Een gezicht voor St. Gerlachus, met dank aan de Rolling Stones
Symposium in Houthem St. Gerlach
In het kader van de herdenking van de 850e sterfdag van Sint Gerlach, de kluizenaar die leefde in een holle eik bij Houthem, heeft het kerkbestuur een gezichtsreconstructie van de heilige laten maken op basis van zijn schedel die al deze eeuwen in Houthem als relikwie wordt bewaard. Aan de reconstructie door een team van geleerden, is financieel bijgedragen onder meer door... de Rolling Stones! Hierover werd een symposium gehouden waarbij ik ook het eerste exemplaar van een nieuwe uitgave van de middeleeuwse levensbeschrijving van de heilige in ontvangst mocht nemen.
De Rolling Stones logeerden bij een bezoek aan Nederland in het naast het heiligdom gelegen hotel Chateau St. Gerlach en kregen van hotelier Camille Oostwegel een rondleiding waarbij ze ook hoorden over de reconstructie-plannen. Spontaan hebben ze toen een bijdrage toegezegd.
Op zaterdag 21 november werd de reconstructie gepresenteerd door de heren Arno Lataster en Jos Spee, die hieraan hebben gewerkt. Een toelichting werd door hen gegeven op de werkwijze en de achtergronden van bepaalde keuzes die zij moesten maken om tot deze reconstructie te komen.
Dr. Anneke Mulder-Bakker sprak over het leven van de heilige Gerlach als voorbeeld van een 12e eeuwse leek die zich op een geheel eigen wijze aan God toewijdde. Uit Aken waren mw. G. Grysar en de heer H. Fünding gekomen om te vertellen over de verering van St. Gerlach in de Akense Sankt Jakobskirche, drs. R. Dückers sprak over de museale opstelling in de schatkamer en ik zelf heb gesproken over Bijbelse grond van reliekverering en kerkrechtelijke aspecten (zie onder).
De interessante middag werd besloten met een klein orgelconcert door dr. Remy Syrier en de presentatie van de nieuwe uitgave van de Vita beati Gerlaci Eremytae.
RELIEKVERERING
Bijbelse achtergronden en kerkrechtelijke aspecten
1. Wat zijn relieken?
Relieken, “Reliquiae” in het Latijn zijn letterlijk de fysieke zaken die overgebleven of achtergelaten zijn van een heilige persoon of heilige zaak en bestemd voor de verering. Ze zijn een tastbare herinnering aan de heilige persoon of een heilsgebeurtenis. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen reliek en relikwie, waarbij een reliek dan de uitdrukking is voor een deel van het gebeente van een heilige of een voorwerp dat op het leven van Christus betrekking heeft en relikwie ook wordt gebruikt voor kleding of voorwerpen die aan een heilige hebben toebehoord. Het Directorium over Volksvroomheid en Liturgie, dat in 2002 door de Congregatie voor de Eredienst in Rome is uitgegeven, maakt onderscheid tussen relikwieën uit het gebeente (“ex ossibus”) en de voorwerpen die aan heiligen hebben toebehoord, die in zekere zin relikwieën op het tweede plan zijn.
2. Verering in het Oude Testament
Verering van relieken is voor ons mensen van de eenentwintigste eeuw niet vanzelfsprekend. Zeker wij noorderlingen voelen ons daar al gauw te nuchter voor of we associëren reliekverering met bijgeloof en afgoderij. Dat laatste verwijt valt katholieken ten deel als zij Maria of de heiligen vereren. Protestanten zeggen dan al gauw misprijzend dat de katholieken Maria aanbidden.
Vanzelfsprekend - U weet dat natuurlijk allemaal wel - moet er onderscheid gemaakt worden tussen aanbidding en verering. In het Oude Testament worden uitdrukkingen als “zij bogen zich neer” gebruikt voor zowel de aanbidding van God als de eer die werd bewezen aan familieleden, vreemdelingen, hoger geplaatsten en in het bijzonder voor koningen. Abraham boog voor de drie vreemdelingen die hem bezochten in Mamre zonder dat hij hun hemelse afkomst kende (Gen. 18, 2). Ook Lot boog diep toen twee engelen hem de verwoesting van Sodom kwamen aankondigen (Gen. 19, 1). Toen Bileam een engel zag, knielde hij neer en wierp zich ter aarde (Num. 22, 31). Dit zijn allemaal vormen van verering; in de voorbeelden die ik zojuist heb genoemd, betreft die verering in feite engelen, ook al werden die op het moment van het eerbewijs niet als zodanig gekend. En toen de zonen van Jakob hun broer Jozef kwamen opzoeken in Egypte om bij hem graan te kopen, bogen zij zich diep voor hem neer (Gen 42:6; 43:26, 28; vgl. Gen 37:7, 9, 10). Dezelfde terminologie wordt op tal van plaatsen gebruikt voor de eer die aan God wordt bewezen. Tot op de dag van vandaag worden in het Jodendom de graven van tal van grote figuren uit het Oude Testament bijzonder geëerd.
3. Begin van de christelijke relieverering
Dat was ook het vertrekpunt voor de christelijke heiligen-en reliekenverering. In de eerste eeuwen vond de verering van de relieken van een heilige vooral plaats door de gedachtenis van een martelaar en de verering van diens graf. De eerste martelaar in de jonge christengemeenschap, de heilige Stefanus, werd begraven en er werd een grote rouwklacht over hem gehouden (Hand. 8, 2), dat wil zeggen: men verzamelde zich rond zijn graf. De oudste liturgische teksten van oost en west vierden het feest van de depositio, het te rusten leggen van de overblijfselen - de relieken - van de heilige Stefanus. Al gauw zien we in allerlei martelaarsakten - teksten geschreven door christenen over het martelaarschap van een heilige - dat zij spreken over het gebeente van de martelaren. Kort na het jaar honderd werd de heilige Ignatius van Antiochië in Rome gemarteld en ter dood gebracht door voor de leeuwen te worden gegooid, terwijl een menigte juichend dat schouwspel bekeek. De schrijver vermeldt dat alleen de steviger delen van de heilige resten van de martelaar waren overgebleven en dat die in linnen werden gewikkeld en werden terug gegeven aan de kerk in Antiochië als een “kostbare schat door de genade die in de martelaar was”. We weten ook dat christenen graag in de buurt van een martelaar begraven wilde worden. Tenminste vanaf de tweede eeuw werden er heiligdommen gebouwd om relieken te bewaren en werden liturgieën gevierd om de heilige te eren. Tertullianus (+ 240) bijvoorbeeld vermeldt dit al (De pudicitia 11).
4. Het altaar als plaats van relieken
Boven het graf van de martelaar werd vaak een altaar opgericht of er werd gebeente van de martelaar in het altaar geplaatst, een gebruik dat is gebleven tot op de dag van vandaag en dat al lijkt aangeduid in het boek van de Apokalyps waar staat: “... ik zag onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren om het woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd” (Apc. 6,9). Het tweede Concilie van Nicea bepaalde in 787 dat geen kerk mocht worden geconsacreerd zonder de relieken van een heilige; momenteel wordt het nog steeds sterk aanbevolen en voor vaste altaren verplicht gesteld in het kerkelijk wetboek (c. 1237; vgl.Algemeen Statuut van het Romeins Missaal n. 302; Directorium Volksvroomheid n. 237). De betekenis daarvan is dat het offer en het heilig leven van de martelaren en heiligen betekenis heeft door het offer van Jezus Christus dat wij op het altaar vieren en dat hun offer (en ook onze offers gebracht in een geest van geloof) verbonden zijn met dat offer van de Heer.
5. Verbreding van de verering naar niet-martelaren
Die verering van de graven en de relieken werd al gauw uitgestrekt tot andere personen. Het monnikendom ontstond en daarmee een verering voor deze heilig levende personen die als kluizenaar of in de gemeenschap van een klooster de Heer hadden gediend. In het aloude Sint Catharinaklooster op de berg Sinai worden de monniken nog steeds een jaar na hun dood opgegraven. Wanneer de lichamen dan vergaan zijn worden de beenderen in ossuarium geplaatst en de schedel in een kapel waar alle monniken met hun naam erbij op deze wijze vertegenwoordigd zijn. Als het lichaam niet vergaan is, gaat het graf nog een jaartje dicht en wordt er extra gebeden voor de zielenrust van deze monnik. Dit oude gebruik getuigt van de zin die de reliekverering voor de eerste christenen had: door de verering van het gebeente, die een blijk van genegenheid voor de gestorvene was, wilde men eer bewijzen aan het leven en voorbeeld van de gestorvene en getuigen van de gemeenschap die er onverbrekelijk met hem bestaat in de gemeenschap der heiligen.
6. Relieken en wonderen
Er is nog een andere aspect aan de reliekverering dat we niet mogen vergeten en dat is dat van de wonderen die verbonden zijn met de relieken van de heiligen: de kracht van de aanraking. Wij zijn geneigd om dat toe te schrijven aan de volksdevotie en de late Middeleeuwen, maar in feite vinden de sporen hiervan duidelijk in het evangelie. De vrouw die aan bloedvloeiing lijdt, denkt: “Als ik alleen maar de zoom van zijn kleed zal kunnen aanraken, zal ik genezen zijn”(Mt. 9,20-22; Mc. 5, 25-29; Lc. 8, 43-48). Op grond van dit geloof wordt zij genezen. In de Handelingen van de apostelen gaat het nog iets verder, als Paulus preekt in Efeze. God deed door Paulus daar buitengewone wonderen, aldus de Handelingen, en de mensen namen zelfs hoofddoeken en lijfgoed mee dat hij gedragen had en brachten het bij de zieken, waardoor de kwalen van hen werden weggenomen en de boze geesten hen verlieten (Hand 19, 11-12). Bij leven van de apostel Paulus werden er dus al relikwieën van hem bewaard en gebruikt.
Is dit toeschrijven van een genezende kracht aan relieken een vorm van bijgeloof, zoals wij geneigd zijn te denken? In feite heeft dit te maken met de overtuiging dat een man of vrouw Gods op een bijzondere manier deelachtig is geworden aan de genade en door die kracht van de heilige Geest is omgevormd naar lichaam en ziel. De heilige is een begenadigd mens naar lichaam en ziel en dat uit zich tijdens diens leven niet zelden in wonderlijke gebeurtenissen als genezingen, aanwezigheid op meerder plaatsen tegelijk (bilocatie), de gave in iemands ziel te kunnen schouwen enzovoorts. Het uit zich bovendien in bijzondere gebedsverhoringen die na de dood van een heilige op diens voorspraak worden verkregen. Alles wat aan de heilige heeft toebehoord brengt ons in een directe relatie met die persoon en diens Godservaring. De voorwerpen van de heilige brengen ons in contact met de heilige en diens bijzondere gaven. De verering die aan relieken wordt gebracht is “relatief”, dat wil zeggen dat die verering eigenlijk niet gericht is op dit botje of stukje stof maar op de persoon van de heilige of martelaar. De wonderdadige gave van een heilige, wordt beschouwd als iets dat na diens dood uitgaat van zijn stoffelijke overblijfselen en dat sterker is naarmate men dichter bij het lichaam van de heilige is en dat wellicht kan aanraken. Daarom kan men zeggen dat de iconen in de Oosterse eredienst eenzelfde rol vervullen: die iconen hebben de functie om de erop afgebeelde persoon tegenwoordig te stellen, te vergelijken ( maar natuurlijk niet gelijk te stellen) met de tegenwoordigstelling van Christus in de sacramenten. In de westerse, “Latijnse” kerk wordt misschien iets minder waarde gehecht aan beelden en iets meer aan relieken, die werkelijke overblijfselen zijn van een heilige, maar de eredienst wordt niet bewezen aan de reliek of afbeelding op zich maar aan de martelaar of heilige die er door wordt gerepresenteerd. De catechismus van de katholieke kerk ziet de verering van relikwieën, evenals bedevaarten, processie, de kruisweg en de rozenkrans, als uitingen van volksvroomheid. Daarom wordt een reliek niet ter verering uitgesteld op het altaar: dat blijft bewaard voor de viering en de uitstelling van de Eucharistie (Directorium n. 237).
7. Omgang met relieken
Relieken worden gewoonlijk in een reliekschrijn geplaatst of in een kleinere reliekhouder gevat, die weer in een kastje kan worden gehangen of in een grotere reliekhouder (reliek-ostensorie) kan worden gedaan waarin de reliek te verering wordt aangeboden.
De katholieke kerk heeft een bijzondere zorg voor een correcte omgang met relieken waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteeds aan de vervreemding van relieken en de echtheid ervan en de waardige omgang met relieken.
Als een reliek in het altaar wordt gelegd, moet de echtheid ervan vaststaan, stelt het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal (n. 302). De kerk zal zich van de echtheid van relikwieën moeten vergewissen en als die twijfelachtig is, moet die relikwie niet meer worden vereerd. Van mgr. Hopmans, een vroegere bisschop van Breda, is dan ook een speciaal documentje bewaard met de aanduiding dat bepaalde relieken die in bezit van het bisdom waren, niet mochten worden vereerd (vgl. E. Verheggen, Particulier of openbaar? De verering van relieken in het bisdom Breda in de negentiende en twintigste eeuw, in: Brabants Heem 50(1998), pp. 22-33, hier p. 24) Het concilie van Trente (1545-1563) heeft daarover al nadere regels gegeven: de echtheid van de reliek moest schriftelijk worden vastgelegd. Zo’n echtheidsverklaring wordt afgegeven door kardinalen, bisschoppen, algemeen oversten en abten en abdissen bij een verzegelde relikwie.
Het kerkelijk recht bepaalt dat de heilige relikwieën niet mogen worden verkocht en als het gaat om Relikwieën van bijzondere betekenis of relikwieën die door het volk zeer worden vereerd, mogen ze ook niet op andere wijze vervreemd of voor altijd naar een andere plaats overgebracht worden, zonder toestemming van de Apostolische Stoel, dat wil zeggen: van de paus. Iedere vorm van handel in relieken is uit den boze, “Nefas est”, zegt het kerkelijk wetboek, waarmee die handel tot een goddeloze daad wordt gestempeld; in feite is dat een vorm van simonie: heilige zaken voor geld verkopen. Het verhaal dat in een artikel van A.M. Janssens wordt vermeld, over een generaal-abt van de Cisterciënsers die door Brabant trok om met de opbrengst van de verkoop van relieken een abdij te stichten, is dan ook vermoedelijk niet waar; anders is het een ernstig misbruik geweest (zie: Verheggen, a.c., p. 25).
Onder de relieken van heiligen nemen delen van het gebeente de eerste plaats in. De bijzondere reliek die hier in Houthem St. Gerlach al zoveel eeuwen wordt bewaard verbindt de pelgrim die nu naar deze plaats komt op bijzondere, fysieke wijze met de heilige Gerlach. Die schedel overbrugt de eeuwen en stelt de heilige tegenwoordig op wiens voorspraak wij hier Gods gunsten willen vragen.
(NB: Gebruik is gemaakt van verschillende artikelen die over dit onderwerp zijn verschenen, in het kader van deze lezing is afgezien van het citeren van deze bronnen)