Communie voor gemengd-gehuwden?
De handreiking van de Duitse bisschoppen en het antwoord van Rome
De Duitse bisschoppenconferentie heeft onlangs een pastorale handreiking samengesteld “über konfessionsverschiedene Ehen und eine gemeinsame Teilnahme an der Eucharistie”. Nadat een zevental Duitse bisschoppen hierover de Pauselijke Raad voor de bevordering van de eenheid had geraadpleegd, heeft Rome de Duitse bisschoppen te verstaan gegeven zoveel mogelijk eensgezind tot een regeling te komen.
De bijeenkomst in het Vaticaan
De voorgelegde Handreiking betrof een ontwerptekst, daar moest dus nog wat aan gesleuteld worden. Op 3 mei vond in het Vaticaan hierover een bijeenkomst plaats van verschillende Duitse bisschoppen met vertegenwoordigers van de Romeinse Curie om de vragen van de zeven bisschoppen te bespreken. Wat er precies is besproken tijdens de drie-en-halve uur durende ontmoeting, is mij niet bekend. Na afloop van de bijeenkomst werd meegedeeld dat paus Franciscus de oecumenische inzet van de Duitse bisschoppen waardeert en hun vraagt om in een geest van kerkelijke gemeenschap tot een liefst unaniem resultaat te komen.
Wat is de achtergrond van dit antwoord van de paus?
Codex en Directorium
Zowel het kerkelijk wetboek (Codex Iuris Canonici c. 844 §4) als het Oecumenisch Directorium (25 maart 1993), n. 130 van de katholieke kerk voorzien dat een Bisschoppenconferentie nadere normen kan uitwerken die de deelname van niet-katholieke christenen regelen aan de sacramenten van boete, Eucharistie en ziekenzalving in geval van stervensgevaar of ernstige nood (c. 844 §4). Het gaat hier over de christenen die niet tot een oosterse ritus behoren; voor de oosterse christenen gelden ruimere mogelijkheden van deelname omdat met hen een grote mate van eenheid in het geloof en kerkelijke gemeenschap gegeven is.
De Bisschoppenconferenties kunnen deze nadere regels geven binnen het kader dat Wetboek en Directorium aangeven.
De algemene voorwaarden
Dat kader bestaat volgens het Oecumenisch Directorium, aansluitend bij het kerkelijk wetboek, uit een viertal voorwaarden:
- De niet-katholieke persoon vraagt uit eigen beweging om deze sacramenten;
- Deze persoon heeft geen toegang tot de bedienaar van de eigen gemeenschap;
- Die persoon belijdt het katholieke geloof met betrekking tot deze sacramenten;
- Deze persoon bezit de juiste gesteltenis.
De laatste twee voorwaarden weerspiegelen de fundamentele voorwaarden die terug gaan op “Goddelijk recht” en alleen daarom al vervuld moeten zijn.
Knielen
Het is dus niet vereist dat de niet-katholiek het volledige katholieke geloof belijdt, maar hij moet dat geloof wel belijden met betrekking tot het sacrament dat hij wil ontvangen. Voor het ontvangen van de Eucharistie zou dus een vraag kunnen zijn: heeft de aanwezigheid van de Heer in de Eucharistie voor deze persoon de inhoud van een substantiële en wezenlijke tegenwoordigheid zodat hij of zij van harte kan knielen voor de heilige communie?
Gesteltenis
De vraag naar de juiste gesteltenis heeft betrekking op de geestelijke voorbereiding, die helaas bij katholieken ook nogal eens te wensen over laat. Het verlangen om tenminste de ernstige zonden te biechten en het christen-zijn concreet te beleven, horen hierbij.
Toegang tot eigen bedienaar
De voorwaarde van de toegang tot de eigen bedienaar gaat niet slechts over eenvoudige bereikbaarheid binnen bijvoorbeeld een week. Hier is al op te merken dat een gelovige nooit een protestantse dominee kan benaderen voor het ontvangen van de heilige communie, het boetesacrament of de ziekenzalving, omdat deze in die gemeenschap zo niet bestaan. Maar afgezien daarvan kan wel uit het Oecumenisch Directorium (n. 159) worden afgeleid dat ook de situatie moet worden afgewogen.
Gemengd huwelijk
Het Directorium gaat namelijk uitdrukkelijk in op de vraag of een niet-katholieke partner mag communiceren bij een (gemengde) huwelijkssluiting. Deze vraag doet zich alleen voor in uitzonderingsgevallen, omdat een gemengd huwelijk in respect voor de aanwezigheid van families uit andere christelijke tradities, gewoonlijk niet tijdens een Eucharistieviering plaats vindt. De bisschop kan echter een uitzondering maken op deze regel en een Mis toestaan. In dat geval moet een toelating van de niet-katholieke partner worden afgewogen aan de hand van de algemene voorwaarden, “rekening houdend met deze bijzondere situatie, dat namelijk twee gedoopte christenen het sacrament van het christelijk huwelijk ontvangen” (n. 159; vgl. Amoris Laetitia n. 247). Hieruit lijkt afgeleid te kunnen worden dat de voorwaarde van de bereikbaarheid van een eigen bedienaar betrekkelijk is en een niet-katholieke huwelijkspartner die erom vraagt, die de juiste gesteltenis bezit en het katholiek geloof in de heilige communie belijdt, toegelaten kan worden tot de communie tijdens de huwelijksviering, wanneer de bisschop toestemming heeft gegeven voor een Eucharistieviering. De "ernstige nood" waarover het kerkelijk wetboek in c. 844 §4 spreekt, lijkt hier verondersteld te zijn in de bijzondere situatie van de huwelijkssluiting.
Ernstige nood
Is dit een onoirbaar oprekken van het begrip "ernstige nood"? Verschillende bisschoppenconferenties hebben in het verleden aan dit begrip een nogal ruime toepassing gegeven - zoals langere afwezigheid van een eigen bedienaar, wat niet zo logisch lijkt omdat dit ook één van de algemene voorwaarden is. Door de heilige Stoel zijn toepassingsbesluiten van dit type in het verleden aanvaard. Daarbij is voorts nog in aanmerking te nemen dat de heilige Eucharistie in kerkelijke documenten wordt omschreven als "geestelijke voeding die noodzakelijk is voor het christelijk leven" (reeds in Secr. Eenheid van de Christenen, doc. 1 juni 1972 en 17 okt. 1973). Men kan dus argumenteren dat voor wie werkelijk gelooft in de Eucharistie de ernstige nood wel gegeven is. Men kan zich verder voorstellen dat iemand in ernstige geestelijke nood verkeert wanneer hij vergeving van zonden behoeft en daarvoor een beroep doet op het boetesacrament. Het is in ieder geval lijkt me duidelijk dat de toelating in individuele gevallen van niet-katholieke gedoopten die niet tot een oosterse kerk behoren, uitzonderlijk zal moeten blijven en de voorwaarden van het belijden van het katholieke geloof en de gesteltenis (met het ontvangen van het boetesacrament) wezenlijk zijn. Tegelijk verklaart deze geschiedenis waarom de paus de zaak in beginsel terug verwijst naar de bisschoppenconferentie.
De Handreiking van de Duitse bisschoppen
De Duitse bisschoppen suggereren in hun pastorale handreiking dat deze toestemming voor niet-katholieke partners in gemengde huwelijken ook na de huwelijkssluiting gegeven kan worden, na een periode van onderscheiding en een geestelijk gesprek met de pastoor, wanneer zij in geweten ertoe zijn gekomen het katholieke geloof omtrent de Eucharistie te aanvaarden. In de gepubliceerde gedeelten die ik las, heb ikzelf niets over het ontvangen van het boete-sacrament en de geestelijke gesteltenis kunnen vinden. Tegelijk suggereert de aanduiding van het document als “pastorale handreiking” dat de Duitse bisschoppen geen nieuwe normen geven, maar opereren binnen de bestaande bepalingen. Het lijkt erop dat ze dus niet de goedkeuring of erkenning van Rome voor een toepassingsbesluit hadden willen vragen. Valt het buiten het kader van een toepassingsbesluit, omdat het niet binnen de norm van de codex past, dan heeft de bisschoppenconferentie eerst ook nog een mandaat nodig van de Apostolische Stoel, zeg maar: van de paus (c. 455 §1). Het is goed voorstelbaar dat niet alle bisschoppen mee konden gaan in de gedachte dat het hier slechts om een pastorale handreiking binnen de bestaande normen ging, waarvoor geen toesteming nodig was en dat zeven van hen de zaak daarom aan de verantwoordelijken in Rome hebben voorgelegd.
Het antwoord van paus Franciscus
Paus Franciscus heeft in zijn antwoord de nadruk gelegd op de eenheid van de bisschoppen die zo mogelijk eenstemmig tot een tekst moeten komen. Of aan een dergelijke mogelijke tekst voorwaarden zijn gesteld, of die aan Rome moet worden voorgelegd en of een procedure is afgesproken, is bij mijn weten niet bekend gemaakt. Het is echter duidelijk dat het uitwerken van een dergelijk document - als de pastorale doelstelling binnen de algemene voorwaarden en bepalingen van het canoniek recht bewaard blijft - tot de bevoegdheid en taak van een bisschoppenconferentie behoort, wat de beslissing van de paus op zich begrijpelijk maakt.
(artikel aangevuld op 21 mei en kleine toevoeging op 23 mei)
Vanwege de interesse voor het onderwerp en de vele bijdragen aan het gesprek hierover (onder meer van het aartsbisdom Utrecht en pastoor C. Mennen, maar ook van vele anderen vooral via de social media, heb ik het oorpronkelijke artikel enigszins aangevuld, met name inzake de gravis necessitas (ernstige nood) en het onderscheid tussen de goedkeuring van een toepassingsbesluit van een bisschoppenconferentie en een mandaat voor het nemen van een besluit. Ik dank ieder hartelijk voor de bijdrage! Maar, wat mij betreft en zoals iemand schreef, laten we nu maar weer naar andere onderwerpen gaan, vooral de verkondiging van het evangelie want ons katholieke geloof is een prachtig geschenk van de Hemel.