien heel vaak niet mee,
maar we zijn op weg niet alleen
en we gaan naar een doel,
waar­van we af en toe even
een glimp mogen opvangen:
zie die mooie dingen,
vergeet niet je te verheugen
over wat God U gegeven heeft.
Er komt nog meer,
de mooie dingen in ons leven
zijn een tipje van de sluier
die wordt opgelicht
van wat nog komen gaat.

En het is onze chris­te­lijke taak
om door goed te zijn en goed te doen
hier op aarde
tipjes van die zelfde sluier op te lichten
voor andere mensen,
vooral in het leven van mensen
die het niet zo ge­mak­ke­lijk hebben,
om hen - zoals Jezus deed voor Zijn leer­lin­gen op de berg -
iets van de hemel op aarde te laten zien.
AMEN

Terug