Bij het Motu Proprio 'Traditionis custodes'
Over het gebruik van de Tridentijnse liturgie
Op 16 juli heeft paus Franciscus een Apostolische Brief in de vorm van een ‘Motu Proprio’ gegeven met nieuwe bepalingen over het gebruik van de Romeinse liturgie van vóór de herziening van 1970. Een enkele opmerking bij dit nieuwe document als antwoord op vragen ‘uit het veld’.
(tekst enigszins aangepast op 23 juli)
Gehoorzaamheid
Op de eerste plaats: vanzelfsprekend zullen we aan deze nieuwe bepalingen gehoorzamen vanuit de hartelijke verbondenheid met en gehoorzaamheid aan onze paus, die als plaatsvervanger van Christus en herder van de universele kerk beginsel en fundament van de eenheid is (vgl. CKK 882; LG 23).
De tekst van het Motu Proprio zal misschien teleurstelling oproepen bij de gelovigen die gehecht zijn aan de Tridentijnse vorm van de heilige Mis en veel gelovigen zullen de neiging hebben om te discussiëren over de nieuwe bepalingen, maar uiteindelijk gaat het er hier om of we ook eenvoudig in de gehoorzaamheid kunnen gaan staan.
Dat wil ik graag vooraf vermelden, omdat het me er in het navolgende - waarin ik begrip vraag voor de redenen van de paus - op zich niet om gaat een discussie op te roepen. Ik snap wel dat mensen vrij zijn en ik die discussies niet kan verhinderen - liturgie roept behalve veel devotie ook veel emotie op -, maar ik wil in ieder geval aangegeven hebben hoe ik erin sta: ik aanvaard in gehoorzaamheid wat de paus hier bepaalt.
Beweegredenen
Paus Franciscus heeft zijn beweegredenen nader uiteengezet in een begeleidende brief van dezelfde datum als het Motu Proprio. Daarin vallen verschillende zaken op:
Schisma
De paus spreekt in zijn brief duidelijk over "het schisma met de beweging geleid door Mgr. Lefebvre". Hij geeft hier in feite aan dat het intrekken door paus Benedictus XVI van de excommunicatie van de bisschoppen van de Pius X fraterniteit (Fraternitas Sacerdotalis Sancti Pii X, FSSPX), die gewijd waren zonder pauselijk mandaat, niet betekent dat er geen sprake meer is van een schisma. Dit houdt onder meer in dat gelovigen niet aan de H. Missen binnen deze FSSPX beweging moeten deelnemen, om de communio met de kerk te bewaren (vgl. c. 209).
Pius X
De paus geeft in zijn brief aan dat het toestaan van de Tridentijnse vorm deel uitmaakte van de pogingen de Pius X beweging met de Kerk te verzoenen. Paus Benedictus had de stap gezet naar een erkenning van de Tridentijnse ritus als ‘forma extraordinaria’ (buitengewone vorm) van de Romeinse ritus in de overtuiging dat die stap niet het gezag en de bindende kracht van het tweede Vaticaans concilie zou aantasten, maar dat lijkt niet bewaarheid te worden; paus Franciscus ziet dat er meer verdeeldheid ontstaat die zich uit rond de Tridentijnse liturgie. Zowel paus Benedictus XVI als paus Franciscus hebben stappen gezet en tegemoetkomingen gedaan naar ‘Pius X’, maar dit heeft allemaal niet geholpen. De stappen die vanuit de katholieke kerk zijn gezet hebben bij ‘Pius X’ niet geleid tot een bekering tot de eenheid van de katholieke kerk. Dan komt de vraag: moeten we wel doorgaan op deze weg, die blijkbaar tot niets leidt en waaraan de Pius X beweging wel een zeker ‘gezag’ ontleent alsof hun ongehoorzaamheid niet zo zwaar telt? Zijn we niet bezig een schisma te legitimeren? Bevorderen we niet een gedrag dat de vereiste communio weerspreekt? Zo zou je de vraag kunnen samenvatten die de paus in zijn brief indringend stelt.
Lex orandi
De paus geeft aan dat de in 1970 herziene liturgie de enige uitdrukking is van de lex orandi van de Romeinse ritus (art. 1 van het Motu Proprio). Daarbij verwijst hij (in zijn brief) vooral naar de ‘participatio actuosa’ (de actieve deelname van de gelovigen) die door de herziening van 1970 is vorm gegeven en die gewenst was door het tweede Vaticaans Concilie (maar al sinds H. paus Pius X in de kerkelijke documenten is bevorderd). In zijn brief licht de paus dit toe door aan te geven dat de herziening van de liturgische boeken binnen de traditie blijft en hij onderstreept zijn beslissing door te verwijzen naar het feit dat ook paus Pius V na het concilie van Trente vele ritussen afschafte.
Voornaamste bepalingen
De voornaamste bepalingen van het Motu Proprio kunnen we als volgt samenvatten:
Rol bisschop
Het is de diocesane bisschop die de exclusieve competentie heeft om het gebruik van het Missaal van 1962 toe te staan (art. 2); de priesters moeten toestemming vragen aan de bisschop om (nog langer) in deze ritus te vieren (art. 5). De toestemming geldt uitdrukkelijk voor deze editie van het Missaal met de Tridentijnse ritus en niet voor nog oudere liturgische boeken die soms zaken bevatten die in 1962 al anders waren geregeld.
Toestemming
De bisschop kan de toestemming alleen geven aan priesters die voor de publicatie van het Motu Proprio zijn gewijd. Voor nieuw te wijden priesters kan die toestemming slechts gegeven worden na instemming van de Apostolische Stoel. Intussen heb ik de toestemming met de voorwaarden volgens de bepalingen van Traditionis custodes al aan verschillende priesters (opnieuw) gegeven, die de Tridentijnse vorm een enkele keer (bijv. een keer per maand of wekelijks op een weekdag) met gelovigen vieren.
Plaats van viering
De bisschop kan voor groepen die gehecht zijn aan de Tridentijnse vorm een plaats of plaatsen aanwijzen waar deze Missen kunnen worden gevierd, maar niet in parochiekerken (art. 3 par. 2). Nu zijn er weinig niet-parochiële kerken of kapellen in ons bisdom; dat wordt dus heel lastig. De bisschop kan echter om een "goede en verantwoorde reden" (iusta et rationabilis causa) in die bepaling dispenseren (c. 90 par. 1), maar de intentie van de paus is duidelijk om het aantal plaatsen van deze Misviering en het aantal groepen dat deze ritus viert, niet te laten toenemen (art. 3 par. 6);
Gedelegeerde
De bisschop moet een priester benoemen als gedelegeerde voor de vieringen en pastorale zorg voor de gelovigen die gehecht zijn aan de Tridentijnse ritus (art. 3 par. 4). Hier zullen we in de komende tijd in ons bisdom over beslissen, maar die benoeming is niet voor eind augustus te verwachten.
Lezingen in de volkstaal
De lezingen van de Tridentijnse Mis moeten (ook) in de volkstaal worden gelezen en wel uit de vertaling die door de Bisschoppenconferentie voor het liturgisch gebruik is goedgekeurd. Deze vertaling is te vinden in het lectionarium, waarbij in het lectionarium van het Maria missaal en een appendix op het lectionarium al aanzetten te vinden zijn van een eigen liturgische vertaling. Overigens is die vertaling de Willibrordvertaling van 1978 (met een enkele aanpassing).
De lezing van de Schriftteksten in de volkstaal kan gebeuren voorafgaand aan de preek, zoals dat zeker voor wat het evangelie betreft al vele tientallen jaren gebruikelijk was. Het Motu Proprio sluit niet uit dat de lezingen binnen de ritus zelf - dus op hun liturgische plaats - in de volkstaal worden gelezen, zoals ook Summorum Pontificum, het Motu Proprio van paus Benedictus XVI al toestond (aldaar, art. 6).
Deze bepaling is alleen van kracht voor de HH. Missen met deelname van gelovigen (waarover art. 3 van het Motu Proprio gaat) en niet voor de Missen zonder volk.
Personele parochie
In ons bisdom is na het verschijnen van Summorum Pontificum een personele parochie opgericht voor gelovigen die de Tridentijnse ritus zijn toegedaan. De zorg voor deze parochie is toevertrouwd aan de St. Petrus Broederschap, die de Tridentijnse ritus als eigen ritus heeft. Ik waardeer de inzet van priesters van deze parochie. Het Motu Proprio voorziet (art. 3 par. 5) dat die parochies kunnen blijven, al moet de diocesane bisschop het geestelijk nut afwegen en besluiten of hij die parochie wil handhaven. Ik neem echter aan dat voor een opheffing van deze parochies tevens de normale canonieke voorwaarden gelden (vgl. bijv. c. 515 par. 2). Er is in ons bisdom nu geen reden wijzigingen aan te brengen voor wat de personele parochie betreft. Wel geldt ook voor deze parochie het vereiste de lezingen (tevens) in de volkstaal te lezen, volgens de goedgekeurde teksten.
Schismatieke tendenzen?
Bij alles is doorslaggevend de vraag of er bij groepen die deze Tridentijnse vorm wensen een schismatieke tendens (ontkennen van wettigheid van de liturgische herziening, van het tweede Vaticaans concilie, verzet tegen de paus, enz.) aanwezig is (art. 3, par. 1).
Geen "vacatio legis"
Opmerkelijk is dat bepaald werd dat het Motu Proprio onmiddellijk van kracht is. Voor Summorum Pontificum was er een vacatio legis (de periode tussen het uitbrengen en van kracht worden van het document) van een tweetal maanden, de gewone tijd voor vacatio is zelfs drie maanden (c. 8 par. 1). Omdat verschillende bepalingen restrictief zijn ten opzichte van de situatie vóór het Motu Proprio, zal het niet altijd gemakkelijk zijn om de onmiddellijke ingang te respecteren. De Ordinaris kan zo nodig dispenseren.
Latijnse Mis
De bepalingen van Traditionis custodes gaan dus niet over de toelaatbaarheid van een Latijnse Mis. De Latijnse Mis volgens het Missaal van 1970 blijft algemeen toegestaan. Persoonlijk heb ik het altijd jammer gevonden dat de Latijnse Mis na het algemeen toestaan van de Tridentijnse Mis bijna alleen nog in die vorm werd gevierd. Een goed en waardig gevierde Latijnse heilige Mis volgens het Missaal van 1970, met actieve deelname van liturgisch gevormde gelovigen, zou ik zeker waarderen.
Ook gaat het Motu Proprio niet over de vraag of het altaar naar de gelovigen gekeerd moet zijn. Ook in de Latijnse Mis volgens het Missaal van 1970 is het toegestaan bijvoorbeeld aan het (hoog)altaar te vieren dat naar de absis van de kerk gekeerd staat (‘met de rug naar het volk’ of ‘gekeerd naar de Heer’). Wel is het dan van belang te respecteren dat sommige gebeden vanaf de zetel behoren te worden gedaan en dat de lezingen aan de ambo worden verricht.