Nieuwe regels doop en huwelijk oosterse christenen
Concordia inter Codices
Paus Franciscus heeft het Motu Proprio Concordia inter Codices (31 mei 2016) gepubliceerd, dat op 15 december 2016 van kracht wordt. Daarin staan een paar belangrijke veranderingen voor wat betreft de bediening van de sacramenten bij oosterse christenen. Vooral voor diakens heeft dit gevolgen.
De belangrijkste veranderingen zijn:
- een katholiek bedienaar kan een kind dopen van niet-katholieke ouders als die hun eigen bedienaar niet kunnen bereiken;
- een diaken kan niet geldig assisteren bij huwelijken van oosterse christenen, zelfs niet als slechts één partner oosters is en die niet-katholiek is;
- huwelijkssluitingen van niet-katholieke oosterse christenen zijn met toestemming van de bisschop, vicaris-generaal of competente bisschoppelijk vicaris mogelijk.
Toelichting
Het Motu proprio Concordia Inter Codices van paus Franciscus, bekend gemaakt op 15 september 2016, wijzigt enkele bepalingen van het kerkelijk wetboek. Wettelijke bepalingen beginnen normaal te gelden drie maanden na de datum van de AAS (Acta Apostolicae Sedis) waarin ze worden afgekondigd (vgl. c. 8 §1), maar in dit geval is in het Motu Proprio bepaald dat de afkondiging plaats vindt in L’Osservatore Romano en daarna zal worden gepubliceerd in de Acta Apostolicae Sedis. Dit maakt een beetje onduidelijk of er een vacatie is (de tijd voordat de wet van kracht wordt) en wanneer die eindigt, omdat de Codex alleen de vacatie-periode bepaalt bij afkondiging in de AAS. In ieder geval is veilig aan te nemen dat de wet vanaf 15 december 2016 van kracht is.
DOOPSEL EN RITUSVERANDERING
- Oosterse christenen
Canon 111 regelt of een kind door het doopsel deel uitmaakt van de Latijnse kerk (als beide ouders Latijnse gelovigen zijn) of van een Oosterse kerk (als de ouders daartoe behoren; als één van hen daartoe behoort, gebeurt de keuze in onderling overleg, bij verdeeldheid geeft de Kerk van de vader de doorslag). Aan deze canon is een paragraaf toegevoegd waarin staat dat een kind door het doopsel behoort tot de Kerk waartoe de katholieke ouder behoort, als slechts één van beide ouders katholiek is.
Dit betekent ook dat de keuze niet kan vallen op een ‘geünieerde’ Oosterse Kerk als één van de ouders tot de niet-geünieerde Kerk van diezelfde ritus behoort, tenzij die ouder katholiek wordt of speciale toestemming wordt verkregen.
Aan canon 112 is een paragraaf toegevoegd waarin wordt aangegeven wanneer een overgang naar een andere ritus (Ecclesia sui iuris) van kracht wordt (in de gevallen waarin dit mogelijk is). Zo’n overgang moet in het doopboek worden genoteerd en deze en andere notities over de staat van een persoon moeten altijd op het doopbewijs worden vermeld. Dit wordt aangegeven in canon 535, die inhoudelijk overigens niet nieuw is.
Uitdrukkingen als ‘Latijnse ritus’ en ‘rituele Kerk’ in de Codex worden door dit Motu Proprio vervangen door ‘Latijnse Kerk’ en ‘Kerk van eigen recht’ (Ecclesia sui iuris), vgl. cc. 112; 535 §2; 1109.
- Niet katholieke christenen
Aan canon 868 is eveneens een paragraaf toegevoegd: “Een kind van niet katholieke christelijke ouders wordt geoorloofd gedoopt, als de ouders of tenminste één van hen of degene die op wettige wijze hun plaats innemen, dit vragen en het voor hen fysiek of moreel onmogelijk is hun eigen bedienaar te benaderen”. Dit opent de weg om in bepaalde gevallen kinderen van niet-katholieke ouders te dopen, zonder dat die daarmee feitelijk tot de katholieke gemeenschap gaan behoren.
HUWELIJKEN OOSTERSE CHRISTENEN
- Geen diaken
Met name voor de diakens is de toevoeging aan canon 1108 van belang. In een nieuwe, derde paragraaf van die canon is te lezen: “Alleen een priester assisteert geldig bij het huwelijk tussen twee oosterse partijen of tussen een Latijnse partij en een katholieke of niet-katholieke oosterse partij”. In de canones 1111 §1 en 1112 is een verwijzing naar deze canon opgenomen. In canon 1127 §1 is daarom “gewijde bedienaar” (“minister sacer”) vervangen door: “priester”.
Dit betekent dat diakens in de toekomst niet langer geldig assisteren bij huwelijken waarbij tenminste één van de partners een Oosterse christen is, ook als die persoon niet-katholiek is.
- Huwelijkssluitingen van niet-katholieken
Aan canon 1116 is een derde paragraaf toegevoegd die mogelijk maakt huwelijken van niet-katholieke oosterse christenen te sluiten met toestemming van de plaatselijke Ordinaris ((bisschop, vicaris-generaal): “De plaatselijke Ordinaris kan aan iedere katholieke priester bevoegdheid verlenen om het huwelijk te zegenen van christengelovigen van de oosterse Kerken die niet de volledige gemeenschap met de katholieke Kerk hebben als zij het uit eigen beweging vragen en mits niets de geldige en geoorloofde viering van het huwelijk in de weg staat. Deze priester dient hierover de bevoegde overheid van de betreffende niet katholieke Kerk in te lichten, echter met de noodzakelijke prudentie”. (De uitdrukking: “het huwelijk zegenen” geeft de terminologie van de Oosterse Codex – Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium – weer overeenkomstig de daar gebruikelijke theologische visie, maar slaat op de huwelijkssluiting).
+ J.W.M Hendriks