Op bedevaart: Banneux en Beauraing
Op zondag 22 april bezocht ik Banneux en Beauraing waar die dagen bedevaarten uit het bisdom Haarlem-Amsterdam naar O.L. Vrouw waren gepelgrimeerd. In Banneux vierde ik de H. Eucharistie met de pelgrims, in Beauraing heb ik het lof gecelebreerd met de ziekenzegen.
In Banneux wordt Maria als maagd der Armen vereerd en daar vinden ook ziekentridua plaats. De zieken worden er heel goed in het acceuil opgevangen. Vicaris Hans Pauw van het aartsbisdom Utrecht begeleidde deze Haarlemse bedevaart en had verschillende mensen mee uit de omgeving van Vinkeveen waar hij vandaan komt. Voor de H. Mis had ik gelegenheid de pelgrims te ontmoeten, onder wie veel zieken.
Tijdens de Mis telde ik wel zo'n veertig rolstoelen. Na de H. Mis in Banneux ben ik naar Beauraing vertrokken waar ik onze diaken Fred Deen trof die moderator is van het Beauraing-comité in ons bisdom. Pater Berends begeleidde de bedevaart waaraan ook veel mensen uit Brabant deelnamen. Maria wordt in Beauraing vereerd als de moeder met het gouden hart, als de onbevlekte maagd en koningin. Hier heb ik een preek gehouden over Maria als Koningin en voorspreekster, waarna ieder persoonlijk de zegen met het H. Sacrament kon ontvangen. Hieronder treft U de preek aan die ik in Banneux gehouden heb.
Broeders en zusters, Het is voor mij een grote vreugde met U de heilige Eucharistie te mogen vieren bij onze hemelse Moeder Maria. Zij wordt in Banneux als de maagd der armen vereerd en dat zegt ons dat Maria zorg draagt voor wie arm is. Het gaat niet perse erom dat U slecht bij kas moet zitten, al zijn er in deze tijden van economische crisis wel veel mensen die het financieel moeilijk hebben. Het gaat hier om de armoede waarvan Maria al gezongen heeft in haar lofzang, het Magnificat.
In het Oude Testament zijn er de armen van de Heer. Honderden jaren voor Christus was het Joodse volk in Ballingschap gevoerd; alleen de allerarmsten waren achter gebleven, die werden door de bezetter niet de moeite waard gevonden om weggevoerd te worden. Dit soort armen, mensen dus die niet zo in tel zijn in de ogen van de grote wereld, tellen voor God ten volle mee. En als je met een nederig hart voor God kunt staan, als je eenvoudig als een kind naar je hemelse moeder kunt gaan, dan hoor je tot Gods meest geliefde mensen en ben je een kind van Maria.
“Hoog verheft mijn ziel de Heer”, heeft Maria gezongen in haar Magnificat, “omdat Hij neerzag op de kleinheid van Zijn dienstmaagd”.
Het is niet zo belangrijk wat voor positie je bekleedt in het leven, of je rijk bent, of van adel, minister of directeur. We zijn allemaal gewoon maar mensen, geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God. We zijn mooi, belangrijk en kostbaar, niet om wat we presteren, maar om wie we zijn: een uniek schepsel van God.
Het kan zijn dat U ziek bent of dat U gehandicapt bent geraakt, het kan zijn dat U met het ouder worden merkt dat Uw krachten verminderen, dat U niet meer kunt wat U vroeger kon: je bent en blijft een uniek schepsel van God!
Het kan ook zijn dat je jong bent, in de kracht van je leven verkeert en grote plannen voor de toekomst hebt, maar ook dan is toch de kern van een goed en mooi leven in de ogen van God, dat je beseft en je realiseert dat je het niet in de hand hebt, dat elke dag een gave is, een onverdiend cadeau. En dat je dat cadeau dat je leven is eenmaal weer terug zult leggen in Gods handen. Hopenlijk leggen we het terug rijk en mooi als een kostbare parel, we hopen en we bidden dat ons leven kostbaar mag zijn in Gods ogen.
We hebben ons leven niet in eigen hand. Het leven is geen prestatie, we kunnen ons geen dag, geen seconde leven geven.
Jonge mensen komen daar soms met een schok achter als een jongen of meisje op school door ziekte of een ongeluk overlijdt. Denk bijvoorbeeld aan de kinderen van Lommel en Heverlee, die een paar maanden geleden zomaar ineens op vakantie uit dit leven werden weggerukt. Dan voel je, dan treft je de broosheid van ons leven.
En daar liggen eigenlijk de kern en de zin van ons bestaan: Kun je aanvaarden dat je het leven niet zelf in de hand hebt, kun je je vertrouwvol overgeven aan Gods zorg voor jou en aan Maria’s liefdevolle voorspraak voor ons, als Maagd der Armen?
Ook voor de apostelen is dat geen gemakkelijke weg geweest. Ze hadden hun eigen gedachten en plannen gehad. Verschillende keren blijkt uit het evangelie dat ze zelf meer hadden gedacht aan een aards koninkrijk met Jezus als koning en zijzelf als ministers of zoiets. Toen Jezus moest lijden en gekruisigd werd waren zij dan ook diep ontgoocheld, al hun plannen, heel hun levensproject lag in duigen, hun vertrouwen was weg, alles leek over en uit.
Vandaag hebben we in het evangelie gehoord hoe zij dan reageren: verbijstering en schrik, ontsteltenis en twijfel, zijn woorden die we er tegenkomen. En dat komt keer op keer terug: Vorige week in het evangelie was het Thomas die niet kon geloven dat Jezus verrezen was voordat hij zijn vingers in de wonden van de Heer had gelegd.
Ja, de apostelen hadden grote moeite om te geloven, om te vertrouwen, om zich over te geven aan Gods bedoelingen. Hoe kwam dat? Zij ware toch zo lang met Jezus opgetrokken? Zij hadden zijn wonderen toch gezien? Zij hadden zijn woorden toch gehoord? De Heer had toch hun hart geraakt toen Hij hen geroepen had?
Jawel, maar tegelijk hadden zij ook hun eigen dromen gehad over een mooi en succesvol leven, een hoge en belangrijke plaats in de maatschappij, aanzien en macht.
Er is er eigenlijk maar één van wie we helemaal niet horen dat zij ooit getwijfeld heeft, één die niet bang en vertwijfeld was, één die niet met moeite overtuigd moest worden. Zij was er onder het kruis, eenzaam en met een hart vol pijn en droefheid stond zij daar aan de voeten van de gekruisigde. En zij was er weer om samen met de apostelen bidden te wachten op de komst van de heilige Geest. Die persoon was Maria. Zij was arm geworden, in de zin dat zij niet iets zocht voor zichzelf, geen rijkdom, geen positie, zij was heel eenvoudig een parel voor God. Steeds opnieuw had zij kunnen zeggen: “Mij geschiede naar Uw woord”.
Zij is de Maagd der armen. Zij is er voor ons in onze nood, in onze onmacht, in onze kleinheid.
Ga maar, met groot vertrouwen, met al je noden naar Haar! Amen