Het priesterschap en de uitdagingen van onze huidige maatschappij
Lezing tijdens de Diocesane gebedsdag voor roepingen van 2009 in Heiloo.
zie: : www.willibrordseminarie.nl/?p=info&ids=priester_worden
“Gij zijt priester voor eeuwig”
Het priesterschap is iets voor altijd,
voor het hele leven en daarna in eeuwigheid.
Dat is al een eerste uitdaging in onze maatschappij:
Vijftig jaar geleden kwam je nog weleens mensen tegen
die hun hele leven niet van het dorp af waren geweest
maar heel gelukkig waren.
Mensen zijn nu heel gewend geraakt aan veel afwisseling.
En ze hebben vaak moeite om zich te binden.
Iemand die veertig jaar bij de zaak is,
iemand die vijftig jaar getrouwd is,
ze worden zeldzamer.
Relaties en banen worden vluchtiger.
Een baan mag je rustig veranderen.
Maar de roeping van een christen is het
om dat in de relatie niet te doen
maar voor altijd trouw te zijn
zoals God trouw is aan Zijn verbond met ons.
Het priesterschap staat ook in die bruidegom-bruid-relatie.
Een priester - die andere Christus - gaat een verbond aan
met zijn bruid de Kerk
in trouw.
Die trouw wordt op de proef gesteld
en daarom is het belangrijk dat de priesters
en de priesterstudenten
kunnen rekenen op het gebed en de steun van de gelovigen.
Een andere Christus: “dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed”.
Wie is de Priester?
De priester is een andere Christus.
Daarom is het priesterschap het mooiste dat ik kan bedenken.
Wat kan er mooier zijn dan zozeer een andere Christus te zijn
dat je handelt en bent als Jezus zelf,
die je sacramenteel tegenwoordig stelt.
Dat doet de priester die zegt:
“Dit is mijn Lichaam... dit is mijn Bloed”,
zozeer is hij één met Christus
dat hij dit kan zeggen
en het brood en de wijn worden het lichaam en bloed
van degene die de priester tegenwoordig stelt: Jezus.
Natuurlijk is het uiteindelijk de Heer
die dit bewerkt dat Brood en Wijn veranderen,
door de kracht van de heilige Geest
maar het is de priester die het doet.
Zonder priester geen Eucharistie.
En zo is het bij alle sacramenten:
natuurlijk is het de Heer die een kind verlost
en het bestemt voor het eeuwig geluk,
wanneer het gedoopt wordt
maar het is de priester of de diaken die het sacrament geeft;
en natuurlijk kan alleen God de zonden vergeven,
maar het is de priester die het doet
en ook nog wel zozeer
dat hij zal zeggen: “Ik ontsla U van uw zonden”
en hijzelf moet beoordelen, oordelen zoals God
over deze zonden
en hij is het ook die genezende woorden moet spreken.
En natuurlijk is het de Heer die Zijn Geest geeft,
maar de priester of de Bisschop deelt Hem mede
door het sacrament van het vormsel
en de Bisschop wijdt nieuwe priesters.
Zonder priesters geen sacramenten
- behalve het doopsel in geval van nood -,
zonder de priesters wordt het genezende, vergevende, sterkende
verlossingswerk
van Christus niet voortgezet.
Met alle liefde van zijn hart...
Het is dus een ongelooflijke goddelijke grootheid
waarin de priester mag delen.
Als hij zich dat altijd zou beseffen,
zou hij volkomen verlamd en perplex raken,
niet in staat iets te doen,
uit huiver voor de grote geheimen
die hem zijn toevertrouwd,
overrompeld door Gods liefde
en vol verwondering en verbazing
dat zulke grote dingen
aan een mens kunnen worden toevertrouwd.
Natuurlijk zouden wij priesters dit niet kunnen uithouden
als we ons dit tenvolle bewust zouden worden.
Maar het tegendeel is waar;
we leven vaak zo
dat we de grote gaven van God
“for granted” nemen,
alsof het allemaal gewoon en normaal is.
Ja, er is zelfs een gevaar
dat een priester zo gewend raakt
om dagelijks met de grootste, mooiste en hoogste dingen om te gaan,
dat hij het besef verliest van de grootheid en verhevenheid ervan.
Mensen zijn diep geschokt
als een priester, nota bene een priester!
echt de fout in gaat.
En die priester heeft dat soms niet eens beseft.
Dat is een van de grootste gevaren voor een priester,
maar eigenlijk is het een gevaar voor ons allemaal
dat we doen alsof het gewoon is,
bijna een sleur of een gewoonte.
Dat is een gewetensvraag voor een priester en ons allen:
als we te communie gaan,
naderen we dan met volle overtuiging
en met alle liefde van ons hart?
Dat moet ons streven zijn,
zoveel het in ons vermogen ligt.
En dat is het wat onze maatschappij, onze tijd
allereerst nodig heeft;
overtuigde priesters
die zich bewust zijn van de heiligheid
van hetgeen waar ze mee bezig zijn.
Een priester moet allereerst dit bewustzijn hebben,
een bewustzijn van de heiligheid van zijn roeping
en daarmee onlosmakelijk verbonden
een hart dat vol liefde uitgaat naar de mensen
en verlangt hen te verlossen.
Hetzelfde verlangen als God zelf bezielde
toen Hij in deze wereld kwam.
Priester naar het beeld van de Goede Herder...
Hoe moet een priester zijn in onze tijd?
Wezenlijk niet anders dan Onze Lieve Heer was
toen Hij op aarde kwam;
misschien zelfs dat een priester in onze tijd
weer meer op Hem moet lijken
in zijn wijze van optreden
dan veertig, vijftig jaar geleden
toen de Kerk nog zo gesettled leek
en alles in vaste structuren zijn gangetje leek te gaan.
De priester kon bijna als een ambtenaar
zijn dagen vullen met de talloze goede werken
die hij moest doen.
De priester-nu moet zijn als de Heer
die de verloren schapen op kwam zoeken.
Jezus ging waar de mensen waren,
Hij sprak met hen,
vergaf hun zonden,
genas hun zieken,
trok zich ook regelmatig terug in gebed,
een lange stille nacht of dag,
Hij verkondigde het Koninkrijk
en vormde medewerkers.
De priester moet gaan zoeken...
De priester moet juist in onze tijd
initiatieven nemen
om Christus bij de mensen te brengen
en de mensen bij Christus.
Hij moet vooral bedenken:
hoe kan ik mensen bereiken
met de blijde boodschap van het evangelie?
Hoe kan ik aan hen Christus verkondigen?
Hoe kan ik het verlangen naar de sacramenten in hen wekken?
Ik sprak eens een priester
die over de parochie zei waar hij was aangesteld
dat er niet veel te doen was.
Fout! Helemaal fout!
Die priester had het mis.
Hij zag niet wat er te doen was,
het kan niet anders zijn
en je zou hem toe willen roepen:
sla je ogen op,
de velden staan wit van de oogst.
je bent er, maar je ziet het niet.
Het voorbeeld van de Heer en van de apostelen blijft doorslaggevend
Wat deed Jezus, wat deden de apostelen?
Die vraag blijft belangrijk, ja cruciaal.
De leerlingen trokken rond,
zij zochten en vonden een uitgangspunt,
een middel om met mensen in contact te komen,
een plaats waar zij zoekende mensen zouden treffen;
vaak was dit de synagoge.
En Paulus oefende het beroep van tentenmaker uit;
ook ging hij naar de Areopaag in Athene
om te spreken over een onbekende God,
aansluitend bij de belevingswereld van de mensen
die hij daar aantrof;
of hij reisde met een schip mee
waar hij de bemanning Christus verkondigde, enzovoorts;
hij ging waar mensen waren.
Voor een priester nú
is het dus zeer belangrijk
om in contact met mensen te komen,
buiten het kleine kringetje van de parochie.
De éne priester doet dit zus, de ander zo.
Ik weet van een pastoor
die vaak in of bij de supermarkt gaat zitten.
Daar spreekt hij allerlei mensen,
die daar hun boodschappen komen doen.
Een ander pastoor voetbalt
en praat tussendoor met allerlei mensen
en dat heeft een uitstraling
naar het hele dorp.
Een derde weet veel van computers,
heeft jongeren betrokken bij een netwerk
en is zelf heel actief op Snapchat en Instagram;
nog een ander heeft veel feeling voor bejaarden en zieken
en bezoekt veel mensen;
ook dat heeft een grote uitstraling.
Toen ik pas pastoor was en de ouderen bezocht,
omdat die door de dag bereikbaar zijn,
merkte ik dat dit door heel het dorp werd rondgesproken;
de kinderen op school zeiden:
“U heeft mijn oma bezocht”.
Weer een ander is goed in het organiseren
van evenementen waar mensen op af komen,
heel breed en gezellig,
maar intussen komen ze ook
in aanraking met het geloof
en zo probeert hij hen verder te leiden.
Het maakt niet uit, hoe en wat,
iedere priester moet iets kiezen dat bij hem past,
als hij maar erop uitgaat
en mensen weet te bereiken.
Natuurlijk kan en mag die priester
niet de oppervlakkige, populaire jongen uit gaan hangen,
dan verliest hij zichzelf.
Hij hoeft niet altijd over geloof te spreken,
maar in zijn manier van spreken
moet je kunnen aanvoelen
dat hij een man van gebed, een man van God is.
Je kunt als priester te stijf, te afstandelijk en gereserveerd zijn,
dan bereik je de mensen niet;
je kunt ook te los zijn en te weinig man van God,
daardoor geef je de mensen niet echt iets mee.
Een priester moet allereerst een man van God zijn,
zijn taak op zo’n manier vervullen
dat hij helemaal priester is in hart en nieren.
Alle onderzoeken wijzen het uit:
een priester die niet bidt gaat verloren.
Zonder gebed kan een priester geen bevrediging vinden
in zijn priester-zijn;
hoogstens zal hij een soort sociale werker kunnen zijn,
maar hij is op weg op zijn priesterschap te verliezen.
Inspirerende priesters (1)
Wie zijn priesters die hebben geïnspireerd
of wie zijn de priesters waarvan we merken
dat ze anderen als priester hebben geïnspireerd?
Een oude pastoor werd jaren geleden
benoemd in een klein dorpje
met ongeveer vijfhonderd katholieken.
Hij werd daar vermoedelijk benoemd
omdat de Bisschop hem niet zo zag zitten,
te weinig inschikkelijk en nogal streng in de leer.
En inderdaad: hij was niet de gemakkelijkste,
maar hij was een echte priester:
hij was er altijd; stond altijd klaar,
kwam bij de mensen
en hij was echt een priester,
met een diepe overtuiging.
Hij was iemand die opkwam voor de heiligheid
van Christus, de Kerk, Gods geboden en het priesterschap.
Toen hij daar pastoor was
zijn twee jongens in de piepkleine parochie
de weg van het priesterschap opgegaan,
nog wel in de tijd dat zo goed als niemand die weg opging
(het was in het begin van de zeventiger jaren);
nooit eerder was zoiets in dit dorp gebeurd
en het is daar ook niet meer voorgekomen
tot op de dag van vandaag.
Die man was een inspirerende priester,
ook al was het niet iemand
met wie je gezellig een borrel gaat drinken.
Inspirerende priesters (2)
Als kind en misdienaar
was ik zeer geïnspireerd door een oude priester,
zo oud, dat hij verlof had om iedere dag
de votiefmis van Maria te lezen.
Hij deed de Mis heel eerbiedig,
was zeer overtuigd
en ook al veranderden om hem heen de tijden
en wilde medebroeders niet bij hem naar de Mis,
hij bleef trouw, hij bleef zichzelf.
Ik kan me nog goed herinneren
hoeveel zorgen hij zich maakte
toen de catechismus op school werd afgeschaft.
Hij vond het volstrekt onverantwoordelijk.
We hadden ook een heel vlotte kapelaan,
die met ons, verkenners, mee op kamp ging
en helemaal niet stijf was,
maar hij miste de priesterlijke uitstraling.
Hij was het niet met hart en ziel,
deed de hele week op kamp geen Mis
en is later ook uitgetreden.
Mgr. A. Vreeburg,
die vroeger pastoor was
van de St. Lodewijksparochie in Leiden
was ook zo’n priester uit één stuk:
toen ik op het kleinseminarie kwam,
was net overal de biecht “afgeschaft”;
maar hij kwam bij alle jongens langs
om met hen te praten
en ze te stimuleren een biechtvader te kiezen.
H. Pastoor van Ars
Alle grote heilige priesters zijn hierin een voorbeeld;
dit jaar gedenken we bijvoorbeeld
de 150e sterfdag van Jean Marie Baptiste Vianney,
de pastoor van Ars,
die geconfronteerd werd met een plattelandsparochie,
waar het kerkbezoek bijna was verdwenen
en de mensen op zondag werkten
alsof het een doordeweekse dag was.
Hij begon maar gewoon
en zijn zuiverheid van hart, zijn onschuld, zijn gebed en vasten,
zijn stevige woorden en bovenal natuurlijk Gods genade
bewerkten daar een volkomen ommekeer.
Die pastoor van Ars zei over de priester het volgende:
“O, wat is een priester fantastisch!
De priester zal het fantastische van zijn functie niet kunnen bevatten
voordat hij in de hemel is.
Als hij het hier op aarde kon bevatten,
zou hij sterven, niet van angst, maar van liefde.
Je zou niets aan de andere weldaden van God hebben
zonder de priester.
Wat zou een huis vol goud voor nut hebben,
als je niemand had om de deur open te maken;
hij is de rentmeester van de goede God,
de verdeler van zijn rijkdom. (...)
Na God is de priester alles.
Laat een parochie twintig jaar zonder priester zittten,
ze zullen dieren aanbidden”.
De mensen moeten kunnen zeggen:
“Dat is een echte priester”.
Iedere priester moet ernaar streven om zo te zijn:
een echte priester
en mensen op te zoeken, naar de mensen te gaan.
Het lijden van de priester
Natuurlijk, het is niet altijd gemakkelijk.
Daarom heeft het priesterschap waarde.
Dingen die gemakkelijk zijn,
hebben uiteindelijk niet veel waarde.
Er zijn dingen die gemakkelijk zijn,
maar waardoor je ware rijkdom en schoonheid mist.
Dingen die niet gemakkelijk zijn
maken ons leven meestal dieper.
Lijden bijvoorbeeld maakt
dat je leven zich op een ander niveau gaat afspelen,
dat kan niet anders,
je kunt je ogen dan niet sluiten
en vrolijk verder leven of er niets aan de hand is.
Lijden leert ons bijvoorbeeld geduld.
Dat is een kwaal van onze tijd:
wij willen alles en wel meteen.
We kunnen niet wachten.
Als we iets willen:
een click met de muisknop en we hebben het, onder handbereik.
Maar als je mensen naar Jezus wilt brengen
heb je geduld nodig,
dat kan niet anders gaan dan in een groeiproces.
Gelukkig is het priesterschap niet gemakkelijk,
dan zou een priester oppervlakkig zijn.
De moeilijkheden zijn een belangrijk deel
van onze rijkdom,
hoe tegenstrijdig dat ook mag klinken.
Een priester moet in onze tijd
dus bereid zijn om lasten op zich te nemen
en lijden te aanvaarden.
Juist een priester die een “andere Christus” is,
mag niet wegvluchten als het lijden komt.
Ook daarom heeft hij weer
het gebed van velen nodig.
Mensen nabij zijn...
Maar in alles: vertrouwen!
De priester moet een man van vertrouwen zijn.
Als jezelf menselijk gaat nadenken,
zie je allerlei beren op de weg.
Toen ik priester wilde worden
zeiden mensen me soms allerlei heel erge dingen
die me zouden overkomen als ik die weg zou gaan:
er zou geen Kerk meer zijn in de toekomst,
ik zou eenzaam zijn en erg alleen,
niemand werd meer priester,
alle priesters traden uit;
het zou allemaal heel zwaar worden.
Ik heb zelf toen ook weleens
de neiging tot vrees in me voelen opkomen:
stel dat het mis gaat,
dat ik het niet kan,
dat het te zwaar voor me is,
dat ik de mensen niet zou kunnen bereiken.
En ben ik wel waardig?
Maar de Heer leidt je
- Hij leidt ieder van ons -;
bij al onze eigen zwakheid,
onze fouten en zonden,
leidt Hij ons.
Het komt goed.
Vertrouwen is heel belangrijk.
Allerlei dingen die ik voorzag
of die mensen me zeiden,
zijn nooit gebeurd;
de Kerk is er nog,
ik verlang er juist ook weleens naar
even op mezelf te zijn
en er worden gelukkig nog steeds mensen priester,
en ook allerlei andere mooie dingen,
die ik nooit had kunnen bedenken,
zijn wel gebeurd,
Deo gratias!
Een priester krijgt er dus heel veel voor terug.
Een van de priesters die vorig jaar gewijd zijn, zei het me zo:
“Het is best hard werken als je het goed wilt doen,
maar je krijgt er zoveel dankbaarheid voor terug”.
Iedere priester die naast mensen staat, kan dat beamen.
Het is heel mooi mensen nabij te mogen zijn
in hun vreugde en verdriet
en daarin Christus tegenwoordig te mogen stellen.
De priester beseft vaak zelf niet
hoezeer zijn aanwezigheid
Gods aanwezigheid is
in het leven van mensen.
Af en toe hoor je dat als priester
weleens terug...
Eenzaam maar niet alleen...
De priester is natuurlijk ook alleen, in zekere zin:
hij is ongehuwd
als teken van het andere leven
waarin niet gehuwd wordt en niet ten huwelijk gegeven;
hij is onhuwbaar omwille van het rijk der hemelen;
ongehuwd ook als teken
dat hij die andere Christus is
die Zijn bruid - de Kerk - gehuwd heeft.
En tenslotte is zijn ongehuwd-zijn een teken
van de totale zelfgave van zijn leven:
hij wil alles geven, zich helemaal geven,
het is geen baan van negen tot vijf;
en een priester moet vrij zijn om weer verder te trekken,
de Heer achterna.
Doordat de priester ongehuwd is
staat hij ook dichtbij de mensen die dat ook zijn
en alle mensen die alleen zijn,
alle mensen die zich er een beetje buiten voelen staan.
Maar het is geen vrijgezellen-bestaan
wat een priester leidt.
Het is geen ongehuwd-zijn om lekker zelf je gang te kunnen gaan,
tenminste dat is niet de gedachte.
Het celibaat is juist een uiting van het verlangen van de priester
om er voor anderen te zijn,
om zich totaal te geven.
Daarom moet een priester wel een man van gemeenschap zijn;
daar hoort ook bij
dat hij vriendschappen onderhoudt,
met andere mensen in relatie is,
zich niet afzondert, integendeel.
Een priester, zeker een diocesane priester,
moet midden in de wereld zijn,
het nodige van die wereld weten
en toch ook weer niet van die wereld zijn.
Ook dat wordt tot uiting gebracht door het celibaat.
Het is voor iedere priester belangrijk
van zichzelf te weten dat hij ingebed is
in een netwerk van sociale relaties,
die hem ook hopelijk corrigeren en aanspreken,
een beroep op hem doen.
Een priester moet lastig gevallen worden,
net als iedere vader van een gezin!
Mensen helpen zichzelf te worden
Een belangrijke taak van de priester
is het om andere mensen te helpen
zichzelf te worden.
“Zichzelf” dat betekent
dat mensen meer mogen gaan lijken
op het beeld van God dat zij in zich dragen.
Dat beeld is in iedere mens uniek;
iedere mens heeft van God
eigen gaven en talenten meegekregen.
Het is niet de bedoeling
dat mensen een kloon van iemand anders worden,
dat zij bijvoorbeeld geboetseerd worden
naar het beeld en de gelijkenis
van degene die hen begeleidt;
belangrijk is
dat mensen hun eigen gaven mogen ontdekken.
Ook iedere priester moet zichzelf zijn en worden.
Zo zal iedere priester weer anders zijn,
ieders roeping heeft een eigen kleur;
Elke priester is helemaal bedoeld om priester te zijn,
honderd procent, met hart en ziel,
maar het priesterschap van iedere priester
is ook weer uniek.
Net als iedere mens
mag een priester zijn eigen gaven en talenten ontdekken
en herkennen wat God in hem heeft gelegd.
En daar moet hij gebruik van maken.
De bisschop heeft dit vaker al bij priesterwijdingen
tot de wijdelingen gezegd:
Doe wat past b ij je eigen talenten en charisma’s.
Dat geldt eigenlijk voor iedere mens.
Heel veel mensen zijn in onze tijd beschadigd.
Mensen hebben soms veel meegemaakt
aan ellende, aan trauma’s, afschuwelijke dingen vaak.
Een priester is geen psycholoog -
al krijgt hij door de gesprekken wel veel levenservaring -
maar wel mag hij door de vergeving van Godswege
die hij door mag geven in het sacrament van de biecht,
een nieuw begin mogelijk maken.
Een priester moet en mag
veel luisteren
en hij mag mensen keer op keer duidelijk maken
dat zij niet hun problemen zijn,
maar dat zij beeld van God zijn
met unieke gaven en talenten.
Wees niet bang
“Wees niet bang”,
dat waren zo ongeveer de eerste woorden
die paus Johannes Paulus II uitsprak
toen hij in 1978 tot paus gekozen werd.
Een priester moet niet bang zijn:
wat zal dit mij brengen,
hoe zal mijn leven verlopen,
zal dit wel gaan,
kan ik dit aan?
Dit zijn menselijke vragen.
Het antwoord luidt:
Ga met God, ga met vertrouwen,
de Heer zal bij je zijn,
want dat is wat Hijzelf in het evangelie belooft:
“Ik zal met U zijn...”.
Wees niet bang...
hoe vaak worden deze woorden wel niet herhaald in het evangelie?
Het is heel menselijk om bang te zijn,
maar het is ook te menselijk.
Voor een priester en voor ons allen geldt:
bid, werk en vertrouw!
Zaaien in geloof
Dat vertrouwen is heel belangrijk;
een priester moet gevestigd zijn in zijn relatie met de Heer.
Anders lukt het niet.
De meeste priesters zien dat de mensen voor hen in de Kerk
ouder worden en kleiner in aantal.
Dat is niet gemakkelijk:
je doet je best en het wordt allemaal minder.
De priester moet daarom zaaien in geloof,
vaak zonder dat hij weet en ziet dat het iets oplevert.
Hij moet ook een levend besef hebben
van dat het gaat om iedere mens afzonderlijk;
het gaat niet om aantallen:
‘Ik had er zondag zoveel’,
‘En hoe was het kerkbezoek bij jou?’,
maar het gaat om iedere ziel afzonderlijk,
om de weg met God die een concrete mens gaat.
Geloof dat God vruchtbaarheid zal schenken,
dat Hij er enkelen zal roepen en met Zijn genade zo zal begeleiden
dat zij met hem zullen leven
en op hun beurt hun leven aan Christus zullen geven.
Ook is het goed voor een priester - en voor ieder van ons -
om het oog gericht te houden op de toekomst.
Hoe gaat het verder in de toekomst?
Hoe kan de Kerk haar zending blijven vervullen?
Dan is het niet goed als we ons met hand en tand
verzetten tegen veranderingen
- waarvan we eigenlijk bij enig nadenken -
wel weten dat die nu eenmaal moeten plaatsvinden.
De sluiting van een kerkgebouw is bijvoorbeeld
heel emotioneel en moeilijk.
Dat moet soms gebeuren
omdat er weinig mensen en financiële middelen
zijn overgebleven;
dan mag je hopen dat de mensen het de priester
- die ook niet gewijd is om kerken te sluiten -
niet al te moeilijk gaan maken;
het is gewoon jammer als die priester al zijn tijd en energie kwijt is
aan de emoties rond zo’n gebeuren.
Vorming van leken (Koreaanse martelaren)
Een ander belangrijk punt voor een priester
en voor ieder van ons is:
mensen te betrekken bij het werk van de evangelisatie.
Ook de apostel Paulus werd geholpen door leken
die met de mensen spraken en catechese gaven.
Leken kunnen vaak op plaatsen komen waar de priester niet kan komen.
Het zou goed zijn als zij zich steeds meer bewust worden
van hun christen-zijn
en van hun zending om het evangelie door te geven
aan anderen,
op alle plaatsen waar zij leven en werken.
We hebben geen leken nodig
die allemaal iets bij het altaar komen doen
en voorin de kerk staan.
We hebben leken nodig
en de priester heeft leken nodig,
die het geloof doorgeven
in de gezinnen, op het werk, in school, in contacten met anderen.
Dit kunnen zij vaak niet doen door te prediken,
maar wel door er open over te zijn dat zij katholiek zijn
en bij de kerk betrokken,
door duidelijk voor hun geloof uit te komen.
Een kandidaat voor het permanente diaconaat zei me bijvoorbeeld:
“Sinds ze op mijn werken weten dat ik voor permanent diaken studeer,
word ik met allerlei vragen en onderwerpen benaderd,
waar ze vroeger nooit over zouden spreken”.
Ook dit is een belangrijk punt:
dat de priester zich ervoor inzet
dat gelovigen worden gevormd
en dat die weer
een voorbeeld en inspiratiebron
voor anderen kunnen worden.
Wat er ook gebeurt,
er blijft altijd werk voor een priester,
omdat mensen van nature God zoeken,
zo heeft God ons geschapen.
Mensen blijven altijd verlangen naar God,
dat zit in de mens:
“ Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U”,
schreef sint Augustinus al.
+ Johannes Hendriks