Arsacal
button
button
button
button


Zet je in en zie de hand van God

Derde zondag van Pasen C

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 5 mei 2019 - 986 woorden

Zondag 5 mei - Be­vrij­dings­dag - was ik voor de heilige Mis in de ka­the­draal. De leer­lin­gen zijn terug­ge­keerd naar hun oude bestaan: dat van vissers op het meer van Galilea. Daar wor­den ze opnieuw aan­ge­spro­ken en ge­roe­pen. En aan Petrus die zijn Heer driemaal had verloochend, vraagt de verrezene tot driemaal toe: “Heb je me lief?”

 

Homilie

Wat we niet kunnen en wat we wel kunnen

Ik denk dat we er allemaal wel
regel­ma­tig mee wor­den gecon­fron­teerd
dat we aan de ene kant beperkte mensen zijn
- hoeveel dingen gebeuren er niet,
ook in ons eigen leven,
die we graag anders had­den gezien,
die we niet kunnen ver­an­de­ren,
die we niet krijgen zoals we die eigen­lijk
graag zou­den hebben of zien -
maar dat we aan de andere kant
toch ook wel mooie dingen hebben kunnen bereiken.
Som­mi­ge mensen zullen dan denken
aan hun loop­baan in het maat­schap­pe­lijk leven,
anderen aan hun gezin
of aan wat ze voor andere mensen hebben mogen betekenen.

Rijk

De glimlach op het gezicht van een zieke,
de dank­baar­heid van iemand die een moei­lijke periode doormaakt
of van iemand die zich alleen voelt staan, enzo­voorts:
dat is vaak meer waard
dan de hoofd­prijs in een loterij,
want het zijn dit soort dingen
die ons leven rijk maken.
Dus aan de ene kant
maken we mee dat we tegen grenzen aan lopen,
niet voor elkaar kunnen krijgen wat we zou­den willen,
terwijl we aan de andere kant
hope­lijk ook regel­ma­tig mogen zien
dat ons leven een bijdrage kan zijn en is
aan de opbouw van een mooie en betere wereld.

Grenzen ervaren

Maar soms kan die negatieve kant,
dat ervaren van de grenzen,
de boven­toon voeren.
Dan is het tijd - niet voor moedeloos­heid -
maar voor een nieuw begin...
En we moeten in feite wel proberen
het over te geven:
het wereld­ge­beu­ren
en het goede verloop van onze familie
of van ons eigen leven,
dat alles hangt nu eenmaal niet van ons af
en het is goed te ver­trouwen
dat er daar Boven Iemand is die met ons mee zorgt.

In treurnis

Dat ervaren de leer­lin­gen van Jezus
bij het meer van Tiberias;
dat is het meer van Galilea
waar ze ooit door die­zelfde Heer waren ge­roe­pen
om alles achter te laten en Hem te volgen.
Dat en­thou­sias­me waar­mee ze ooit
alles had­den opge­ge­ven,
alles had­den achter gelaten om Jezus te volgen,
was wel een beetje weggeëbd.
Op het moment dat dit evan­ge­lie begint,
zitten de leer­lin­gen nog in de treurnis
over het lij­den en sterven van Jezus.
Zeker, de eerste ver­schij­ningen zijn geweest,
ze hebben de Heer gezien,
maar dat zijn maar momenten geweest
en ze weten niet
wat ze daar mee kunnen of moeten
en de sfeer rond de stad Jeru­za­lem
was nog steeds vijan­dig, nega­tief.

153 stuks

Nu zijn ze in het rus­tige, lan­de­lijke Galilea
en ze weten niet beter te doen
dan hun oude beroep maar weer op te pakken.
Ze vallen terug op het oude, ver­trouwde:
ze gaan weer vissen.
Maar dat tegen grenzen aanlopen
wordt nog eens beves­tigd
doordat ze die hele nacht niets vangen.
Tegen de ochtend
- als het voor ‘t vissen guns­tige moment al voorbij is -
klinkt de opdracht
om het net uit te gooien op een bepaalde plaats,
rechts van de boot
en de leer­lin­gen vangen een overvloed aan vis,
153 stuks,
zoveel als er toen aan soorten bekend was.
Die leer­lin­gen hebben het zelf gedaan,
deze vangst;
zíj hebben het net uitgegooid.
Zij zou­den achteraf in de kroeg
een stoer verhaal kunnen ver­tellen
over die enorme vangst die ze had­den gedaan.
Maar als ze reëel zijn,
moeten ze erkennen
dat het hun is gegeven.

Denken in geschenken

Precies dat­zelfde geldt voor ons.
Als wij mogen bemerken
dat we iets goeds hebben kunnen doen,
een re­sul­taat hebben behaald
en vooral wanneer we
iets hebben kunnen betekenen voor een ander,
dan is het goed en reëel
om daarbij te bedenken
dat we het aan de ene kant zelf hebben gedaan,
maar dat we het aan de andere kant hebben gekregen:
het was een gave, een cadeautje,
dat we dit hebben mógen betekenen:
we hebben de gaven en de moge­lijk­he­den gekrégen
om dit te kunnen doen.
Denk niet in pres­ta­ties van jezelf,
maar in gaven en moge­lijk­he­den
die je zijn ge­schon­ken.
Dat is niet alleen de wer­ke­lijk­heid,
het maakt ons leven bovendien veel mooier.

Hij hééft al vis

Als de leer­lin­gen aan land komen
met die grote hoeveel­heid vissen,
staat Jezus daar al bij een vuurtje
met brood en vis erop.
Hij hééft dus al vis,
voordat Hij de leer­lin­gen vraagt
om de vis erbij te brengen
die zij zelf zojuist gevangen hebben.
Jezus is dus niet af­han­ke­lijk van Zijn leer­lin­gen
voor het hebben van vis.
En zo is het ook weer met ons allen.
De Heer nodigt ons uit
en vraagt ons om met Hem mee te werken,
mee te bouwen aan dat ko­nink­rijk van God,
aan een betere wereld.
Tege­lijk mogen we ons rea­li­se­ren
dat we er niet alleen in staan
en dat het uit­ein­delijk allemaal
niet van ons afhangt.

Mensenvissers

Die vraag van die man aan de kant van het meer
moet de leer­lin­gen her­in­ne­ren
aan de uit­no­di­ging die ze ooit had­den gekregen
om mee te gaan en mensenvissers te wor­den.
Die 153 vissen geven aan
dat ze naar alle soorten mensen
op de hele wereld
wor­den uitgezon­den.
En tege­lijk geeft dit hele gebeuren aan,
dat ze niet moeten denken
dat alles van hen afhangt
en dat zij het middel­punt zijn
en de kerk niet zon­der hen kan.

Zet je in en zie de hand van God

Dit gebeuren
is ook voor ons opge­schre­ven.
Het is een uit­no­di­ging
om ons in te zetten,
zeker: in be­schei­den­heid,
maar niet te gauw denken
dat het toch niks wordt,
want de Heer werkt met ons mee!
Zet je in
en zie de hand van God.

Terug