Arsacal
button
button
button
button


‘Om het licht te zien moet je weten wat duisternis is’

Dagmis van Kerstmis

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 25 december 2016 - 954 woorden
Het kathedrale koor oefent voor de Mis
Het kathedrale koor oefent voor de Mis
‘Om het licht te zien moet je weten wat duisternis is’

De Dagmis van kerst­mis heb ik in de ka­the­draal gevierd. Het was een fees­te­lij­ke vie­ring waarin de senioren van het ka­the­drale koor de Missa in honorem Sancti Nicolaii zongen van J. Haydn.

HOMILIE

Zalig

Van harte wens ik U allen
een mooi en zalig kerst­feest toe.
Voor alle dui­de­lijk­heid:
Dat katho­lie­ke “zalig”
slaat niet op het lekkere eten
dat wij op het kerst­feest zullen genieten,
al wens ik U dat ook wel toe,
maar het slaat op héél de mens,
ons algehele welbevin­den:
we spreken er de hoop mee uit
dat dit kerst­feest ons
gees­te­lijk goed mag doen,
gelukkig zal maken,
vrede en harmonie zal geven
naar lichaam en ziel,
ons dichter bij God mag brengen
die in Jezus
zo dicht bij ons geko­men is.
Zalig kerst­feest, dus!

Iets min­der roman­tisch

Vannacht is het kerst­ver­haal gelezen
over Maria en Jozef met hun ezel op weg,
over de engelen die van vrede zongen
boven de stal van Beth­le­hem,
waar her­ders en wijzen
het pas­ge­bo­ren kind kwamen aanbid­den.
Dat was van­nacht.
Vanmorgen is het mis­schien wel
iets min­der roman­tisch.
Het gaat over
licht dat in de duisternis schijnt,
over het Woord dat vlees gewor­den is,
over de Heer die niet aanvaard en afgewezen wordt,
kortom het gaat van­mor­gen over de kern
van de bood­schap van kerst­mis

Toon Hermans

Ik denk dat het Toon Hermans was
die ooit in een van zijn conferences heeft gezegd:
“Om het licht te kunnen zien,
moet je weten wat het duister is”.
Daar wilde hij mee zeggen:
je ervaart iets pas als een geschenk,
je waar­deert iets pas
als je je realiseert
dat het ook anders kan zijn,
niet van­zelf­spre­kend is.
Wie de oorlog had mee­ge­maakt,
kreeg waar­de­ring voor voedsel;
wie zich erg alleen voelde,
ervaart daarna meer de vreugde van een relatie;
wie geen kin­de­ren kon krijgen,
is dubbel blij als er toch één geboren wordt;
wie een arme tijd heeft gekend en gebrek heeft gele­den,
waar­deert het veel meer
als er betere tij­den en wel­vaart komen
dan iemand die alleen maar wel­vaart heeft gekend.
Toon Hermans kon het licht waar­de­ren,
omdat hij het donker kende:
als kind had hij beide mee­ge­maakt:
tij­den van licht en tij­den van duisternis,
zijn successen,
maar ook de vroege dood van zijn vader
en tij­den van armoe en gebrek.
Sint Nicolaas vond hij toen niet zo leuke man.

Het cadeau zien

“Het licht schijnt in de duisternis
maar de duisternis nam het niet aan”.
Dat heeft dus ook wel te maken met
hoe we naar ons eigen leven kijken:
als we het mooie zien dat ons is toe­ge­vallen,
leidt dat tot waar­de­ring
en waar­de­ring leidt tot dank­baar­heid
en dank­baar­heid leidt tot vreugde en vrede.
Maar voor wie wel­vaart, ge­zond­heid
en eigen onaf­han­ke­lijk­heid en alles
min of meer van­zelf­spre­kend vindt,
wie het goede en mooie niet ziet als cadeau,
maar kijkt naar wat daaraan ontbreekt
als iets dat hem of haar is afgeno­men,
die blijft met duisternis zitten.

Onze ster

Om het licht te zien
moeten we vaak
heel goed kijken.
Het is maar een kind
dat op kerst­mis geboren wordt,
in een stal in een uit­hoek
van het grote Romeinse rijk.
Je moet goed zoeken om dat licht te vin­den,
zoals die wijzen uit het oosten doen,
die geleid door een ster
op weg gingen.
Onze ster zijn de woor­den van God
en de goede, mooie
waar­den en over­tui­gingen van ons hart,
waardoor wij ons laten lei­den.
Die brengen ons ver­der
en helpen ons om
dat ware licht
dat op kerst­mis is geboren
te vin­den en te aan­vaar­den.

Waar was Hij?

Als we lezen en horen van de aan­slag
op de kerst­markt in Berlijn,
als we de beel­den van Aleppo zien,
de puinhopen, de slacht­of­fers, de doden,
de vluch­te­lingen en geëvacueer­den,
ben je geneigd om te denken:
Waar was God?
Waar was Hij in vredes­naam?
Toch was Hij daar ook in Aleppo,
bij­voor­beeld in de blauwe zusters,
die daar ge­ble­ven zijn
om naast de mensen te staan,
zoals eer­der Frans van der Lugt,
die Neder­landse pries­ter-Jezuïet
dat deed in Homs.

Geen grote regisseur

“Aan allen die Hem wel aan­vaar­den
gaf Hij het vermogen kin­de­ren van God te wor­den”.
Dat kind in de stal van Beth­le­hem
heeft ons uit­ein­delijk lot ten goede gekeerd
en Hij heeft ons een weg gewezen
om in Zijn kracht
mensen te zijn die licht ont­van­gen
en door­ge­ven.
God is deze wereld niet gaan “regelen”
als een soort grote, mach­tige regisseur,
die alle touwtjes in han­den heeft
en er wel even voor gaat zorgen
dat onrecht en geweld niet meer voor­ko­men.
Nee, zo niet: Hij is geko­men als een kind,
een weerloos kind in eenvoud, geweldloos,
een kind dat liefde oproept
en dat ons inspireert
om zelf een po­si­tie­ve bijdrage te gaan geven
om van deze wereld een plaats te maken
waar vrede kan wonen en liefde
en alles wat goed en mooi is.
Op kerst­mis heeft God ons de taak in han­den gegeven
om bewerkers van vrede te zijn.

Tijn

Heel Neder­land leeft mee met Tijn.
Zes jaar oud en ongeneeslijk ziek door hersenstamkanker
zet hij zich in om geld in te zamelen
voor de be­han­de­ling van kin­de­ren
die aan longontste­king sterven.
Hoe zal men aan Tijn terug denken
als hij er niet meer is?
Als hij een engel in de hemel is,
zullen wij op aarde het mooie spoor dat hij achter liet
in her­in­ne­ring hou­den;
dat zal zijn ouders troosten
en allen die hem zullen missen
en als hij het allemaal een beetje aan blijft kunnen
zal het Tijn ook zelf veel vreugde en voldoe­ning geven:
hij heeft van zijn leven
iets moois gemaakt,
iets waarde­vols.

Uit de ge­van­ge­nis

Dat hoort bij Kerst­mis:
Jezus is geboren
om ons te red­den,
om ons eens naar de hemel te brengen
maar ook om ons hier te bevrij­den
uit de ge­van­ge­nis van ons eigen “ik”.

Laten we het licht van Kerst­mis,
dat ware licht dat iedere mens verlicht
ont­van­gen en door­ge­ven...
Amen.

Terug