Vragen zijn welkom, maar niet alle vragen zijn echt een vraag
32e zondag door het jaar en nu Ad Limina...
Zondag 6 november vierde ik de Eucharistie in de kathedraal. We stonden stil bij het stellen van vragen en over hoe je antwoord kunt krijgen op de grote vragen van het leven. Het was Willibrordzondag en dus hebben we bijzonder gebeden voor de eenheid van de christenen. Ook was er gebed voor het Ad Limina bezoek, de week van pelgrimage en overleg die de bisschoppen de komende dagen in Rome beleven.
Aan het einde van de Mis werd aandacht gevraagd voor het werk van de Caritas in de parochie. Dat gaat van inzamelingen voor de voedselbank, het bezoeken van alleenstaanden, mensen in nood en rouwenden tot enkele concrete algemene acties voor deze mensen en hulp in concrete omstandigheden. De Caritas zoekt nog nieuwe bestuurleden!
Ad Limina
Over dat Ad Limina bezoek zal ik de komende dagen meer schrijven. Het zijn dagen van overleg met de Dicasteries van de Romeinse Curie, een gesprek met paus Franciscus en heilige Missen in de grote basilieken van Rome. Ook zijn er ontmoetingen met mw. Ruigrok, de nieuwe ambassadeur bij de heilige Stoel (zoals kerk en Vaticaan in het internationale rechtsverkeer worden genoemd) en in de kerk en het college van Santa maria dell'Anima (waar paus Adrianus VI begraven ligt).
Homilie
Vragen staat vrij!
32e ZONDAG DOOR HET JAAR C
Een mond vol tanden
Eén dwaas kan meer vragen stellen,
dan duizend wijzen kunnen beantwoorden.
Trouwens je hoeft daar niet eens dwaas voor te zijn:
een kind kan dat al,
zoveel vragen stellen,
dat papa en mama met al hun kennis en kunde
met een mond vol tanden staan.
Een kind en een dwaas kijken we er niet te zeer op aan;
zij beseffen nog niet
dat je nu eenmaal niet op alle vragen
een antwoord kunt krijgen.
Leve de vragen!
Trouwens, laten we blij zijn als kinderen vragen stellen;
ik wens U toe dat ze het ook nog doen
als ze groter zijn,
want het is een kostbaar iets
als mensen, jongeren met vragen komen;
een eerlijke vraag
is een teken van openheid, van belangstelling,
van de verwachting
dat je van de ander iets kunt leren
aan kennis of levenservaring.
Mensen die vragen
worden wijzer,
mensen die eigengereid zijn, niet.
Vragen staat vrij,
zeggen we dan ook hartelijk.
De grootste vragen...
En al weten we
dat niet al onze vragen worden opgelost
in dit leven
- ja zelfs dat de grootste vragen
altijd zullen blijven:
"daar moet je mee leren leven",
zeggen we dan zo gemakkelijk -,
het is toch niet gek
om zelfs over die vragen na te denken
waarop je het laatste antwoord
niet krijgt.
De grootste en moeilijkste vragen
betreffen altijd weer
goed en kwaad,
leven en dood,
het waarom van de dingen.
Daar moeten we allemaal
vroeg of laat mee worstelen.
Bezinning
Vandaar dat we ons in de kerk
regelmatig op die vragen bezinnen.
Misschien gaat het de ene keer bijna langs U heen,
of is het maar één woord of een zin
die U raakt.
Een andere keer zal dat wel weer eens anders zijn.
Maar iets anders is nog veel belangrijker:
God zelf is aanwezig in ons midden,
"waar twee of drie in Mijn Naam aanwezig zijn"
en Hij is aanwezig in het Woord van God dat gelezen wordt,
in de Eucharistie die wij vieren,
in de communie die wij ontvangen.
Dus God is hier met ons bezig,
wij worden door Hem gevormd,
de ene keer langs onze leegte en dorheid,
of door ons verdriet
de andere keer door onze vreugde en vertroosting.
En gaandeweg wordt dan toch
een tipje van de sluier opgelicht
en gaan we iets van de grote mysteries van het leven begrijpen.
Zo krijgen we gaandeweg
toch iets van een antwoord.
Het voorbeeld
Trouwens, iedere keer als we met iets zitten,
het gaat niet zo lekker op school
of hoe moet ik dat kind van mij aanpakken
of hoe krijg ik mijn huwelijk goed
of hoe moet ik verder met mijn verdriet
of help mij toch ...
dan horen we hier de woorden van Jezus:
"Volg mij na"
en zo worden onze gedachten bij het horen
van de verhalen uit de Bijbel
en van de woorden van de preek
gericht op de vraag:
"Hoe zou Jezus dit hebben gedaan,
als Hij in mijn schoenen stond,
Hoe zou Hij hebben gereageerd,
geleefd, gewerkt, gedaan".
Sadduceeën
In het evangelie krijgt Jezus
een vraag voorgelegd door de Sadduceeën.
De Sadduceeën
was een groep Joden uit de tijd van Jezus,
die met de hogepriesters
en met de rijke, welgestelde mensen
verbonden waren.
Ook stonden zij wat toleranter
tegenover de bezettende Romeinse macht.
Maar zij hadden niet veel geloof.
Zo geloofden zij niet in het eeuwig leven;
zij meenden: dood is dood.
De vraag die zij vandaag aan Jezus stellen
is dus eigenlijk geen vraag;
het is meer bedoeld om Hem voor gek te zetten
of in de val te lokken.
Zij vinden eigenlijk dat ze het zelf wel weten.
En daarom antwoordt Jezus niet alleen op hun vraag,
maar ook op de verkeerde overtuiging,
die erachter zit:
De doden zullen verrijzen
en eeuwig leven bij God.
Wees ervan overtuigd dat God geen God van doden,
maar van levenden is,
want voor Hem zijn allen levend.
De diepste vraag
Hier antwoordt Jezus op de diepste vraag van het hart van de mens:
zorgt God echt voor mij?
Zal Hij mij bewaren?
Ook als ik sterven moet?
Ja, zeker, ook dan zorg ik voor je.
Geen echte vraag
Maar die Sadduceeën konden het antwoord niet horen,
dat gleed langs hen heen,
het raakte hen niet,
want ze hadden eigenlijk ook geen vraag gesteld.
Pas als je vragen hebt...
Mischien hebt U wel heel veel vragen.
Welnu, het is beter dat U vragen heeft,
dan wanneer U ze niet heeft.
Als ik les geef
ben ik altijd blij als er vragen zijn;
het is een teken
dat de studenten het opnemen,
ermee bezig zijn.
De antwoorden van God
kunnen we vaak pas horen en begrijpen,
als wij vragen stellen.
Onze eerlijke vragen aan God,
zijn een teken
dat we ermee bezig zijn
en verlangend zijn om Zijn antwoord te horen.
Amen.