Een God die niets kan...
Goede Vrijdag
Op Goede Vrijdag staan we stil bij het kruis en kijken op naar de Man van smarten. Een machteloze God, vastgespijkerd, veroordeeld, gedood... Velen gaan schouder ophalend voorbij: wat heb je aan zo’n God die niks kan?
Hij kan niets
Wat de mensen hier zien
is een man die sterft,
machteloos;
alle menselijke vermogens zijn
ten dode opgeschreven.
Hij kan nergens heen gaan:
zijn voeten zijn aan het kruis genageld;
Hij kan niets doen:
zijn handen zijn vast gespijkerd;
zelfs spreken kan Hij nauwelijks:
Zijn mond is als een potscherf zo droog.
“Ik heb dorst”.
Hij is ontdaan
van alle menselijke waardigheid,
een vluchteling was Hij,
een ter dood veroordeelde,
een misdadiger is Hij.
Hij telt niet mee;
gezag of macht heeft Hij niet.
Hij is de kleinste,
de minst betekenende
onder alle mensen geworden.
De eerste de beste bedelaar
die daar rondloopt,
is er beter aan toe dan Hij
die niets meer kan,
die geen verweer heeft
tegen de pijn die Hem wordt aangedaan.
Hoe kon Hij...
Wie kan de diepte,
wie kan de afgrond van Zijn lijden meten?
Wie kan begrijpen wat het inhoudt
als de Godmens lijdt
onder de zondelast van heel de wereld,
van alle tijden;
wie kan begrijpen wat een lijden inhoudt,
dat kosmische dimensies aanneemt.
Heel menselijk en beperkt
kunnen we proberen
dit lijden te benaderen
en begrijpen wat het is
als je dag aan dag wordt omringd
door iemand die zich voordoet als je vriend,
maar die steelt en je verraden zal.
Hoe kon Hij zwijgen,
hoe kon Hij het dragen,
hoe kon Hij leven altijd met die wetenschap?
Hoe kon Hij leven
wetend hoe alleen Hij in feite was,
dat zijn vrienden Hem zouden verraden,
verloochenen,
in de steek zouden laten?
Hij heeft het allemaal verdragen.
Dit ene moment...
Nu kan Jezus niets meer,
Hij is volstrekt machteloos,
kan zich niet bewegen.
En toch voltrekt Hij hier
Zijn grootste werk:
hier redt Hij ons,
hier worden wij verlost.
Wat hier gebeurt
is het middelpunt
van heel de geschiedenis
van de mensheid.
Nooit zal er iets gebeuren
en is er iets gebeurd
dat niet zijn diepste zin ontleent
aan wat hier gebeurt;
alles wat op aarde leeft,
heel het menselijk geslacht,
ontleent zijn betekenis,
zijn waarde en toekomst
aan dit ene moment
waarop God machtelozer leek
dan ooit tevoren.
Juist toen greep Hij in...
Die dag toen meer dan ooit tevoren
God zelf volstrekt machteloos leek
tegenover het lijden en de dood
en tegenover al het kwaad
dat mensen elkaar aandoen,
toen - juist toen, op die dag! -
heeft Hij ons verlost,
gered van de eeuwige dood,
heeft Hij alles de wending ten goede gegeven.
Juist toen iedereen dacht:
Waarom doet God niets,
waarom grijpt Hij niet in,
toen greep Hij in,
maar anders dan wij dachten.
Ik heb dorst
“Ik heb dorst”.
De zusters van Moeder Teresa
hebben deze woorden van Jezus
bij de kruisen in hun kapellen hangen
om aan te geven
dat Jezus dorst heeft
en verlangt,
naar onze daden,
naar onze naastenliefde,
naar onze bereidheid om te verdragen,
om iets te offeren,
iets te geven
voor Hem.
En wij?
Als je vandaag naar Jezus kijkt,
valt het je op
hoe weinig Hij in zijn lijden
aan zich zelf denkt.
Hij denkt aan Zijn zending, aan Zijn taak:
“Het is volbracht”;
Hij denkt aan ons Zijn Kerk:
Hij gaf de geest,
Hij gaf Zijn moeder aan ons
als moeder,
Hij gaf zichzelf.
En wij?
Wij aanbidden U Christus en loven U,
omdat gij door Uw heilig kruis
de wereld hebt verlost.