Op retraite... in de stilte van een abdij
bij de Trappisten van Rochefort
Voor mijn retraite was ik dit jaar een week in de Trappistenabdij van Rochefort in de Belgische Ardennen, niet zover van Han en de abdij van Chevetogne. De abdij is misschien het meeste bekend van het bier, want op de plaats zelf heersen stilte en rust.
De Trappisten zijn vanouds een orde van zwijgende monniken. Tot zo'n kleine zestig jaar geleden gebruikten zij zelfs een speciale gebarentaal. De orde behoort tot de Benedictijnse familie en is een hervorming van de Cisterciënsterorde: Orde van de Cisterciënsers van de stricte Observantie heet dit religieus instituut dan ook officieel. Maar de orde is vooral zeer bekend door het Trappistenbier. Dat werd in Rochefort vroeger gebrouwen onder leiding van een Nederlandse monnik, de nu hoogbejaarde Frère Antoine, die terwijl ik voor de retraite in de abdij was, herdacht dat hij zestig jaar geleden zijn professie had gedaan.
De communiteit is niet heel groot, tijdens mijn verblijf kwam ik niet verder dan veertien monniken in het koor, iedereen meegerekend, waaronder gelukkig ook jongeren en tijdelijk geprofesten. Maar, groot of klein, zo’n abdij is een belangrijk spiritueel centrum, dat ervaren we in ons eigen bisdom ook met de abdij van Egmond, die velen trekt, ook nieuwe roepingen.
De abdij van Rochefort vond ik voorbeeldig in liturgie en officie. Ik ben zeker geen expert op het gebied van het Benedictijns officie al heb ik er wel over gelezen en gehoord van een goede vriend en klasgenoot, prof. Frans Kok, die zich daarin heeft gespecialiseerd. In Rochefort zijn de psalmen in het Frans, de hymnen en antifonen en ook de vaste en wisselende gezangen van de Mis in het Latijn. Na elk officie wordt een Maria-antifoon gezongen en na sext en vespers is er stilte voor mentaal gebed. Alle getijden worden gezongen: Nachtwake (Vigiliae), Lauden, Priem, Terts, Sext, Noon, Vespers en Completen, alles was compleet. Op zondagmiddag was er een uur uitstelling, ik denk op initiatief van de jongere monniken van de abdij. Ook gedurende de dag zag ik de monniken - naast hun werk - naar de kerk komen voor persoonlijk gebed. Ondanks de tamelijk kleine groep leek het allemaal goed te lopen in het vrij grote complex dat zo’n abdij toch is.
Mooi was ook de sluiting van de dag met de completen, die bij het Mariabeeld werden gebeden. Aan het einde daarvan werd het plechtig Salve Regina gezongen op de Benedictijnse melodie. Dat leek gedurende die antifoon steeds trager te gaan, alsof de monniken zich voorbereidden op de rust van de nacht. Aan het einde ervan worden de monniken door de Abt gezegend met wijwater, wat ik bij afwezigheid van de Abt mocht doen.
Bij het middagmaal kregen we een Trappistenbiertje, niet meer dan één; daarover stond in de eetkamer van de gasten nog een speciale, humoristische aanwijzing te lezen (zie foto).
De abdij heeft vele verwoestingen en tragedies gekend, maar is steeds weer opnieuwe begonnen; vandaar het motto van dit klooster: “Curvata resurgo”, “neergebogen, richt ik mij weer op”. Het klooster is in 1887 hersticht vanuit het Nederlandse Achel en er is nog één Nederlandse broeder in de gemeenschap.
De omgeving is rustig en mooi, goed om een wandeling te maken. De abdij is geen toeristen-trekpleister en wil dat uitdrukkelijk niet zijn. Gasten (mannen) kunnen terecht in het Gastenhuis voor een retraite.
De abdij ligt niet zo ver van Foy-Notre-Dame, een 17e eeuwse bedevaartplaats ter ere van Maria. In Nederland wordt Maria van Foy vereerd in Haastrecht, waar ik pastoor ben geweest, onder de titel “Maria Viatrix”, “Maria Ter Weghe”. In de abdij bevonden zich verschillende beelden van O.L. Vrouw van Foy (zie foto).
Gedragen door het gebed van de monniken heb ik er een goede tijd gehad, die me hopelijk helpt om alles wat meer met bovennatuurlijke blik te bekijken.