Als alles je uit handen wordt geslagen...
De economische crisis en het fundament van ons bestaan
De economische crisis heeft grote gevolgen, veel mensen zien hun baan op de tocht staan, hun bedrijf in gevaar komen. Zij worden met bedreigende situaties geconfronteerd. Voor degenen die in de pastoraal zijn aangesteld is het een bijzondere uitdaging hen bij te staan.
De lezingen van de laatste weken van het liturgisch jaar schetsen een beeld van apocalytische situaties waarin mensen ervaren hoe de zekerheden van hun aards bestaan uit hun handen worden geslagen. Bij de evangelielezing van dinsdag in de 34e week door het jaar (Lc. 21, 5-11) heb ik de volgende kleine homilie gehouden voor de deelnemers aan de voortgezette vorming van het aartsbisdom Utrecht.
Homilie
Velen van ons zullen zich nog wel het interview kunnen herinneren dat kardinaal Eijk, toen nog bisschop van Groningen heeft gegeven - het was, meen ik, in 2001 - over hoe hij toen de vele maanden van zijn ziekte had ervaren.
Wat mij vooral aansprak en opviel was dat het hem eens te meer duidelijk was geworden hoezeer je als actieve, denkende mens je eigenwaarde ontleent aan je prestaties, aan wat je kunt en doet en aan de andere kant hoe ongelooflijk moeilijk het wordt als dat allemaal op zijn grondvesten schudt en je alleen maar die lange, zwarte tunnel ziet en niet het licht van de uitgang.
Het is natuurlijk van volkomen andere aard maar ik denk dat we in zekere zin allemaal hiermee te maken hebben nu mensen in deze tijd van crisis ervaren dat alles wat ze hebben opgebouwd uit hun handen wordt geslagen: mensen die hun baan verliezen, mensen die met lede ogen moeten aanzien dat hun bedrijf, hun winkel, hun zaak achteruitgaat en failliet gaat.
Die twee uitersten van het bouwen op menselijke prestaties en de uiterste onzekerheid als alles in je bestaan in vraag wordt gesteld, komen vandaag in het evangelie terug.
Het evangelie speelt zich af op een moment dat alles nog in orde lijkt: sommigen merken op hoe de tempel daar prijkt met zijn fraaie stenen en wijgeschenken.
Het is de tempel van Herodes die ook wel als het gulden huis werd aangeduid omdat die met goud was bekleed en schitterde in de zon.
Dat is de luister van wat de mens tot stand heeft gebracht.
Heel goed en mooi, zeker en ook nog ter ere van God.
Maar het is wat wij mensen tot stand hebben gebracht, het zijn onze prestaties, voor het goede doel wellicht, maar onze menselijkheid zit er bij in.
Waar Jezus dan over spreekt, is over de tijd dat heel het menselijk bestaan op zijn grondvesten schudt.
Dat begint met de verwoesting van de tempel; het gaat voort met mensen die optreden in Zijn Naam, met oorlogen en onlusten, strijd van volk tegen volk en van koninkrijk tegen koninkrijk, met aardbevingen, hongersnood en pest en aan de hemel geweldige tekenen.
Niets is meer veilig, nergens meer geborgenheid, alles wordt mensen uit handen geslagen, overal onzekerheid, de gezondheid, je veiligheid, je leven, alles wat je hebt opgebouwd niets is meer zeker, zelfs de zekerheid van het geloof wordt aangevochten: want velen zullen zeggen: Ik ben het en: het ogenblik is nabij.
Nu, wat dat betreft heeft onze paus al duidelijk aangegeven dat we niet teveel belang moeten hechten aan de Maya-kalender.
En wij? De vrucht van deze periode voor kardinaal Eijk was - zoals hijzelf toen aangaf - dat hij geduldiger was geworden, dat wil in feite zeggen: minder op de prestatie en de perfectie gericht, meer overgegeven - en dat hij een verlangen had gekregen om contemplatiever, meer met God en vanuit Hem te leven; dat verlangen was gegroeid juist door die periode heen dat hij zo duidelijk moest ervaren dat alle menselijke kunnen hem uit handen was geslagen.
We mogen hopen en bidden dat ook de mensen in onze tijd iets van die ‘vrucht’ uit de economische crisis zullen meenemen en dat zij meer terug zullen gaan naar het fundament van hun bestaan.
In ieder geval is dat wel onze weg: dat wij ons zullen vasthouden aan de rots die Christus is, als wij in de branding zijn die allerlei menselijke zekerheden wegslaat.
En dan mag ons opvallen dat Jezus over deze apocalyptische tekenen spreekt op het moment dat alles nog perfect in orde schijnt te zijn.
Hij wil zijn leerlingen geestelijk voorbereiden op de strijd die zij zullen moeten voeren: als men tracht hen in dwaling te brengen, zullen ze op hun hoede moeten zijn; als mensen in Zijn Naam zullen optreden, moeten ze niet achter hen aangaan, als ze horen van oorlogen en onlusten, moeten ze zich niet uit het veld laten slaan.
Het is goed in tijden dat men veel aankan, geacht wordt en presteert, daar niet in op te gaan, maar zich innerlijk voor te bereiden op de beproevingen die ook zullen komen en ons tot rijper christen maken omdat ze ons verbinden met het kruis van Onze Heer.
Dat zal ons ook kunnen helpen wanneer wij mensen bijstaan die het in deze tijd door de huidige economische omstandigheden niet zo gemakkelijk hebben.
AMEN.