Kansen(on)gelijkheid in het onderwijs
Jaardag CNV onderwijs
Op woensdag 24 maart vond de jaardag van CNV-onderwijs plaats over kansen(on)gelijkheid. Ik kon de slotconclusies nog meemaken en was uitgenodigd om af te sluiten met een kort woord en een ‘Onze Vader’. De bijeenkomst was digitaal maar zover ik dat meegekregen heb, belangrijk en praktisch, een echte hulp om een goede aandacht te kunnen geven aan leerlingen die minder kansen hebben...
Een samenvatting van m'n woorden:
Kansen(on)gelijkheid
Ik wil jullie bedanken dat jullie vandaag bij dit thema hebben stil gestaan, want het is een zeer belangrijk onderwerp.
Een traditie...
Jullie zijn hiermee gaan staan in een lange traditie van katholieken en andere christenen, die vooral sinds de negentiende eeuw zich ervoor hebben ingezet dat goed onderwijs voor iedereen toegankelijk zou zijn om voor iedereen kansen te scheppen. Tientallen religieuze instituten (kloosterordes) zijn toen gesticht, vele daarvan gericht op onderwijs voor iedereen. En tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw waren de meeste basisscholen parochiescholen. Zij wilden gehoor geven aan de oproep die in het bekende woord van Jezus zit: “wat je aan de minsten der mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan” (Mt. 25, 40).
Niet zo goed te zien
De Nieuwe Bijbel Vertaling vertaalt dat bekende woord “minsten” met: “onaanzienlijken” en dat raakt een belangrijke kern. Want het is vrijwel altijd zo dat wie veel kansen heeft dat graag laat zien en dat gebrek aan kansen, armoede, ongelijkheid, een slechte thuissituatie zich verbergen. Niet voor niets is de oude uitdrukking: “verborgen armoede”. Je moet goed kijken, signalen opvangen om het te kunnen zien, dat is in jullie gesprekken uitgebreid en goed aan de orde gekomen. Om de signalen te kunnenopvangen is het nodig vertrouwen winnen, een persoonlijke relatie aan te gaan en het is vaak fijn en belangrijk als je met iemand op situaties kunt reflecteren en zo ervaring kunt opbouwen. In deze Corona-tijd is dit probleem alleen scherper geworden...
Vier kenmerken
Vanuit de katholieke, christelijke tradities zou ik vier kenmerken willen noemen van goed onderwijs, waardoor aandacht voor leerlingen met minder kansen wordt gegenereerd:
- Bij goed onderwijs staat de persoon centraal en diens vorming en opvoeding, niet een object, niet prestaties en resultaten, hoe belangrijk die ook kunnen zijn. Als je les geeft, is het dus niet alleen nodig dat je je stof kent en goed kunt lesgeven, maar dat je het kind kent aan wie je les geeft. Als je John Latijn geeft, moet je niet alleen latijn kennen, maar ook John.
- Omdat het allereerst over vorming en opvoeding van jonge mensen gaat, is de band met de ouders van groot belang. Het gaat niet alleen om het kennen van de achtergrond van een leerling, maar ook om het bewustzijn dat je samen met hen staat voor de vorming van een menselijke persoon, van dit kind.
- Een (katholieke) school is open voor iedereen. Het is een school die bepaalde waarden uitdraagt gebaseerd op evangelie, geloof en de basiswaarden van de katholieke sociale leer, maar die er is voor iedereen (die het schooltype aankan).
- Er is speciale aandacht voor de ‘onaanzienlijken’, de ‘minsten’, de kansarmen, de kinderen en jongeren die een ‘rugzakje’ meedragen. Juist omdat de nood zich verbergt en omdat het om de mens gaat, om zijn geluk, zijn leven, zijn toekomst, zijn ontplooiing, wil je alert zijn en bijdragen aan een persoonsgericht klimaat in de school.