Arsacal
button
button
button
button


Gerenoveerd Karmelklooster ingewijd

Karmelietessen in Vogelenzang

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 6 april 2014 - 1087 woorden
Gerenoveerd Karmelklooster ingewijd

Op zon­dag 6 april mocht ik het gereno­veerde klooster van de Karme­lie­tes­sen van het God­de­lijk Hart van Jezus in Vo­ge­len­zang inwij­den. Na de heilige Mis gingen de zusters in pro­ces­sie naar het klooster­ge­bouw dat helemaal is opgeknapt om ook - hopen­lijk - nieuwe kan­di­da­ten voor het reli­gi­euze leven te verwel­ko­men.

Hiernaast een groeps­foto in de even­eens geheel vernieuwde kapel. Naast de provinciale overste zr. Elvira Maria was ook Moeder M. Angelina, de alge­meen overste aanwe­zig om deze heuge­lijke dag bij te wonen. Maan­dag 7 apriul wordt de kapel ingewijd door mgr. dr. J. Punt.

Homilie

Vijfde zon­dag van de Veer­tig­da­gen­tijd jaar A

Beste zusters,
Op deze mooie dag
waarop we het gereno­veerde klooster
mogen inzegenen,
ben ik na­tuur­lijk heel blij in Uw mid­den te zijn.
Er is hier veel gebeurd
waarvoor ik de zusters hier dank­baar ben.
Toen ik een jonge pries­ter was
hebben de zusters ons welkom geheten
om hier be­zin­nings­da­gen te hou­den.
Later mocht ik terug keren
om hier het semi­na­rie te beginnen.
Vaak hebben pries­ters hier be­zin­nings­da­gen gehou­den
evenals allerlei andere mensen,
groepen, jon­ge­ren­week­enden.
De zusters hebben zich echt ingezet
voor de opbouw van de Kerk
en daar ben ik U dank­baar voor.
U hebt zich nooit laten lei­den
door de gedachte dat het toch allemaal
wel niks zou wor­den,
maar U ben met ver­trouwen
aan de slag gegaan.
En verheugd ben ik na­tuur­lijk ook
dat er een nieuwe gene­ra­tie is,
die het kloosterleven hier voortzet,
met zelfs ruimte voor een noviciaat.
Graag wil ik er bij­zon­der voor bid­den
dat de Heer deze nieuwe stappen mag zegenen,
dat Hij U goede roe­pingen mag schenken
en de zusters hier een goed apos­to­laat
mogen kunnen opbouwen
in de geest van de stichteres.

Het is wer­ke­lijk iets moois
als je ge­roe­pen wordt
om je leven aan God te schenken,
ook al be­ant­woor­den we die roe­ping
op onvolmaakte wijze.
Maar onze eigen onvolmaakt­heid,
onze men­se­lijke zwak­heid,
is tege­lijk een gave
want die maakt ons dui­de­lijk
dat we onze kracht niet moeten zoeken
in wat we zelf kunnen,
maar in Gods genade.
Wij ervaren onze grenzen
en dat we hier of daarin
weer in de fout zijn gegaan,
terwijl we al zo vaak tegen ons­zelf hebben gezegd:
wees toch eens wat voor­zichti­ger,
praat toch niet zo,
denk toch niet zo,
ver­trouw eens wat meer,
laat je toch eens wat min­der lei­den
door je eigen emoties, enzo­voort.
Dat we die grenzen ervaren
moet ons niet terneer­ge­sla­gen maken,
maar het moet ons helpen om te denken:
Zie je wel,
ik kan het niet,
maar Hij kan het wel;
Hij helpt mij hier door­heen.
Pas als je opgeeft,
heb je verloren.
Want al heb je een slag verloren,
dan heb je nog niet de oorlog verloren.
Voer de goede strijd,
met vallen en opstaan,
maar ga steeds opnieuw
naar het ver­trouwen.

Zusters, reli­gi­euzen,
hebben één ge­za­men­lijk ideaal,
maar zij zijn onderling heel ver­schil­lende mensen.
Dat is niet erg,
als we maar steeds om de genade vragen
elkaar te mogen dragen en verdragen in liefde.

Ook in het evan­ge­lie van vandaag
staan twee heel ver­schil­lende mensen centraal:
Marta en Maria.
We kennen hen al uit die scene in het evan­ge­lie
waar Marta druk bezig is
de gasten te ver­zorgen
en ijverig heen en weer rent,
terwijl Maria aan de voeten van de Heer zit.

In dit evan­ge­lie zien we dat weer:
Marta is de meest actieve,
zo gauw zij hoort dat Jezus komt,
is zij al opgesprongen
om Hem tegemoet te gaan.
Maar Maria bleef thuis.
Zij stond pas op toen Marta terug kwam
expres om haar te roepen:
“De Meester is daar en vraagt naar je”.
Daarna stond Maria meteen op
en ging naar Jezus toe.

Zo zijn er onder de zusters zeker ook
heel ver­schil­lende mensen,
de één is heel actief
en staat on­mid­del­lijk klaar,
een ander is veel meer afwachtend
en dat maakt ook niet uit.
Jezus leert ons dat we ons
aan derge­lijke verschillen onder mensen
niet moeten storen.
Ie­der­een mag zijn, zoals hij of zij is,
we moeten aller­eerst elkaar proberen te aan­vaar­den
zoals we nu eenmaal zijn.
Die verschillen zijn niet be­lang­rijk
als we maar het diepe verlangen
in ons hart bewaren
om - net als Maria -
on­mid­del­lijk op te staan
als Jezus er is en ons roept.

Wat ver­der opvalt is dat beide zusters
precies de zelfde woor­den spreken
als zij met Jezus spreken
over het verlies van Lazarus, hun broer:
“Heer, als U hier was geweest,
zou mijn broer niet gestorven zijn”.
Beide zusters, hoe ver­schil­lend ze ook zijn,
hebben dus dat­zelfde geloof en ver­trouwen
in hun hart:
als Jezus er was geweest,
was Lazarus niet gestorven.
Jezus had hun broer voor de dood kunnen behoe­den,
daar zijn ze vast van overtuigd, allebei.
Maar dan zie je ook het verschil:
Maria begint te huilen, te wenen
en als Jezus dat ziet wordt Hij ook ontroerd.
Marta, de doener, de prak­tische,
schakelt meteen over naar wat er nu nog kan gebeuren,
naar de oplos­sing voor dit sterf­ge­val:
“Maar zelfs nu weet ik,
dat wat Gij ook aan God zult vragen,
God het U zal geven”.

Dus, hoe ver­schil­lend U ook
onder elkaar moge zijn,
be­lang­rijk is dat U leeft in geloof en ver­trouwen,
het ver­trouwen dat God zelfs
doden tot leven kan wekken.

Als er iemand gestorven is,
is dat heel de­fi­ni­tief.
De oudere zusters hier hebben al
van vele medezusters
afscheid moeten nemen
en zij ervaren de schei­ding,
denken terug aan de zusters die zij missen.
Toch zegt ons geloof ons telkens weer:
zij zijn niet “weg”, zij leven
voor het aanschijn
van onze God en Heer.
Zij horen er in zekere zin
nog altijd bij.
Het grote won­der dat Jezus
vandaag in het evan­ge­lie verricht,
dat Hij een man - Lazarus - tot leven wekt,
die al vier dagen eer­der in het graf was gelegd
en ontbin­dingsver­schijn­selen begon te vertonen,
dat won­der wil ons laten weten:
Jezus is Heer van leven en dood,
Hij overwint de dood,
door Hem en in Hem
zijn wij allen
bestemd om voor altijd te leven.

En zo is heel dit evan­ge­lie
een oproep tot ver­trouwen:
altijd en in alle omstan­dig­he­den,
hoe moei­lijk ook,
moeten we, nee: mogen we ver­trouwen.
God is altijd groter
dan wat wij denken niet aan te kunnen.

Mis­schien leidt de Heer het niet altijd zo
als wij gehoopt zou­den hebben, dat kan,
maar:
Blijf ver­trouwen! Blijf geloven!
Als je gelooft, zul je Gods heer­lijk­heid zien!


Van harte wens ik U toe
dat U hier heel goed en fijn zult kunnen wonen,
elkaar steunend en dragend in het geloof
en altijd met het ver­trouwen
dat zo ken­mer­kend was
voor de geest van de zalige
moe­der Maria-Teresa Tauscher.

Moge U in haar geest
hier tevre­den en voorspoe­dig leven,
tot eer van God,
Vader, Zoon en heilige Geest.
AMEN.

Terug