Arsacal
button
button
button
button


Sint Jansprocessie in Laren

Nieuws - gepubliceerd: zondag, 23 juni 2013 - 1106 woorden
De processie stelt zich op in de basiliek
De processie stelt zich op in de basiliek

Zondag 23 juni vond in Laren het Sint Jans­feest plaats. Ieder jaar weer een heel bij­zon­der gebeuren. Er wor­den prach­tige bogen opgericht, de kerk is schit­te­rend versierd, de pro­ces­sie trekt uit met harmonie, bruidjes, vaandels, pries­ters, veel acolieten, broe­der­schappen, rid­ders van het heilige Graf en nog veel meer, allemaal ter ere van Sint Jan, die zijn naam “De Doper” eer aandeed door af en toe voor wat water te zorgen.

Tijdens de heilige Mis op het kerkhof zong Pearl Josephs­zoon een prach­tig lied. Zij werkte mee aan het jon­ge­ren­pro­gramma waaraan zo'n vijf­tig jon­ge­ren deelnamen. Op het einde van de pro­ces­sie, terug­ge­keerd in de kerk, zong de over­volle basilie het aloude Sint Jans­lied met zijn vele coupletten.

Hier­on­der de homilie die ik tij­dens de Mis heb gehou­den

homilie

Het is me een vreugde
met U hier de heilige Eucha­ris­tie te mogen vieren.
De Sint Jans­pro­ces­sie is ieder jaar weer
een prach­tig gebeuren!
Dit jaar is het thema
“Ont­moe­ting met de Heer in het jaar van het geloof”.
Dat is na­tuur­lijk een thema
dat zeer goed bij het Sint Jans­feest past.
Heel het leven van Johannes de Doper
was bij uitstek gericht op
het ont­moe­ten van de Heer.
Johannes wees Hem aan,
toen Jezus daar stond aan de Jordaan:
“Zie het Lam Gods”;
Johannes was een beetje onaan­ge­past
zoals hij optrad in zijn kleed van kameelhaar
met een menu van sprinkhanen en wilde honing,
aan de rand van de woes­tijn.
Maar dat paste goed bij zijn bood­schap
dat de mensen niet teveel op moesten gaan
in de wereld en de dingen van de wereld,
in geld en macht, in hebben en hou­den.
Hij nodigt de mensen uit zich tot God te keren
met zijn oproep tot boete en levens­ver­nieu­wing
en hij vindt dat hij­zelf kleiner moet wor­den,
zodat de Heer groter kan wor­den.
Dus heel de inzet van het leven van Johannes
was erop gericht
dat we de Heer zou­den ont­moe­ten.
Zelf leefde hij daarom afgezon­derd, in de woestenij
als het ware om aan te geven
dat je wel een beetje afstand moet nemen
van je gewone beslomme­ringen,
van je dage­lijkse leven
om God te ont­moe­ten.

Voor veel mensen in de omge­ving van de Doper
begon het toch allemaal wel
al bij diens geboorte,
die zo won­der­lijk verlopen was:
dat Sint Jan geboren werd
uit een moe­der die nooit kin­de­ren had kunnen krijgen
en daar nu eigen­lijk al te oud voor was,
dat die geboorte was aan­ge­kon­digd in de tempel
toen vader Zacharias daar als Joodse pries­ter het offer mocht brengen
en dat die vader daarna pas weer kon horen en spreken
toen zijn zoon geboren was,
dat werd door de mensen
toch wel als een won­der ervaren
en dus als een ont­moe­ting met de Heer.
En daar, precies daar
begint het ook vaak in ons eigen leven:
we ont­moe­ten de Heer
doordat ons hart op een gegeven moment wordt geraakt.
Je maakt iets mee
- en dat kan heel moei­lijk zijn of vreug­de­vol,
een kruis of een knipoog van God -
en je merkt:
Ik sta hier niet alleen.
Je ervaart een aanwe­zig­heid.
Soms voel je je gesteund in moei­lijke tij­den,
soms voel je je gedragen als op vleugels.
(Hier heb ik een gedeelte van het lied van Pearl geci­teerd,
dat prach­tig aansloot)
Ineens of gelei­de­lijk wordt het ons bewust:
Hij is er, God bestaat
en Hij geeft om mij,
ik heb een band met Hem.
Daar zijn er altijd twee voor nodig,
zoals bij elke liefdes­re­la­tie:
het is een kwestie van genade
als we de Heer ont­moe­ten:
God is aan het werk, Hij geeft het ons;
maar het gaat nooit buiten ons om,
we kunnen de Heer alleen ont­moe­ten
als we ervoor open staan en als het “klikt”.
Er is een zeker verlangen nodig in je eigen hart.
Eigen­lijk niet heel veel anders dus
als in een relatie tussen mensen.

Soms is het voor mensen heel erg moei­lijk
om er open voor te zijn.
Dat kan zijn omdat iemand heel uit­slui­tend
met de dingen van het aardse, van de wereld bezig is,
of uit angst of door andere oor­zaken,
zoals een diepe teleur­stel­ling.
Het lij­den op onze levensweg
stelt ons bij­voor­beeld voor zo’n keuze.
Toen ik pastoor was kreeg ik ooit eens te maken
met een vader en moe­der
die een dochter had­den verloren
bij een ver­keersongeluk.
De vader kwam er nooit meer overheen,
hij raakte verbitterd, kwaad op God
en na de uit­vaart kwam hij niet meer naar de kerk.
Maar de erva­ring van zijn vrouw
was helemaal anders geweest
en zij kwam na de uit­vaart
voor­taan iedere dag naar de Mis.
Het lij­den stelt ons voor vragen en keuzes
om verbitterd af te haken
of om ons open te stellen voor God.
Zo ging het ook bij Johannes de Doper.
Hij werd door Herodes in de ge­van­ge­nis gegooid,
een diepe kerker met slechte vooruit­zichten
en toen kwamen de vragen en de twijfels:
is Jezus wel de Messias
of hebben we een ander te ver­wach­ten?
Als je in de put zit, echt in de put
komen nooit de beste gedachten naar boven!
Beter te wachten
en moed te verzamelen!

We zeggen vaak
dat nood leert bid­den.
Dat is dus dui­de­lijk niet altijd zo,
maar het klopt wel een beetje;
want als alles je voor de wind gaat,
je geen bij­zon­dere tegen­slag hebt,
je pres­teert fan­tas­tisch, je hebt geld als water
en volop vrien­den
en er is in je naaste omge­ving niemand erns­tig ziek,
dan beleef je alles meestal toch iets op­per­vlak­kiger,
je wordt niet zo met je neus op de feiten gedrukt,
dan kan de materie je God wor­den
en een echte God heb je dan eigen­lijk niet zo nodig.
Na­tuur­lijk weten we allemaal
dat zo’n periode van voorspoed,
zon­der grote problemen,
voor­bij­gaand is, een fase,
maar problemen en zorgen
staan dan toch ver­der van je af
en ze zijn niet zo’n reali­teit.
Een moei­lijke periode in ons leven
kan ons dichter bij God brengen.
Een kruis is niet alleen maar nega­tief.

Toen Johannes werd geboren,
barstte zijn vader in een lofzang ui:
“Geprezen zij de Heer”;
hij zag Gods hand in het gebeuren
rond de geboorte van zijn zoon
en hij werd vervuld met de heilige Geest.

Dat is altijd een weg om de Heer te ont­moe­ten:
de dank­baar­heid.
Als je de weg waarlangs God je geleid heeft,
de kin­de­ren en klein­kin­de­ren,
de liefde van mensen,
en ook de kleine dingen van iedere dag
als gaven kunt zien,
geschenken die je zijn toe­ver­trouwd
en die je uit­ein­delijk niet
aan eigen kracht en eigen ver­diensten kunt toe­schrij­ven,
dan zul je dank­baar leven
en dat houdt ons ergens klein, een­vou­dig, be­schei­den,
ook als het ons goed gaat

Dank­baar­heid is en blijft altijd
een mooie manier om God te ont­moe­ten.

De Heer ont­moe­ten
dat is een opdracht en een uit­no­di­ging
waaraan we in dit jaar van het geloof
graag gehoord willen geven
in het spoor van Johannes de Doper!
Amen

Terug