Maria koningin, nieuw en toch al oud....
22 augustus
Op de octaafdag van het hoogfeest van Maria tenhemelopneming wordt de gedachtenis van Maria Koningin gevierd. Deze gedenkdag is door paus Pius XII ingesteld in 1954, al had die toen nog een andere plaats in de liturgische kalender.
In 1954 ging dit feest de meimaand afsluiten, na de kalenderhervorming na het concilie heeft het de huidige, meer logische plaats gekregen: het maakt nu het verband duidelijk met het hoogfeest van de Tenhemelopneming.
de H. Fulbert van Chartres en de H. Anselmus gebruikten in de elfde eeuw al de titel "Koningin van de engelen" voor Maria. Daarvoor deed Hrabanus Maurus (+ 856) dat al en net als bijvoorbeeld Nicolaas van Clairvaux (+ rond 1176) noemt hij haar de koningin van de hemelen. Ook in de Byzantijnse literatuur wordt Maria koningin genoemd en de heilige Bernardinus van Siena sprak over Maria als koningin die verheven is boven alle aardse heersers. Voor de mensen op aarde, zo zei hij, is zij een koningin van barmhartigheid. John Gerson (+ 1439), een invloedrijke persoon in zijn tijd en kanselier van de universiteit van Parijs, noemde Maria in zekere zin (quodammodo) koningin van het rijk van gerechtigheid en barmhartigheid. Ook hij noemde Maria koningin van de engelen en koningin van de hemel. Paus Pius XI en paus Johannes XXIII noemden Maria de koningin van de apostelen en de koningin van de missies. Ook Amedeus van Lausanne (+ 1159) uit wiens werk we in de daglezing van dit feest lezen, betrekt het koningin-zijn van Maria vooral op de apostelen en engelen. In de litanie van Loreto wordt Maria vele malen als Koningin aageroepen en ook de Maria-antifonen doen dat: Salve Regina..., Ave Regina coelorum. In de kunst is de kroning van Maria talloze malen verbeeld.
De titel "koningin" voor Maria is dus al oud, ook als het feest tamelijk recent is ingevoerd. Een voorafbeelding heeft men willen zien in de koningin moeder in het Oude Testament, die invloedrijk is bij haar zoon, de koning (vgl. 1 Kon. 14,21; 15,2; 2 Kon. 12,1; 14,2; 15, 2.33; 18, 2; 21,1.19; 22,1; 23, 31.36; 24, 8.18). De liturgie lijkt daarop te zinspelen door in het gebed over Maria als "ons aller koningin en moeder" te spreken. Maria, ten hemel opgenomen, spreekt voor ons ten beste als 'smekende almacht' - supplex orans - bij haar Zoon.