Arsacal
button
button
button
button


Leven en dienst van de diakens

Avond diaken-kandidaten met nieuwe vice-rector

Overweging Roeping - gepubliceerd: woensdag, 10 maart 2021 - 2329 woorden
De diaken assisteert aan het altaar
De diaken assisteert aan het altaar
in de kracht van de Geest....
in de kracht van de Geest....
De diaken verkondigt het woord van God
De diaken verkondigt het woord van God

Op woens­dag­avond was ik bij de ont­moe­ting van de kan­di­da­ten voor het per­ma­nent diaconaat in ons bisdom, die van­wege de pandemie nog digi­taal was. Na het samen bid­den van de Vespers heb ik deze inlei­ding gehou­den over de roe­ping en vor­ming tot het diaconaat, waarna we met elkaar hebben ge­spro­ken en ieder een ge­tui­ge­nis van zijn eigen roe­ping gaf. Rector Luc Georges is vice-rector gewor­den van de oplei­ding en zal daar samen met vica­ris Bruggink verant­woor­de­lijk voor zijn.

Vice-rector

Rector Luc Georges is al vele jaren rector van het Re­demp­to­ris Mater semi­na­rie en heeft dus veel erva­ring in de be­ge­lei­ding van roe­pingen en kan­di­da­ten voor het gewijde ambt. Ik heet hem dan ook van harte welkom in deze nieuwe taak! Hij heeft met bijna alle acht kan­di­da­ten al kennis gemaakt en was nu dus ook aanwe­zig bij de avond.

Pro­mo­tie

Aan het begin van de bij­een­komst heb ik er even op gewezen dat Vica­ris Bruggink bin­nen­kort za;l pro­mo­veren in de theo­lo­gie op een inte­res­sant kerk­his­to­ri­sch proef­schrift over de visie op het primaat­schap van de paus zoals die door paus Innocentius II werd ont­wik­keld, welke ont­wik­ke­ling van grote invloed werd op het geloofsbewust­zijn van de katho­lie­ke kerk en de ver­hou­ding tot de orthodoxie. Wij wensen hem hier­voor veel zegen en succes!

Diaken­wij­ding

Na­tuur­lijk ston­den we er even­eens even bij stil dat Wim Zurlohe op tweede Paas­dag tot diaken zal wor­den gewijd. Wij wensen hem een goed en gezegende voor­be­rei­ding. Vrij­dag 12 maart zal hij na de Eucha­ris­tie­vie­ring in de ka­the­draal de laatste offi­cië­le stap van voor­be­rei­ding zetten: het afleggen van de ge­loofs­be­lij­de­nis en de eed van trouw.

Hoewel het mooi was om zo met elkaar verbon­den te zijn, hoop ik van harte dat de fysieke ont­moe­ting weer spoe­dig moge­lijk wordt.

 

LEVEN EN DIENST VAN DE DIAKENS

Herstel van de diaken


Zoals jullie zullen weten is het ambt van diaken door het tweede Vati­caans concilie als eigen ambt her­steld en heeft daar­mee de per­ma­nent diaken opnieuw zijn intrede gedaan in het ker­ke­lijk leven; in zekere zin is dat een herstel van wat in de jonge kerk gewoon was. Toen waren er veel diakens waar­van de bekendste wel zijn: de heilige Stefanus (de eerste marte­laar en één van de eerste diakens), de H. Lau­ren­tius (ook een marte­laar, die in Rome voor de armen­zorg verant­woor­de­lijk was) en de H. Vin­cen­tius (marte­laar en patroon van de wijn­bouw). Ook Fran­cis­cus van Assisi wordt vaak als diaken afge­beeld, maar of dat klopt laten we hier maar in het mid­den; hij zong in ieder geval als diaken het evan­ge­lie in de kerst­nacht. In ons eigen bisdom kennen we de heilige diaken Adalbertus, één van de grote geloofs­ver­kon­di­gers van ons land; de abdij van Egmond is naar hem genoemd.

Aan deze heilige voor­beel­den zien we al dat het diaconaat een bij­zon­dere en mooie roe­ping is; dat zul je ook kunnen horen uit de ge­tui­ge­nissen van wie met hart en ziel diaken zijn. Tege­lijk wordt hieruit dui­de­lijk dat het niet zomaar iets is: het is een roe­ping en een zen­ding die je dichter met Christus en de Kerk verbindt en die een nieuwe wijze van leven vraagt.

Het diaconaat volgens het concilie

Het tweede Vati­caans concilie (1962-1965) heeft het dienst­werk van het diaconaat be­schre­ven aan de hand van de drie taken van Christus (de drie munera) die in heel de door dit concilie gegeven con­sti­tu­tie over de kerk Lumen Gentium een steeds weer te­rug­ke­rende leidraad vormen voor de beschrij­ving van de zen­ding van de gelo­vi­gen: het gaat om de dienst, de “diaconia” - zo wor­den die taken, die munera, bij de diakens genoemd -, van de li­tur­gie, het woord en de caritas (LG 29). Dat zijn de terreinen waarop de diaken bij­zon­der actief is: in de li­tur­gie, in de ver­kon­di­ging van het woord en in de caritas.

Dat laatste ele­ment is de eigen, spe­ci­fie­ke manier waarop de diaken zich inzet voor kerkop­bouw en pas­to­raat, zon­der daar­mee uit te sluiten dat de diaken ook andere pas­to­rale taken vervult; maar de diaken is dus geen “pastor”: dat is een uitdruk­king die het concilie op de eerste plaats voor de bis­schop gebruikt, als lei­der van de dio­ce­sane geloofs­ge­meen­schap - de par­ti­cu­liere kerk - en een enkele keer voor de pastoor als her­der van een pa­ro­chie­ge­meen­schap. De diakens wor­den gewijd “ad ministerium” (voor het dienst­werk): zij dienen het volk van God, in ge­meen­schap met de bis­schop en zijn pries­ters (LG 29).

Verder is heel be­lang­rijk te vermel­den dat het tweede Vati­caans concilie aangeeft dat de diaken bij zijn wij­ding door een sacra­men­tele genade wordt ge­sterkt. Hij wordt gees­te­lij­ke - clericus -, krijgt deel aan het wij­dings­sa­cra­ment, hij is een gewijde be­die­naar. Dat betekent ook dat de wij­ding niet gaat over het toe­wij­zen van een taak, maar over het “zijn” van degene die de wij­ding ont­vangt.

Een levens­wij­ze

Dat betekent veel voor een diaken. Hij doet dus niet alleen maar een taak, een dienst en het diaconaat is ook niet een soort pluim op zijn hoed, geen “hogere rang” dan de andere gelo­vi­gen en hij is ook geen “halve pries­ter”. Hij ís diaken door een wij­ding die hem omvormt, die hem voor een nieuwe levens­wij­ze bestemt, een leven in dienst van God en de mensen vanuit zijn eigen roe­ping als diaken . Hij leeft als een persoon die op een bij­zon­dere wijze aan God is toegewijd.
Het diaken-zijn gaat dus over het leven van de diaken, zijn toe­wij­ding aan God. De gelo­vi­gen zullen wat dat betreft meer van de diaken ver­wach­ten dan van een wil­le­keu­rige gelo­vi­ge. Ze ver­wach­ten van een diaken dat hij het Woord van God dat hij leest en verkon­digt, zelf in praktijk brengt; dat hij bij­zon­der verbon­den is met de vie­ring van de Eucha­ris­tie waarin hij diaconale assis­tentie verleent; dat hij liefde heeft voor de armsten en de zwakken in wier dienst hij staat.

Concrete uitingen van de toe­wij­ding aan God

Die toe­wij­ding wordt onder meer geconcretiseerd in wat van de diaken wordt verwacht qua gebedsleven: dat hij zoveel moge­lijk dage­lijks de Eucha­ris­tie mee-viert, regel­ma­tig het boete-sacra­ment (de biecht) ont­vangt, dat hij getij­den bidt, in ieder geval lau­den (morgen­ge­bed) en vespers (avond­ge­bed), retraite doet en tijd voor be­zin­ning neemt en over­we­ging van het Woord van God. Tijdens zijn oplei­ding en vor­ming heeft hij al regel­ma­tig contact met een gees­te­lijk leidsman die hem helpt om te groeien in het gees­te­lijk leven.

Het is niet per se zo dat hij klerikale kle­ding draagt; er is geen ver­plich­ting voor per­ma­nent diakens om dat te doen (het is niet verbo­den, maar zeker niet verplicht). Een diaken aanvaardt bij zijn wij­ding wel een voor­waar­de­lijk celi­baat: hij kan niet her­trouwen als zijn echt­ge­note zou komen te over­lij­den. Ook dat is een teken dat het gaat om een fun­da­men­tele toe­wij­ding.

Beschik­baar­heid

En een per­ma­nent diaken heeft een beschik­baar­heid voor de dienst aan de kerk, ook als hij onbezol­digd is; hij zal dus een ruime tijd (toch wel bijna een dag per week) be­schik­baar moeten hebben voor zijn diaconale taak en hij zal ook bereid moeten zijn om binnen de moge­lijk­he­den van zijn werk, gezins- en woon­si­tua­tie in een andere pa­ro­chie of taak aan­ge­steld te wor­den. Bij zijn wij­ding legt hij ge­hoor­zaam­heid af aan de bis­schop en dat heeft met name betrek­king op de beschik­baar­heid om zijn dienst­werk uit te oefenen in overeenstem­ming met de aan­wij­zingen die de bis­schop daarvoor geeft.

Diakenroe­ping en huwe­lijk

Dit betekent ook dat een diakenroe­ping door man en vrouw gedragen moet wor­den (Vgl. Di­rec­to­rium diakens n. 61). Dat is heel be­lang­rijk, want deze roe­ping gaat - zoals gezegd - over een manier van leven, een levens­wij­ze. Na­tuur­lijk is het de diaken die de diakenroe­ping heeft, maar als we be­schou­wen wat het volgen van die roe­ping betekent voor het concrete leven, is het nodig om in alle eer­lijk­heid te zeggen dat de toestem­ming die aan de echt­ge­note wordt gevraagd niet alleen een formele kan zijn, in de zin van: zij staat toe dat hij deze weg gaat. Als het zo is dat de echt­ge­note de toestem­ming geeft “omdat hij het graag wil” en zij hem niet in de weg wil staan, is dat te weinig. Het gevaar is dan te groot dat het gaat wrikken in de relatie en het diaconaat de concurrent wordt van huwe­lijk en gezin. Maar het diaconaat moet het huwe­lijk niet ver­zwak­ken maar juist ver­ster­ken en ver­die­pen. De eerste roe­ping van de gehuwde diaken is zijn huwe­lijk en zijn gezin. Daarom kan het niet anders dan dat de roe­pingsweg van een diaken door een echt­ge­note meebeleefd en mee-vol­trok­ken wordt, anders gaat die weg tussen man en vrouw in staan. De vraag aan de echt­ge­note is dus niet zozeer: “Sta je dit toe, mag het van je?” (ant­woord: nou ja, vooruit maar...), maar “wil jij dit ook?” Als jullie het samen willen en jullie kunnen de dingen die op de roe­ping betrek­king hebben goed met elkaar delen en je voelt dat verlangen om je leven als diaken meer in dienst te stellen van Christus en de kerk, van het volk van God, ga je een prach­tige weg die je leven zal verrijken. Maar altijd zul je moeten blijven bedenken dat je huwe­lijk voorgaat; de zorg voor je huwe­lijk en gezin is een argu­ment waar - als je diaken bent - ook de bis­schop voor zal wijken, zeker als hij tege­lijk ook je dienst­baar verlangen kan proeven. Na­tuur­lijk behoor je als je diaken bent de ver­trouwe­lijk­heid van wat je wordt meege­deeld te bewaren, maar er zijn ook veel dingen die je wél kunt delen en waardoor het gezin, de echt­ge­note kan mééleven.

Ont­wik­ke­ling van het gees­te­lijk leven

Na­tuur­lijk hoeft alles niet meteen al helemaal “af” te zijn als je de diaken­oplei­ding begint. Het is heel gewoon dat je moet groeien in de roe­ping, in een leven met het Woord van God, in een intensiever sacra­menteel leven. Mis­schien had je nog niet gebiecht voordat je met de diaken­oplei­ding begon. Dat kan zijn. Mis­schien heb je in het verle­den keuzes gemaakt die niet bij de roe­ping passen. Er zijn veel aspecten bij­voor­beeld die in onze samen­le­ving heel gewoon gevon­den wor­den - bij­voor­beeld op het gebied van het beleven van relaties en seksua­li­teit - die we als christen en katho­liek niet zo gewoon vin­den en die ook in je eigen leven zijn binnen geko­men. Dat kan zijn. Stap voor de stap mag het groeien en mogen de gees­te­lij­ke aspecten die bij een leven als diaken horen, zich ont­wik­ke­len.

De eerste fase van de oplei­ding is dan ook de ont­wik­ke­ling van de roe­ping en van je gees­te­lijk leven en het laten mee-beleven van die ont­wik­ke­ling door je echt­ge­note, door je gezin. De eerste twee jaar van de oplei­ding zijn daar bij­zon­der aan gewijd, maar ook daarna gaat de ont­wik­ke­ling (hope­lijk) door.

De Admissio

Op het moment - in ieder geval na die twee jaar, maar het kan ook later - dat je diakenroe­ping aar­dig “in de grondverf” staat (je gaat vaker naar de Mis, ook door de week; je hebt een regel­ma­tige biechtaf­spraak; je leven als gelo­vi­ge krijgt meer gestalte en je bidt dage­lijks een deel van de getij­den; je probeert je leven meer met God te beleven..., je voelt je beves­tigd in je roe­ping) op het moment dat dit allemaal vastere vormen begint aan te nemen, kan de tijd geko­men zijn om de admissio te vragen, de offi­cië­le opname onder de kan­di­da­ten voor het diaconaat. Dat is dus een stap die je zelf zet na daarover ge­spro­ken te hebben met je gees­te­lijk leidsman en de rector of vice-rector, na gebed en re­flec­tie; deze aan­vraag doe je in ieder geval niet zon­der een serieus gesprek met je gees­te­lijk bege­lei­der over de vraag of je inder­daad zover gegroeid bent in een rus­tige zeker­heid over je roe­ping en in het beleven van je geloof dat het moment geko­men is om je roe­ping voor Christus en de Kerk door de Admissio te beves­tigen.

De aan­stel­lingen tot lector en acoliet en de ge­loofs­be­lij­de­nis

De aan­stel­lingen tot lector en acoliet, die daarna komen in de loop van de oplei­ding en vor­ming, zijn een bij­zon­dere uit­no­di­ging om je gees­te­lijk meer te verbin­den met het woord van God (dat je als lector en later als diaken voorleest) en met het altaar waar de Eucha­ris­tie wordt gevierd (waaraan je als acoliet en later als diaken assis­teert).

Kort voor de diaken­wij­ding tenslotte, leg je de ge­loofs­be­lij­de­nis en de eed van trouw af voor de bis­schop of diens ver­te­gen­woor­diger.

Pas­to­rale stages

Een be­lang­rijk aspect van de vor­ming zijn de pas­to­rale stages en vooral de be­ge­lei­ding daarbij, die ook ‘super­vi­sie’ wordt genoemd. Die stages en de be­ge­lei­ding helpen je om meer empathisch te wor­den: echt te luis­te­ren naar mensen, met hen mee te voelen, want het pas­to­raal gesprek gaat niet over je zelf; en tege­lijk om te leren hoe je God ter sprake kunt brengen: Zijn Liefde, Zijn Woord, Zijn Open­ba­ring. Ook de vor­ming op het gebied van de li­tur­gie en de ver­kon­di­ging is be­lang­rijk. Soms merk ik bij­voor­beeld weleens ver­baasd op dat een diaken geen weg weet in het altaar­missaal. En een diaken heeft ook als taak te dopen, uit­vaar­ten en huwe­lijks­vie­ringen te doen.

Navol­ging van Christus

Maar het aller­be­langrijkste is de navol­ging van Christus, die geko­men is om te dienen, niet om gediend te wor­den. De kern van het verlangen om diaken te wor­den is dat je Jezus Christus wilt navolgen en dienst­baar wilt zijn op de manier die Hij voor je heeft bestemd. Zijn wil voor je leven leren kennen is ook je roe­ping beter leren kennen. En je bent als diaken een man van de Kerk met een roe­ping om dienst­baar te zijn aan de mensen.

Dus uit­ein­delijk komt diaken­oplei­ding erop neer dat je je inzet met de hulp van allen die bij je vor­ming betrokken zijn, om te groeien in dienst­baar­heid en liefde voor Christus, voor de kerk, voor de mensen, in je roe­ping tot het diaconaat.

+Johannes Hendriks

Terug