‘Kennis is macht’, maar is dat de kennis die we willen?
Vrijdagmorgen 16 maart was ik in het seminarie in Heiloo voor de heilige Mis (en daarna colleges over het tweede Vaticaans concilie). In het evangelie hoorden we de Jeruzalemmers argumenteren, zij dachten Jezus te kennen. Jezus spreekt dan over een andere, de ware kennis.
In de preek ben ik op dit evangelie ingegaan (Jo. 7, 1-2. 10. 25-30). De kennis van de mensen van Jeruzalem is die van het paradijs, waar de zonde bestond in het gelijk willen zijn aan God door de kennis van goed en kwaad. Het is een kennis die zich boven God verheft, van het ‘zelf beter weten’, de kennis van hoogmoed en trots, die zich niet wil buigen of openen. De kennis waar het Johannes-evangelie het over heeft is daarentegen een ‘empathische’ kennis, een innerlijke kennis van God, die een innerlijk verstaan en beminnen insluit en dus nederig is. Het is de oude strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis, tussen hoogmoed en dienstbaarheid, waar Johannes het in zijn proloog (Jo. 1, 1-18) over heeft, die hier wordt gevoerd en die zal worden belecht door de uiterste dienstbaarheid, het lijden en sterven van Onze Heer Jezus Christus. Moge al ons kennen dienen zijn, begrijpen, innerlijk smaken en liefhebben.