Maria, voorspreekster en middelares
Gebedsdag 'Vrouwe van alle volkeren'
Tijdens de gebedsdag van de Vrouwe en Moeder van alle volkeren die dit jaar in het heiligdom van O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo werd gehouden, heb ik een lezing gegeven over Maria als Middelares. Die lezing is hieronder weer gegeven.
MARIA Middelares van genade
Lumen Gentium
1. Volgend jaar gedenken we dat het zestig jaar geleden is dat het tweede Vaticaanse oecumenisch concilie zijn eerste grote document vast stelde, dat - denk ik - ook het belangrijkste van het Concilie kan worden genoemd : de dogmatische constitutie over de Kerk, Lumen Gentium. Het achtste hoofdstuk van dit document is aan Maria gewijd.
2. Dit achtste hoofdstuk heeft als thema: De Moeder van God, de heilige maagd Maria in het mysterie van Christus en de Kerk. De tekst gaat met name over de medewerking van Maria aan de verlossing en over de heilsbemiddeling door Maria - dus over hoe Maria voor ons tussenbeide komt en de genade van Jezus Christus bemiddelt. Het document gaat dus over de medewerking van Maria aan de verlossing in de tijd van het leven en werken van haar Zoon (redemptio objectiva) en het gaat over Maria als Middelares en Moeder van de genade, dus over de vraag hoe we nu deel krijgen aan de genade van de verlossing en hoe die in ons werkzaam kan worden (redemptio subjectiva). Het concilie heeft dus de taak en de zending van Maria onderstreept: haar zending zo’n tweeduizend jaar geleden als Moeder en medewerkster van de Verlosser, en haar zending nu en tot aan het einde der tijden, als onze Moeder, onze voorspreekster en middelares.
H. paus Johannes Paulus II
3. Paus Johannes Paulus heeft de grote lijn van het concilie-document uitgewerkt, met name in zijn Encycliek Redemptoris Mater (1987), die helemaal gewijd is aan de zending van Maria in het leven van de Kerk. Het derde deel van dit pauselijk document gaat over de “Moederlijke bemiddeling”, over Maria als onze Moeder en Middelares.
4. Paus Johannes Paulus II heeft altijd een grote devotie gehad voor de Maagd Maria, in de lijn van de heilige Louis-Marie Grignion de Montfort. Maar een ervaring die de devotie van deze paus voor de Moeder van God heeft versterkt en buitengewoon existentieel gemaakt, was de aanslag die op 13 mei 1981 - gedenkdag van de eerste verschijning van Maria in Fatima - door Ali Agça werd gepleegd. Toen Johannes Paulus zijn moordenaar op 27 december 1983 in de gevangenis kwam opzoeken om te zeggen dat hij hem vergeven had, vroeg die hem: “Ik weet dat ik goed gericht heb... Waarom bent U dan niet gestorven?”. Dat was een vraag die de paus zelf ook bezig hield en die verband leek te houden met het derde geheim van Fatima. De belangrijkste momenten van de op de aanslag volgende herstelperiode bleken zich steeds op Mariafeesten en belangrijke Mariale dagen voor te doen. Op 15 augustus, hoogfeest van Maria’s tenhemelopneming, waren de behandelingen met goed gevolg afgesloten. Aan de vooravond van dit feest keerde de paus in het Vaticaan terug. Tijdens de algemene audiëntie van 7 oktober van dat jaar - gedachtenis van heilige maagd Maria van de rozenkrans - getuigde hij over de dag van de aanslag: “In alles wat mij juist op die dag is overkomen, heb ik [Maria’s] buitengewone moederlijke bescherming en zorg bemerkt, die sterker bleek dan het dodelijk projectiel”. Een hand loste het schot, een andere hand leidde het projectiel. De persoonlijke ervaring van Maria’s bescherming voegde zich op dat moment bij de eigen beleving van de Mariale devotie die hem in zijn jeugd en als jonge man was ten deel gevallen. Dit heeft zeker het verlangen in hem gesterkt een Encycliek uit te brengen over de rol van “de heilige Maagd Maria in het leven van de pelgrimerende kerk”, zoals de ondertitel van die Encycliek luidt.
Mariamissaal
5. In hetzelfde jaar als de Encycliek Redemptoris Mater verscheen ook het Mariamissaal, zoals het boek met de verzameling van Misformulieren ter ere van de Maagd Maria meestal genoemd wordt. In dat boek staat ook een Mis ter ere van Maria als middelares van genade, bij de Misteksten die over “de medewerking van Maria aan het bevorderen van het geestelijk leven van de gelovigen” gaan. Er wordt in het Mariamissaal onderscheid gemaakt tussen de voorspraak van Maria en de medewerking van Maria als Middelares, al zegt de Encycliek Redemptoris Mater wel weer dat Maria’s bemiddeling (ook) het karakter van voorspraak heeft.
Wat voor bemiddeling?
6. De bemiddeling door Maria is méér dan voorspraak: het is een moederlijke bemiddeling gericht op het steeds weer geboren laten worden van Christus in de wereld; door Maria is de vrouwelijke dimensie van het heilsgebeuren blijvend tegenwoordig, heeft Jozef Ratzinger (paus Benedictus XVI) ooit eens gezegd. Veel meer dan deze toelichting krijgen we daar in het Mariamissaal niet over te horen. Wat kunnen we er hier - in het kort - nog meer over zeggen vanuit de kerkelijke documenten en de heilige Schrift?
7. De titel “middelares” wordt slechts één keer kort vermeld in het conciliedocument Lumen Gentium (LG 62). Daar wordt beklemtoond dat die bemiddeling door Maria niets af doet aan het enige middelaarschap van Jezus Christus. Jezus is dé Middelaar en de bemiddeling door Maria staat in dienst van en is ondergeschikt aan het middelaarschap van Jezus Christus.
Het gehele derde deel van de Encycliek Redemptoris Mater van de heilige paus Johannes Paulus II gaat over de moederlijke bemiddeling door Maria. Paus Johannes Paulus gebruikt in de Encycliek woorden van de H. Bernardus van Clairvaux over Maria als “mediatrix ad Mediatorem”, middelares naar de Middelaar toe. In de Encycliek wordt onderstreept dat het gaat om een medewerking aan het middelaarschap van de Heer. Diezelfde lijn vinden we terug in de teksten van het Mariamissaal.
De prefatie van de Mis van Maria middelares in het Mariamissaal zegt dat de bedeling van de moederlijke liefde van Maria volledig afhangt van de bemiddeling door Christus alleen en daaruit haar kracht krijgt.
Bernardus van Clairvaux
9. Een heilige en kerkleraar die bijzonder over de bemiddeling door Maria heeft nagedacht en geschreven is de heilige Bernardus van Clairvaux (1090-1153). Hij was ervan overtuigd dat God er wel voor zou hebben kunnen kiezen om Zijn genade te geven zonder de bemiddeling van Maria, maar dat Hij ervoor gekozen heeft om ons Zijn gaven te schenken door Maria, want het feit dat wij zijn aangenomen tot kinderen van God hebben we te danken aan de Menswording van Gods Zoon waarin Maria een actief aandeel had. De genade van de verlossing en alle genade die voortkomen uit de menswording van onze Heer Jezus Christus sluiten de actieve rol van Maria bij het uitdelen van die genade in. Zo stelde Bernardus Maria voor als “aquaduct van de genade”. Bernardus, die ook wel “doctor mellifluus” wordt genoemd of de kerkleraar van Maria als Middelares hield preken over “het aquaduct” waarmee hij dus Maria bedoelde (cf. De aquaeductu, No. 4; PL 183:440).
Middelares van alle genaden?
10. Uit de benadering van kerkleraar Bernardus moet je eigenlijk afleiden dat Maria de middelares is van alle genaden omdat die bemiddeling zo nauw verbonden is met haar medewerking aan de menswording. In 1921 was voor België inderdaad een Misformulier goedgekeurd ter ere van Maria als middelares van alle genaden, dat daarna ook voor andere plaatsen en religieuze instituten werd toegestaan. De uitdrukking “middelares van alle genaden” komt niet in het misformulier voor van het Mariamissaal. We moeten dus vaststellen dat die teksten niet raken aan de vraag of de bemiddeling door Maria alle genaden betreft, maar ze geven wél aan dat die bemiddeling niets afdoet aan het middelaarschap van Jezus Christus. De uitdrukking “Middelares van alle genaden” is dus niet afgekeurd, maar ook niet bevestigd in dat Mariamissaal.
En in de bijbel?
11. We hebben nu wel over het concilie gesproken, over de Encycliek van paus Johannes Paulus II, maar vinden we dit middelaarschap van Maria ook wel terug in de bijbel?
In het Nieuwe Testament is het met name Johannes die in zijn evangelie ingaat op de betekenis van de taak en de zending die Maria heeft in het verlossingswerk. Maria komt bij Johannes met name voor in twee belangrijke perikopen: zij is actief aanwezig bij de bruiloft van Kana en zij is prominent aanwezig als haar Zoon aan het kruis hangt en sterft.
Kana
12. Het evangelie van de bruiloft van Kana is bekend: als de wijn op raakt, wijst Maria haar Zoon op dat gemis en zij geeft de dienaren opdracht alles te doen wat Jezus zal zeggen: “Doe maar wat Hij u zeggen zal”. Jezus laat dan zes stenen kruiken met water vullen, dat in uitstekende wijn verandert. De evangelist noemt Maria in deze perikoop niet bij haar naam. Hij noemt haar: “Moeder van Jezus” (Jo. 2,1. 3. 5) en “Vrouw” (Jo. 2,4). Dat woord “vrouw” zinspeelt er op dat Maria de nieuwe Eva is, die goed maakt wat bij de oude Eva is fout gegaan. Vandaag kunnen we daar niet dieper op in gaan, vanwege de beschikbare tijd. Maar duidelijk is: de rol van Maria gaat hier verder nog dan alleen die van voorspreekster bij haar Zoon: Maria “regelt” het wonder: zij geeft opdracht aan de dienaren om naar Jezus te luisteren. Eigenlijk zien we Maria hier dus als middelares, maar ondergeschikt aan haar Zoon. Zij zet als het ware het wonder door waar Jezus zelfs nog niet veel van schijnt te willen weten (“Nog is mijn uur niet gekomen”), maar zij verwijst hoe dan ook naar haar Zoon: “Doe maar wat Hij u zeggen zal”. Maria handelt, bemiddelt, maar vertrouwt zich ook toe aan de wil van haar Zoon.
13. Het verhaal van de bruiloft van Kana vertelt een bijzondere geschiedenis. Zoals gewoonlijk wijst de evangelist ons op een diepere betekenis van wat hij verhaalt door kleine verwijzingen in de tekst die ons op het spoor moeten brengen van een diepere laag: het verhaal begint met de woorden “Op de derde dag”. Nu is de derde dag inderdaad een bijzondere trouwdag voor de Joden, maar de derde dag doet ons natuurlijk denken aan het paasmysterie, aan Christus’ verrijzenis. Deze gedachte wordt bevestigd wanneer Jezus even verderop spreekt over “Zijn uur” (“Nog is mijn uur niet gekomen”). Het uur van Jezus is het uur van Zijn lijden, sterven en verrijzen, van Zijn overgang naar de Vader (vgl. bijv. Jo. 13,1). Het verhaal eindigt met de woorden “Zo maakte Jezus een begin met de tekenen en openbaarde Zijn heerlijkheid”. Het gaat in Kana om de openbaring van Jezus als de Messias, de Redder die het Messiaanse bruiloftsmaal mogelijk maakt en met ons viert. De voorsprekende en bemiddelende rol die Maria hier vervult, gaat dus niet zo maar over een sympathiek wonder van water dat in wijn verandert. Het gaat over Maria’s rol in het werk van de verlossing.
Koningin-moeder
14. Maria wordt in Kana dus Moeder van Jezus genoemd en zij treedt als voorspreekster op en als middelares: “Zij hebben geen wijn meer”. In het Oude Testament was het de moeder van de koning die een zeer hoog aanzien genoot en altijd toegang tot de koning had. Zij kon bemiddelen. Men was ervan overtuigd dat de koning zijn moeder niets zou weigeren (vgl. 1 Kon. 2,17). Het is dus niet zo vreemd dat we Maria, de moeder van koning Christus, vaak met “koningin” aanspreken.
Sub tuum praesidium...
15. Christenen hebben vanaf de eerste eeuwen Maria gezien als “nieuwe Eva”, dat wil zeggen: als medewerkster aan de verlossing op een wijze als van niemand anders kan worden gezegd, en zij hebben haar hulp en bemiddeling ingeroepen. Reeds uit de derde eeuw stamt het gebed dat velen van U zullen kennen, het Sub tuum praesidium: “Onder Uw bescherming, nemen wij onze toevlucht, o heilige Moeder van God, wijs onze gebeden niet af als wij in nood zijn, maar verlos ons uit alle gevaren”. Dit gebed gaat verder dan het aanroepen van Maria als voorspraak, het gaat over een actieve rol van Maria in de bemiddeling van Gods gaven, zo zeer dat het gebed zelfs zegt: “Verlos ons uit alle gevaren”. De tekst werd rond het jaar 250 al meegegeven in een graf op een stukje papyrus in Alexandrië in Egypte. Dat bewaard gebleven stukje papyrus is het oudste getuigenis dat dit gebed gebeden werd.
Niet zozeer de titel alswel de dienst
Het tweede Vaticaans concilie heeft de betrokkenheid bij en de medewerking van Maria aan het werk van de verlossing door haar Zoon centraal gesteld, maar het woord “Middelares” maar één keer genoemd. Dat had te maken met een terughoudendheid van het concilie om steeds meer eretitels aan Maria te geven, die haar los lijken te maken van Jezus Christus haar Zoon, onze Verlosser. De heilige Paus Johannes Paulus II is na het tweede Vaticaans concilie hierop verder gegaan. Ook hij noemt het begrip “Maria middelares” maar een enkele keer, maar heeft het veel meer over de inhoud, over wát Maria doet en bewerkt. Het gaat niet om titels, het gaat om dienst, zo lijkt deze paus te willen beklemtonen: Maria staat bij haar bemiddeling van het heil helemaal in dienst van de verlossing door haar Zoon Jezus Christus.