Heb je zorgen? Heb je verdriet?
Met Maria een 'advents-mens' worden... (4 Advent B)
Op de vierde zondag van de Advent was ik in de Vredeskerk. Het is de zondag waarop we de boodschap van de engel aan Maria horen (Lc. 1, 26-38).Met maria die haar kind verwacht zien we uit naar het Kerstmis. Of wordt je hart misschien door andere dingen in beslag genomen?
Homilie
Zorgen?
Heb je zorgen?
heb je verdriet?
Voel je je klein
in deze wereld vol
zogenaamd grote, belangrijke mensen?
Laat je vragen en je zorgen
dan hier even rusten,
hier in de kerk,
laat ze als het ware even liggen
en open je hart voor God.
Maria-tijd
Want de boodschap
van de engel aan de maagd Maria
wordt ons in deze adventstijd
in herinnering gebracht,
zodat we even stil kunnen staan
bij dit grote wonder
vlak voordat het kerstmis wordt:
de maagd verwacht een Kind,
het goddelijk Kind,
de koning van hemel en aarde.
Daarom is deze periode van het kerkelijk jaar,
deze adventstijd,
bij uitstek een Maria-tijd:
samen met Maria verwachten wij dit Kind.
Innerlijke houding
Het beleven van de Adventstijd
gaat eigenlijk om een bepaalde innerlijke houding
die niet aan deze tijd van het kerkelijk jaar
is voorbehouden.
Het gaat erom je te helpen
een open, ontvankelijk mens te worden,
waardoor je niet te vol bent van je eigen dingen,
van je eigen zorgen en vragen,
je eigen gekwetstheid
en je eigen verlangens en dromen,
zodat je kunt reageren
op een initiatief van Godswege.
Een "vol" leven...
Soms zijn mensen zo gehaast,
dat ze niet eens zien
dat ze langs een prachtig stukje natuur lopen.
Dat is een probleem van onze tijd:
wij zitten vol met wat op ons afkomt
en van onszelf:
vol beeld, vol geluid,
vol werk, vol bezittingen,
alles is zo veel,
neem bijvoorbeeld alleen al
de hoeveelheid Corona-nieuws die op ons afkomt:
ons bestaan is zeer gevuld,
zo zeer dat daardoor
de vrije ruimte vaak ontbreekt
waarin er plaats is en een goede gelegenheid
om het zachte wenken van Gods stem
in ons leven
te horen en aan te nemen.
Er is zoveel ruis, zoveel gedruis
en we kunnen zo druk zijn of zo verdrietig,
zo in beslag genomen zijn door onze eigen dingen,
dat we de zorg van God voor ons
niet meer bemerken, niet kunnen ervaren.
Een ander licht...
Maar als we ons hart
kunnen openen voor iets nieuws,
merken we dat er ruimte komt
en er dan ook een ander licht valt op onze zorgen.
Dat kan zijn dat de zorg die we hebben voor anderen
ons helpt onze eigen zorgen
te relativeren,
het kan ook zijn
dat we het gewoon aandurven
dingen los te laten
en te verzuchten:
“Heer, zegt U het maar,
laat mij geschieden naar Uw woord”.
Overgave...
Vol van genade
Maria kon dat.
Zij werd niet gehinderd
door een neiging
aan zichzelf te denken,
alleen met haar eigen ik
en haar eigen dingen bezig te zijn
zij was open voor God.
Zij was “vol van genade”,
dé begenadigde, onbevlekt ontvangen,
niet gehinderd door begeerte
van ik wil dit hebben, dat bereiken,
dit moet, dat mag niet anders;
nee, zij was werkelijk vrij.
Innerlijke vrijheid
In die zin
bezat Maria een vrijheid
die wij niet bezitten.
Wij worden gehinderd
door onze al te kleinmenselijke kanten,
door onze zorgen en vragen,
door onze geneigdheid tot het kwade.
Wij moeten er echt ons best voor doen
en we hebben Gods hulp er hard bij nodig
om een beetje vrijere mensen te kunnen worden,
vrijer voor God,
vrijer en meer open
voor de weg die Hij ons wil wijzen.
Maria bezat die vrijheid
omdat God haar vanaf het begin had voorbestemd
om de moeder van God te worden
en haar een bijzondere genade had gegeven
door de gevolgen van de erfschuld
- ons menselijk streven
naar grootheid en macht,
naar hebben en houden -
niet op haar te laten wegen.
Zo groot....zo klein...
De maagd verwacht een Kind,
het goddelijk Kind;
Maria wordt bestemd om het hoogste te bereiken
wat ooit een mens bereiken kan:
zij wordt de moeder van God.
De aankondiging door de engel,
diens eerste woorden al
- “verheug U, begenadigde, de Heer is met U”-,
brengt in Maria vrees en schrik te weeg:
de grote dingen die daarin worden gezegd,
de belangrijke rol die haar daarin
impliciet al wordt aangezegd
- zij wordt aangesproken met woorden
die in het Oude testament werden gericht
tot profeten en rechters, redders van het volk -
die grote dingen
brengen Maria te binnen wie zij “maar” is:
een maagd,
jong,
in een klein onbetekenend dorpje,
in een landstreek - Galilea -
die door de echte Joden
met een zekere neerbuigendheid werd bekeken,
zij was nog niet eens helemaal getrouwd,
bezat nog niet de volle status
van een gehuwde vrouw.
In de ogen van de mensen
en in de ogen van de wereld
telde zij niet mee.
God zorgt
Maar het antwoord van de engel aan Maria
is eigenlijk steeds weer opnieuw
een verwijzing naar Gods genade:
vreest niet,
gij hebt genade gevonden bij God,
de heilige Geest zal over u komen,
voor God is niets onmogelijk.
De engel wijst er dus iedere keer opnieuw weer op:
het is het werk van God,
niet jouw werk, Maria,
jij hoeft maar open te staan
en ontvankelijk te zijn,
een advents-mens te zijn,
te verwachten;
God zorgt voor de rest.
Ook tot ons!
In zekere zin zijn deze woorden
ook tot ons gesproken.
Misschien kun je opzien
tegen dingen,
maak je je zorgen
of ben je verdrietig
en het is misschien ook inderdaad heel wat,
wat God van je vraagt.
Je kunt daarover tobben,
vooral wanneer je je eigen beperkingen ziet.
Maar dan klinkt weer de stem van de engel:
“Vreest niet!
Gods genade is met je
en voor God is niets onmogelijk”.
Je hoeft maar open te staan,
een advents-mens te zijn.
God zal een venster openen
waar Hij een deur voor je gesloten heeft.
Laten we zo
onze Verlosser verwachten
die op het kerstfeest komt.