Die vader kunnen wij allen zijn
Vierde zondag van de 40 dagentijd C
Op zondag Laetare, zoals de vierde zondag van de veertigdagentijd wel wordt genoemd, stond in dit C jaar de parabel van de verloren zoon centraal (Lc. 15, 1-3. 11-32), die misschien nog eerder de gelijkenis van de barmhartige vader kan worden genoemd. In dit heilig jaar van Barmhartigheid biedt die extra stof tot overweging.
Homilie
Recht op...
Die jongen had zijn vader grof beledigd.
Hij had hem behandeld alsof hij dood was:
hij had zijn erfdeel opgeëist.
Hij had bovendien met dat geld niks zinnigs gedaan;
hij had het gewoon verbrast,
hij had er op los geleefd,
gedaan wat hij leuk vond,
geen rekening gehouden met anderen,
maar gewoon alleen maar aan zichzelf gedacht.
Hij had gevonden dat hij geen plichten had,
maar alleen maar rechten:
recht op dat geld,
recht op zijn eigen leven,
recht op vrijheid,
recht om zelf te doen wat hij wilde,
recht om op eigen benen te staan.
Pas dan...
Hij kwam trouwens pas op andere gedachten
toen hij gigantisch in de problemen zat:
hij had niks meer;
hij had geen eten;
en het enige baantje dat hij vinden kon
was varkens hoeden
- voor een Jood een grote schande,
want varkens zijn voor hen onreine dieren;
zij mochten geen varkensvlees eten -.
Pas dan, als hij zo'n honger heeft
dat hij de schillen van de varkens
wel zou willen eten,
als hij echt helemaal geen toekomst meer ziet,
helemaal niet meer weet waar hij het zoeken moet,
ja, dan gaat hij pas terug naar zijn vader.
Hangende pootjes
Ik denk dat iedereen zich kan voorstellen
dat het die vader best wel pijn heeft gedaan
dat hij zo door zijn zoon werd behandeld.
Die pijn moet hij
tot in het diepste van zijn ziel hebben gevoeld.
En hij moet wel hebben gezien aan die jongen
dat het uit pure ellende was
dat hij met hangende pootjes terug kwam:
hij had gewoon geen uitweg meer.
Op de uitkijk
Maar er is geen sprake van haat of wrok
geen bitter woord of stil verwijt.
Die jongen krijgt alleen het gevoel
dat hij verschrikkelijk welkom is.
Die vader staat al op de uitkijk,
hij laat hem niet eens uitspreken
als hij zijn excuses maakt,
hij valt hem om de hals en kust hem hartelijk.
Hij houdt van die jongen van hem.
Die vader kunnen wij allen zijn
Die vader kunnen wij allen zijn
als wij mensen nieuwe kansen geven.
Dat is nodig.
Ouders kunnen het bijvoorbeeld moeilijk hebben met hun kinderen.
Jongeren kunnen in de puberteit bijvoorbeeld
heel negatief doen:
het is allemaal niks,
dat is niet goed en dat is niet goed;
best heel harde oordelen.
Het hoort bij hun weg naar volwassenheid,
naar de vorming van een eigen oordeel
en een eigen persoonlijkheid.
Daarbij kunnen er dingen worden gezegd
die de ouders diep raken
of die omgekeerd de jongere raken.
Maar als die ouders of die jongere
proberen het een beetje te plaatsen,
zullen ze er niet door verbitterd raken,
maar gewoon weer nieuwe kansen geven.
Die vader stond al naar die jongen op de uitkijk
voordat die op weg ging;
hij hield al van hem en wilde hem al vergeven,
voordat hij iets gezegd had.
De bittere woorden,
de aangedane pijn
stonden op geen enkele manier
tussen die jongen en zijn vader in.
Je ouders
Van je eigen ouders kun je dat misschien begrijpen:
je weet dat ze van je houden;
je bent hun eigen vlees en bloed;
ze zijn trots op je.
Wat je ook gezegd hebt
of gedaan,
je kunt toch weer op ze terug vallen.
En zo hoort het ook.
Zij zullen proberen het te plaatsen:
hij is op zoek naar de volwassenheid;
hij beseft niet wat dit in ons teweeg brengt;
we geven hem of haar natuurlijk
nieuwe kansen.
Probeer te begrijpen
En van een ander?
Vraag niet van een ander
dat hij alles met je uitpraat;
het is mooi als dat gebeurt
en zelf moet je dat maar proberen te doen,
maar het kan lang niet altijd.
Vraag niet altijd dat een ander naar jou toekomt,
maar doe als die vader die al naar die jongen toesnelt.
Je hoeft niet over je te laten lopen,
maar probeer een ander te begrijpen
met een open en welwillend hart.
Wat voelt een ander?
Waarom is een ander toch zoals die is?
Alles van een ander weten,
is alles begrijpen,
maar geloof in ieder geval
dat er iets te begrijpen valt,
dat er iets te verstaan is,
dat die mens het waar is
om een nieuwe kans van je te krijgen.
Hij komt naar je toe
Zo is God.
De tweede lezing nodigde ons uit:
laat je met God verzoenen;
God heeft je niks gedaan,
hij staat niet in de schuld bij ons.
Het ligt aan ons dat wij zo ver weg van Hem staan;
maar doe maar als die jongste zoon;
de Vader, God, komt al naar je toe;
Hij zal ons altijd nieuwe kansen geven;
maak dus maar een nieuw begin.
AMEN