Gevierd: Vijftig jaar Permanent diaconaat
Vernieuwing van het tweede Vaticaans concilie
Op 1 november werd in Hoofddorp gevierd dat het permanent diaconaat vijftig jaar geleden was hersteld. Op 30 oktober 1963 besloot een meerderheid van de concilievaders dit diaconaat te herstellen.
De Middag werd gepresenteerd door Wilfred kemp (RKK) en na de Eucharistieviering - waarbij ik onderstaande homilie heb gehouden - heb ik een lezing verzorgd over de invoering van het diaconaat tijdens het tweede Vaticaans concilie (zie binnenkort onder: “artikelen”op deze site) en meegedaan aan een forum met prof. Herman Noordegraaf, Stijn Fens (RKK, Vaticanwatcher) en Monic Slingeland (Trouw). Diaken Rob Mascini, voormalig president van het Internationales Diakonatszentrum, presenteerde zijn bij Adveniati verschenen boek: “helden, heiligen en pioniers” met ervaringen van diakens uit verschillende kerkelijke gemeenschappen.
homilie
Het is al weer meer dan twintig jaar geleden
dat woorden van een later afgezette Franse bisschop
ook in ons land weerklank vonden:
“Als de Kerk niet dient,
dient zij tot niets”.
In deze woorden mis ik weliswaar iets,
maar zij bevatten ook veel goeds.
Om maar te beginnen met wat ik erin mis:
de Kerk lijkt erin benaderd te worden
als een nuttig voorwerp,
een instrument,
een instelling die ergens goed voor is
zolang die niet nutteloos geworden is
en weggeworpen kan worden,
als het dat doel niet meer dient.
Maar we vieren vandaag Allerheiligen,
het grote feest van de “communio sanctorum”,
de gemeenschap van de heiligen
die wij belijden in onze geloofsbelijdenis,
en dus het feest van het grote geloofsgegeven
dat de Kerk niet wordt afgeschaft,
nooit zal worden ‘weggegooid’
maar dat zij wordt voltooid
dat zij - zoals we vroeger zeiden -:
de strijdende, de lijdende én de zegevierende Kerk omvat;
of zoals het tweede Vaticaans concilie het verwoordt:
de Kerk op haar pelgrimstocht door de tijd
- de pelgrimerende kerk -,
de Kerk die gezuiverd wordt
en de verheerlijkte Kerk (vgl. LG 49)
zijn één, één gemeenschap van de heiligen,
van allen die gedoopt zijn in de Heer.
De Kerk is niet een instrument,
zij is een gemeenschap,
waarin wij verbonden zijn
met allen die ons zijn voorgegaan
en zij is het lichaam van Christus,
weliswaar in zekere zin gewond door de zonde van haar leden,
maar ergens ook onaantastbaar
door de kracht van God die in haar woont.
Dit is voor ons een troost
nu we in de afgelopen jaren zo vaak zijn geconfronteerd
met de zonden en zwakheden
van bedienaren van de Kerk
en wij ook zelf moeten erkennen
dat we zwakke mensen zijn
en we door onze woorden en daden
het gelaat van Christus niet altijd hebben laten oplichten.
Gods liefde is onvoorwaardelijk,
zonder kleine lettertjes.
Nee, je wordt niet weggeworpen
omdat je te weinig hebt gediend,
maar de Heer ziet ons aan
met die blik die tegelijk barmhartig en uitnodigend is
- miserando atque eligendo,
om met de wapenspreuk van paus Franciscus te spreken -
en die ons de kracht geeft om weer op te staan,
opnieuw te beginnen
of verder te gaan.
Dat is onze opdracht, als Kerk, als mens,
als kerkelijk bedienaar.
Maar in die woorden van die afgezette Franse bisschop
zat ook wel iets goeds en iets waars:
het tweede Vaticaans concilie
heeft er een grote nadruk op gelegd
dat de Kerk
- en met name haar bisschoppen, priesters en diakens -
dienstbaar moeten zijn,
geroepen zijn om te dienen.
De Constitutie over de Kerk van dit concilie,
Lumen Gentium (LG),
heeft het bij voorkeur over
ministri, ministeria,
sacerdotium ministeriale,
ministerium communitatis, servitium
(dienaren, dienstwerk, dienstbaar priesterschap,
de dienst aan de gemeenschap, LG 18vv.),
terwijl LG 24 het woord “diakonia” gebruikt
om het dienstwerk van de bisschoppen aan te duiden,
dat wordt omschreven met de drie munera,
de drie taken of gaven van Christus:
de verkondigingstaak, de heiligingstaak en de herderlijke taak.
De uitoefening van die drie taken is “diakonia”.
Dat woord diakonia komt dan weer terug
in LG 29 waar diakonia het woord munus vervangt
wordt gebruikt om de drie taken van de diakens
aan te geven,
van wie verder gezegd wordt
dat zij niet voor het priesterschap maar voor het dienstwerk,
voor het ministerium,
worden gewijd.
Kortom, niet alleen over de diaken,
maar over alle gewijde bedienaren van de Kerk
wordt met grote nadruk door het tweede Vaticaans Concilie gezegd
dat zij geroepen zijn en gewijd
om dienstbaar te zijn,
om het volk van God te dienen.
Die dienstbaarheid in liefde is tegelijkertijd
hét kenmerk van iedere echte christen.
We kunnen geen christen zijn
zonder ons klein te maken en dienstbaar te zijn
naar het voorbeeld van Onze Heer Jezus Christus,
die mens werd en kwam om te dienen,
om de kleinste, de minste plaats in te nemen:
die van een verachtelijk mens, een bespotte,
ter dood veroordeelde.
De bisschoppen, priesters en diaken zijn geroepen
om Christus tegenwoordig te stellen
in diens liefdevolle dienstbaarheid:
de kern van hun taak is:
het heilswerk van Christus voort te zetten.
In het centrum van hun leven staan de sacramenten,
voor de bisschoppen en de priesters
om die priesterlijk te bedienen,
voor de diakens om daarin dienstbaar te zijn.
Vooral daar zijn zij
een “alter Christus”, een andere Christus,
waar hun handelen
het dienend handelen van Jezus Christus zelf is.
Onze paus Franciscus maakt dit in zijn doen en laten duidelijk.
Hij wil zich laten zien als “servus servorum Dei”,
dienaar van de dienaren Gods.
Zijn aandacht gaat uit naar de kleinen,
de zieken, de armen en gemarginaliseerden:
“Vergeet de armen niet”;
hij kwam niet opdagen bij een concert
dat te zijner ere werd gegeven,
maar hij was er wel in Lampedusa, in een jeugdgevangenis,
in een opvang voor vluchtelingen enzovoorts.
Natuurlijk kan hij ook niet alles en kan hij niet overal zijn,
- het is al een wonder dat hij op zijn leeftijd
zoveel doet -,
en het is een teken en een inspiratie voor ons:
Dien!
Geef jezelf, je hart, je leven.
En daar ligt tegelijk een kritische vraag
die we steeds aan onszelf mogen stellen:
zoek ik hier mijn eigen eer,
wil ík naar voren treden,
een ereplaats bekleden
of ben ik waarlijk klein en dienstbaar?
Want dat “ik” steekt o, zo gauw de kop op...
Spreek en denk eenvoudig over jezelf,
schaar je onder de anawim, Gods armen,
die proberen te zijn en steeds meer te worden
zoals degenen die Jezus in het evangelie van vandaag,
in die zaligsprekingen uit de Bergrede,
gelukkig prijst:
Zalig de armen van geest,
zalig de treurenden, de zachtmoedigen,
die verlangen naar gerechtigheid,
de barmhartigen, de zuiveren van hart,
degenen die uit zijn op verzoening en vrede,
die vervolgd worden,
kortom: al diegenen
die de minsten zijn,
de kleine weg gaan
van nederigheid en dienstbaarheid,
want dat zijn degenen
die uiteindelijk niet steunen
op eigen kracht en macht
maar die met lege handen staan
en die vertrouwen
op Gods genade.
De diaken heel bijzonder
- maar ook de bisschop en de priester
en uiteindelijk wij allemaal -
zijn geroepen om de kleine weg
van eenvoud en dienstbaarheid te gaan,
die van servitium en ministerium en diaconia.
We zijn onvoorwaardelijk aangenomen
in Gods liefde;
als Iemand je zo bemint,
geeft dat kracht om te dienen.
We gedenken dankbaar vandaag
dat dezer dagen vijftig jaar geleden
in het tweede Vaticaans concilie het besluit viel
om het permanent diaconaat te herstellen.
We kunnen zeggen dat dit dienend ambt
bij uitstek in het hart staat van de Kerk
zoals het tweede Vaticaans concilie die zag:
een Kerk die een werkzaam teken is van Christus aanwezigheid
en dienstbaar aan allen.
AMEN