Arsacal
button
button
button
button


met een eenvoudig hart je laten raken door Jezus en de Maagd der armen

Bedevaart naar Banneux

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 24 augustus 2014 - 1188 woorden
aan de afwas...
aan de afwas...

Deze zon­dag was ik in Banneux voor de heilige Eucha­ris­tie­vie­ring en het lof met de zieken­ze­gen van­wege de zieken-bede­vaart uit het bisdom Haar­lemDe bede­vaart­gan­gers waren in de Hospitalité gelo­geerd en veel vrij­wil­li­gers ston­den klaar om ervoor te zorgen dat alles gesmeerd verliep. Pastoor Jules Dresmé van Hilversum is de gees­te­lijk lei­der van de Banneux­bede­vaarten. Hij heeft het de afgelopen weken zeer druk gehad met inzet voor de slacht­of­fers en nabe­staan­den van de vliegramp in de Oekraïne. Vijf­tien mensen kwamen uit Hilversum, andere mensen waren nog nauw met Hilversum verbon­den. De pastoor ver­telde over zijn erva­ringen en de ontroerende her­den­king die in de St. Vitus­kerk is gehou­den. Nu moest hij weer omschakelen om er voor de pelgrims te zijn. In Banneux was ook een groep uit het bisdom Rotter­dam aanwe­zig, onder de gees­te­lij­ke lei­ding van diaken Jacques Collignon.

Tijdens de H. Mis heb ik de vbolgende homilie gehou­den

Homilie

Beste pelgrims,
Maria wordt hier als de Maagd der Armen vereerd.
Dat betekent dat we wor­den uit­ge­no­digd om ons te rea­li­se­ren
hoe arm en klein we zelf zijn
en hoe hard we Gods hulp en Maria’s voor­spraak nodig hebben.
“Los van Mij kunt ge niets”,
zegt Jezus Zijn leer­lin­gen in het Johannes-evan­ge­lie.
Alles wat we hebben,
alles wat we kunnen,
hebben we gekregen
en God heeft ons in Zijn moe­der Maria
iemand gegeven
om voor ons een moe­der te zijn.
Toen we klein waren was dat ge­mak­ke­lijker:
iedere dag opnieuw merkten we dui­de­lijk
dat we een hele­boel dingen niet zelf kon­den
en de hulp van vader of moe­der
nodig hebben.
Een kind is af­han­ke­lijk
en kan daarom ook vrijuit geloven
Daarom is het mis­schien nog steeds wel zo
dat overal in de wereld
waar mensen in nood en arm zijn
er ook meer geloof is
en dat er zelfs onder arme mensen
meer levensvreugde is
dan bij veel rijke mensen.
Als je rijk bent of heel knap,
als je van veel zaken verstand hebt,
is het moei­lijker om je toe te ver­trouwen aan God:
je kunt - of dat denk je dan -
heel veel dingen zelf wel.
Daarom zegt Jezus ons ook
dat als we niet wor­den als kin­de­ren,
we het rijk der hemelen
niet kunnen binnen­gaan.
Leef als een kind
aan de hand van Maria.
Het gaat er niet perse om
dat je dom, arm en simpel moet zijn
om in God te geloven
en op Hem en op Zijn moe­der Maria te ver­trouwen,
maar het gaat erom
dat je het hart van een kind moet bewaren.
Dat zit van binnen, het is een inner­lijk aanvoelen
van hoe de wereld in elkaar zit
en wat de zin en bedoeling achter alles is.
Ook een knap of een rijk of hoogge­plaatst iemand
kan dat aanvoelen hebben
als hij maar heel nederig blijft.
Zo ken ik een evolutiebioloog
die aan de uni­ver­si­teit doceert
en juist mede door zijn vak
katho­liek is gewor­den.

Als een klein kind zijn moe­der bezig ziet,
gaat het die moe­der nadoen.
Als wij­zelf terug kijken op ons leven:
hoeveel dingen hebben we vaak niet
van onze ouders over­ge­no­men:
de manier van werken, van met mensen omgaan,
een levens­vi­sie, het geloof.
Laatst herkende iemand mij
aan mijn manier van lopen:
die had ik van mijn vader over­ge­no­men
en ik was me dat niet bewust.
Heel veel dingen die we doen,
nemen we bewust of onbewust over.
Zo is het vaak ook met het geloof:
je ouders bid­den, gaan naar de kerk,
praten erover, geven een bepaald voor­beeld
en dat nemen de kin­de­ren vaak over,
eerst onbewust
en later - als het goed gaat - ook bewust.
Er moet dan op een gegeven moment
een omslag­punt komen,
dat het geloof niet lan­ger het geloof van je ouders is,
maar dat het ook jouw eigen geloof is gewor­den,
een schat, iets moois wat leeft in je hart.
Dat proces, die omslag van een mee­ge­kre­gen geloof
naar een per­soon­lijk geloof,
dat kunnen we niet helemaal sturen.
Dat geloof is een genade.
En die genade kunnen we eigen­lijk
tame­lijk ge­mak­ke­lijk ont­van­gen
als we naar Maria kijken
met een arm, een­vou­dig hart.
Zuster Gaudentia ver­telde aan ons kin­de­ren
in de vijfde klas van de lagere school
- nu groep zeven -
over een inbreker die in de ge­van­ge­nis kwam,
maar die één ding nooit vergeten was,
wat zijn moe­der hem had geleerd:
“Bidt iedere dag een Wees gegroet”.
Dat deed hij
en Maria heeft hem geholpen
zijn zuiver en een­vou­dig kin­derhart
terug te krijgen
en weer op het goede pad te komen.

Vandaag in het evan­ge­lie
stelt Jezus twee vragen aan Zijn leer­lin­gen
(vragen die Hij eigen­lijk ook aan ons stelt):
“Wie zeggen de mensen dat ik ben”, en:
“Wie zeggen jullie dat ik ben”.
Jezus had op dat moment
al allerlei won­de­ren gedaan:
gene­zingen, de won­der­ba­re vis­vangst
en ga zo maar door.
En Hij had ge­spro­ken, parabels ver­teld
en onder meer in de bergrede
Zijn hart aan de mensen geopen­baard.
Veel mensen schatten Jezus daarom hoog in:
ze denken dat Hij Johannes de Doper of Elia is,
allebei enorme groot­he­den,
of één van de profeten.
Maar dat zijn allemaal nog namen van mensen
die je kunt bewon­de­ren, hoog in kunt schatten,
maar dat heeft ver­der niets
met je hart of je leven te maken.
Ook een ongelo­vi­ge kan zeggen dat Jezus
een bij­zon­der persoon was
en een goede kijk op het leven had.
Zo’n ant­woord blijft nog staan aan de buiten­kant,
je hoeft er zelf nog niet iets mee.
Maar dan spreekt Petrus,
namens de apos­te­len
want het is een ant­woord op de vraag
die Jezus aan hen allen had gesteld
“Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”.
Dat is het ant­woord van iemand die geraakt is,
van iemand die tot een per­soon­lijk geloof geko­men is,
van iemand die zijn hart in geloof
aan deze Man van Nazareth
gegeven heeft,
die ver­trouwen en overgave heeft
en die voelt dat hij/zij-zelf er iets mee moet
Dit is het ant­woord van iemand die kind gewor­den is
in de evan­ge­lische zin van het woord,
van iemand die arm gewor­den is,
in de geest van de armen van de Heer,
van degenen
die hun rijkdom bij God zoeken.

Dat is de bij­zon­dere bete­ke­nis
van uw bede­vaart naar de Maagd der Armen:
vraag hier aan Maria om de genade
een kind van God te kunnen zijn.

Als Petrus en de andere apos­te­len
ver­der trekken met Jezus,
komt al gauw ook het lij­den op hun weg.
Volgende zon­dag al zullen we horen
hoe Jezus na de ge­loofs­be­lij­de­nis van Petrus
over Zijn lij­den begint.
Dat vin­den de leer­lin­gen toch nog wel moei­lijk,
heel erg moei­lijk zelfs
en ze vin­den eigen­lijk
dat Jezus daarover niet zou moeten beginnen.

Maar dat lij­den hoort bij het leven,
je kunt er niet aan voorbij gaan
en je mag dat ook niet.
Het lij­den loutert ons.
Een huma­nis­me dat alleen maar gelooft
in de kracht van mensen,
laat je dan in de steek,
het heeft je niets meer te ver­tellen.
Maar je inner­lijke band met Maria, met God,
als kind van God, als arme mens,
dat is juist dan je kracht en je rijkdom,
ook al blijf je mens
en heb je het toch nog wel moei­lijk.

Van harte hoop ik dat Maria zo Uw Moeder
en God Uw Vader kan zijn,
dat U ver­trouw-vol
aan hun hand
ver­der kunt gaan.

Heilige Maria, Maagd der Armen,
bid voor ons.
Amen.

Terug