Zusters van de Voorzienigheid kiezen nieuw bestuur
Kapittel in Heemstede
Woensdag 7 juni werd in het Moederhuis in Heemstede het algemeen kapittel van de zusters van de Voorzienigheid besloten met onder meer de keuze van de algemeen overste en de raad. ‘De Voorzienigheid’ is een diocesane congregatie van het bisdom Haarlem-Amsterdam, reden waarom ik het keuzekapittel heb voorgezeten.
Gekozen werden de zusters Johanna Ketelaar (algemeen overste), Judith van der Werff en Riet Hendriksen. De laatste twee zusters vormen wat door het religieuzenrecht als de Raad wordt aan geduid, maar door de zusters zelf worden deze drie zusters vooral bestuur genoemd en ze wilden alle drie graag in grote saamhorigheid en collegialiteit optreden. Dat is, gezien de leeftijd van de zusters, ook wel te begrijpen: alle zusters zijn boven de 70, op vier na zijn de zusters boven de 80. Ik trof zusters tegen of boven de 100 die nog opmerkelijk vitaal waren. In totaal zijn er nu geen 60 zusters meer, maar het was ooit een grote congregatie met meer dan 800 religieuzen.
In 1852 was pastoor P. Hesseveld een kindertehuis begonnen in Amsterdam; een jaar later kwam daar Mietje Stroot aan, de latere Moeder Theresia, om te helpen. In 1856 legden de eerste meisjes geloften af en ontstond de Congregatie. De congregatie Arme Zusters van het Goddelijk Kind, later beter bekend als de zusters van "De Voorzienigheid", namen de zorg voor de meisjes op zich. Rondom dit tehuis groeide in de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw een groot rooms-katholiek sociaal-educatief centrum. De zusters legden zich toe op zorg voor (wees)kinderen, onderwijs, later ook bejaardenzorg, gezinszorg, maatschappelijk werk en pastorale zorg.
De congregatie is nu ‘in afbouw’ en het thema luidde dan ook: “Blijf bij ons, want het wordt al avond”, de woorden die de Emmausgangers tot de verrezen Heer spraken. In de gebedsviering ’s middags heb ik naar aanleiding van die tekst gesproken: de zusters en de Cognregatie verkeren in de avond van hun leven. Er is veel om op terug te zien, laten we dat niet alleen met weemoed doen en vanuit een gevoel van verlies maar vooral in dankbaarheid, zoals de Emmausgangers geleidelijk leerden te doen. En laten we zoeken wat ook ons hart doet branden door het te voeden met de H. Schrift, de sacramenten, de eigen spiritualiteit van de Congregatie en wat ons persoonlijk helpt om onze weg met Jezus te gaan.