Open je om het Levende Brood te ontvangen...
homilie De Kwakel, 12 augustus
Ieder mens heeft zijn eigen karakter. Er zijn mensen met een zonnig karakter en mensen die altijd een bui zien hangen; er zijn mensen die voortdurend open zijn voor een nieuwe uitdaging en mensen voor wie alles te veel is; er zijn mensen die erg met zichzelf bezig zijn en er zijn mensen die altijd voor anderen klaar staan; er zijn mensen die zelfs bij grote moeilijkheden een bijzondere kracht en opgewektheid uitstralen en er zijn mensen die altijd klagen, zuchten en mopperen.
Nu hebben we geen van allen onszelf gemaakt, in zekere zin zijn we wie we zijn, we hebben allemaal onze minder goede kanten, er zijn dingen waaraan we moeten blijven werken, en ieder van ons heeft goede, mooie, zelfs unieke kanten, waardoor ons leven en onze persoon een eigen bijdrage is aan de opbouw van Gods koninkrijk.
Maar hoe we ook zijn en wie we ook zijn bij ons christen-zijn hoort openheid, want dat is de kern van de liefde die eigenlijk het centrale geheim en het centrale gegeven is van onze Godsdienst: alles draait om God liefhebben en je naaste liefhebben en dat wil zeggen dat je open staat voor God met heel je hart en dat je open staat voor je medemensen.
En dat is allemaal begonnen bij de liefde van God zelf: Hij heeft ons het eerste liefgehad en Hij heeft Zijn Zoon aan ons gegeven, die alles voor ons mensen overhad tot de dood aan het kruis, om ons te verlossen, voor eeuwig te redden. Nu sluiten we ons gemakkelijk af.
Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer we iets meemaken dat ons niet zint, maar dat we ook niet kunnen veranderen; of als we toch een beetje afgunstig zijn op wat een ander heeft bereikt of doet of als we ergens van binnen wel voelen dat we eigenlijk een stap zouden moeten zetten naar God toe of naar een ander toe, maar we er innerlijk nog niet aan toe zijn.
Dan ga je je verzetten en dat is wat we vandaag in het evangelie ook zien: de mensen hebben eerst een wonder meegemaakt, de broodvermenigvuldiging waarover we twee weken geleden hebben gehoord: een jongen komt met vijf broden en twee vissen, die kleine bijdrage van menselijke zijde, en de Heer geeft een grote menigte van vele duizenden mensen, daarvan te eten en daarvan blijft nog veel meer over dan die vijf broden waarmee alles begonnen was: twaalf manden vol worden er opgehaald, Goddelijke overvloed.
De mensen hebben dus een groot wonder meegemaakt en ze waren dan ook diep onder de indruk. Maar wat doen ze er dan mee? Ja, ze wilden Jezus tot koning maken. In tijden van crisis zoek je natuurlijk graag iemand die uit veel te weinig brood of geld een heleboel kan maken. Zo iemand willen ze ook in Spanje of Griekenland wel en wij kunnen zelf soms ook weleens iets meer gebruiken!
Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om de vraag: wat doen die mensen er innerlijk mee? Waarvan willen zij nu verder gaan leven: van het voedsel dat de Heer hun geeft of gaan ze op eigen kracht verder? Ook velen van ons zullen in hun leven weleens iets bijzonders hebben meegemaakt, iets wat je toch wel als een soort wonder kunt zien.
Als priester en bisschop heb ik heel vaak van wonderlijke gebeurtenissen mogen vernemen. Deze week schreef me nog iemand die een kleindochter heeft die ernstig ziek was. De artsen gaven het meisje weinig kans, er was nog een zeer riskante operatie mogelijk, maar waarschijnlijk zou zij zelfs als die zou slagen ernstige gevolgen eraan overhouden. De operatie is toch gedaan en het meisje herstelde wonderbaar en zo goed en snel en helemaal dat ze zelfs het jaar op school niet had verloren. Natuurlijk waren die ouders en oma heel erg blij en dankbaar en die oma heeft heel wat missen laten lezen uit dankbaarheid voor deze genade. Zij zag dus wel de hand van God in dit gebeuren. Maar dat is niet vanzelfsprekend.
Ik heb zelfs mensen meegemaakt die zelf vertelden dat zij een verschijning hadden meegemaakt en die toch niet tot geloof kwamen. Zoiets gebeurt in het evangelie van vandaag: de mensen hebben het wonder meegemaakt en Jezus nodigt hen als het ware uit om meer te gaan leven van het brood dat uit de hemel neerdaalt, dus zeg maar: van Gods gaven, om hun hart te openen voor het brood dat uit de hemel komt; en wat gebeurt er? De mensen beginnen te mopperen en alles wat er gebeurd is weer omlaag te halen: die Jezus is toch maar een gewone jongen en we kennen Zijn familie. Wat denkt Hij wel? Ze sluiten zich dus weer af voor het geheim van God dat naar hen toe gekomen was.
Het evangelie gebruikt daarvoor het woord “morren”; dat is de term die in het Oude Testament werd gebruikt voor de Joden in de woestijn, die keer op keer in opstand kwamen tegen God, hoewel de Heer hun allerlei goede gaven had geschonken: ze waren gered uit Egypte, kregen de de tien geboden en water en brood en kwartels om te eten en een veilige reis; en toch begonnen ze weer te morren en kwamen ze in opstand tegen God. En zo gaat het ook vaak tussen mensen onderling: iemand steekt wat boven het maaiveld uit en dat roept dan toch weer negatieve reacties op, mensen sluiten zich af: “Wat denkt hij wél?”
Open je! Sluit je niet af! Sluit je niet op in jezelf, in je gemopper, in je negativiteit. “Ik ben het levende Brood, dat uit de hemel is neergedaald”, zegt Jezus vandaag, “als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid...”.
Dus, open je voor Hem en voor je naaste, want Hij zegt: als ik je geestelijk voedsel mag zijn, als je leeft vanuit mij, vanuit je geloof, zal je zoveel goeds geschonken worden, zelfs het eeuwige leven. AMEN.