Tweede Pinksterdag voortaan gedachtenis van Maria, moeder van de Kerk
De Congregatie voor de sacramenten en de eredienst in Rome heeft met goedkeuring van paus Franciscus bepaald dat op de tweede Pinksterdag voortaan de (verplichte) gedachtenis zal worden gevierd van Maria, moeder van de Kerk.
Liturgische ontwikkelingen
In 1975 was voor het eerst een votiefmis van Maria moeder van de Kerk in het missaal ingevoegd; enkele jaren later (1980) werd de aanroeping “Maria, moeder van de kerk” in de Litanie van Loreto ingevoegd en in het Mariamissaal (1986) werden nog andere misformulieren opgenomen. Het decreet “Laetitiae plena veneratio” is ook meteen in het Latijn verschenen (dat gebeurt niet meer zo vaak), is gedagtekend 11 februari 2018 en door de prefect kardinaal Sarah ondertekend. Bisschoppenconferenties die al een feest ter ere van Maria, Moeder van de Kerk hebben ingevoerd op een andere dag, kunnen dat ook in de toekomst op dezelfde wijze vieren.
Pinksteren
De plaatsing van de gedachtenis op tweede Pinksterdag heeft natuurlijk ermee te maken dat Maria op het Pinksterfeest naar voren komt als Moeder van de kerk doordat zij temidden van de apostelen is wanneer die de uitstorting van de heilige Geest ontvangen en de kerk aan de dag treedt in de verkondiging van Petrus en de eerste doopsels.
Proclamatie van de titel door Paulus VI
De titel van Maria, Moeder van de Kerk werd tijdens het concilie door paus Paulus VI geproclameerd. Die speelde een belangrijke rol om de bijzondere plaats van Maria ten opzichte van de Kerk aan te geven. Deze proclamatie van Maria als Moeder van de Kerk (Mater Ecclesiae) vond plaats gedurende de plechtige slotzitting van 21 november 1964 - aan het einde van de derde zittingsperiode - waarin de Dogmatische Constitutie Lumen Gentium werd afgekondigd.
Verrassing
Hoewel de benaming Moeder van de Kerk aanvankelijk in de titel van de ontwerp-Constitutie over Maria was gebruikt, die door een voor- en tegenstander van de titel namens vele bisschoppen in de concilie-aula was besproken en daarna tamelijk vaak in interventies en ‘vota’ was aangehaald, kwam de proclamatie toch een beetje als een verrassing.
Zwarte week
Niet iedereen reageerde positief; volgens de theologoog René Laurentin applaudisseerde ruim één vijfde van de in de concilie-aula aanwezigen niet bij de proclamatie, onder wie nogal wat kardinalen en Duitse bisschoppen evenals de waarnemers van andere kerken; daarbij zal een rol hebben gespeeld, zoals Luis Tagle stelt, dat de proclamatie een slotakte was van de zogenaamde ‘zwarte week’ van het concilie, waarin rond verschillende beslissingen die door de paus waren genomen met name rond de stemming over de ontwerptekst over de godsdienstvrijheid en over de Nota Explicativa Praevia bij Lumen Gentium, onder de concilievaders ergernis was ontstaan.
Maria ecclesiocentrisch of Christocentrisch verstaan?
Toch heeft ook de vraag meegespeeld of de Mariologie niet binnen de Ecclesiologie geplaatst moet worden, omdat Maria gelovige, lid van de Kerk is. Sommige concilievaders, periti en de waarnemers waren er beducht voor dat het oecumenisch perspectief van het concilie schade zou lijden; zij waren de plaatsing van het hoofdstuk over Maria in de Constitutie over de Kerk gaan zien als een teken dat Maria voortaan moest worden verstaan als lid van de Kerk en niet anders. Zo was de afkondiging van Maria als Moeder van de Kerk volgens Schillebeeckx louter devotioneel van aard, zonder doctrinele betekenis, alsof deze theoloog die vóór het concilie het Christo-typisch Mariologisch perspectief juist had onderstreept, nu deze titel als het ware ‘onschadelijk’ wilde maken, omdat die niet binnen het ecclesiotypisch perspectief paste en Maria boven de Kerk plaatste. Volgens Luis Tagle ging het bij deze titel juist niet om devotie maar om een theologisch vraagstuk. Ook Jozef Ratzinger is die mening toegedaan. Uit deze reacties wordt duidelijk dat ongewild en onbedoeld toch iets van een tegenstelling was ontstaan tussen de verschillende Mariologische benaderingen.
Jozef Ratzinger
Jozef Ratzinger was er tijdens het concilie van overtuigd geraakt dat de Mariologie binnen de eclesiologie gesitueerd moest worden en heeft dat toen ondersteund. Later was hij de mening toegedaan dat dit niet de enige benadering kon zijn en dat die “ecclesiocentrische Mariologie”, zoals Ratzinger die noemde, nadelen had en dat die zelfs de ineenstorting van de Mariologie als zodanig met zich mee had gebracht. Deze opkomende crisis wilde paus Paulus VI - overigens zonder succes - bezweren door de titel ‘Moeder van de Kerk’ in te voeren, meende Ratzinger toen. Juist die titel hield een overstijging van de ecclesiologische situering van de leer over Maria in en gaf een aanwijzing over de verhouding van Mariale leer en ecclesiologie.
Aanvaard
Deze discussies en vragen spelen heden ten dage echter nauwelijks een rol meer: de titel ‘Maria, moeder van de Kerk’ is algemeen bekend en aanvaard. Door de invoering van deze gedachtenis wordt die bovendien in het bijbelse perspectief van het Pinksterfeest geplaatst.