Arsacal
button
button
button
button


Ga open, ga open!

Het verhaal van Jacques Lebreton

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 8 september 2024 - 1022 woorden

"Effeta", ga open! Die woor­den staan centraal in de gene­zing die Jezus aan een doofstomme verrichtte. Kan Hij ook ons genezen en doen open gaan? Dat gaat niet van­zelf. Dat leert het bij­zon­dere levens­ver­haal van Jacques Lebreton.

Op zon­dag 8 sep­tem­ber deed ik in Heiloo de heilige Mis voor de kan­di­da­ten voor de investituur van de Constan­tijnse Orde.

Open gaan voor het Woord van God

23E ZONDAG DOOR HET JAAR B

Effeta

Effeta: het woord waar­mee Jezus vandaag
een doofstomme geneest,
zal velen van ons bekend in de oren klinken:
de ritus waar­mee de pries­ter of diaken
na het doopsel de oren en mond
van de dopeling aanraakt,
wordt zo genoemd: Effeta-ritus.
De be­die­naar spreekt daarbij de wens uit
dat de dopeling spoe­dig
Gods woord kan horen
en zijn geloof kan belij­den.
Daar­mee wordt al dui­de­lijk
dat de gene­zing die Jezus vandaag verricht
een bete­ke­nis heeft ook voor ons,
opdat wij ons hart en onze geest
mogen openen voor de woor­den des Heren
en die door onze woor­den en daden
in praktijk zullen brengen.
Dat je je opent voor het Woord van God
is niet van­zelf­spre­kend
en soms gaat er een strijd aan vooraf.

Blind, zon­der han­den en op krukken

Jaren gele­den was ik bij een inter­na­tio­nale bij­een­komst
in een franse bede­vaart­plaats.
Daar sprak een man met een zeer bij­zon­dere ge­schie­de­nis.

Ik had de man al gere­geld zien lopen.
Je kon hem ook moei­lijk over het hoofd zien:
hij was meer dan één meter negen­tig
en hij droeg altijd een donkere bril.
Maar wat nog meer de aan­dacht trok:
hij liep met twee krukken
die van boven uitmond­den in een soort trechters,
waar zijn armen in staken.
Toen hij die armen er uit haalde,
zag ik waarom dat was:
hij had geen han­den.
Van het uit­ein­de van zijn armen
was opera­tief een soort van gaffel gemaakt
waar­mee hij som­mi­ge grotere dingen kon oppakken.
De tweede avond van de bij­een­komst deed hij zijn verhaal.

Het levens­ver­haal van Jacques Lebreton


Zoals zoveel levens­ver­halen begon het in de oorlog.
Jacques Lebreton, heette hij, een fransman
(pseudoniem van Jacques Beaugé).
Hij zat in de oorlog in Egypte in een jeep aan het stuur
en in een flits zag hij
dat zijn maat naast hem
een handgranaat pakte en de pin eruit trok.
Het “waarom” heeft hij nooit geweten.
Hij werd wakker in een zie­ken­huis,
ver weg, in Damascus,
zwevend tussen dood en leven,
en merkte dat hij blind was.
Toen begon een gees­te­lij­ke worsteling.
Hij bad: "God, als U bestaat, laat me dat dan zien,
geef me dat ik hieruit kom en laat me leven".
Hij ging ter communie, eerst één maal per week,
toen twee maal en later iedere dag.
Na enkele maan­den was hij zover
dat hij zich wat mocht bewegen
en toen ontdekte hij pas dat hij ook geen han­den meer had.
Wat voor toe­komst had hij nog?
Hij was niet getrouwd en stond alleen in het leven;
wat had hij nog voor kansen?
En weer bad hij:
"God als U van mij houdt, laat me dat dan zien".
Toen hij wat sterker was
werd hij overge­plaatst naar een leger­zie­ken­huis in Frank­rijk
voor ver­dere gene­zing.
Ook daar moest hij lang blijven,
lang genoeg om ie­der­een daar goed te leren kennen.
Eén van de verpleegsters werd zijn vrouw.
En ze kregen ook kin­de­ren.
Maar hij had geen werk.
Wie kan er een blinde man zon­der han­den gebruiken?
En toen herhaalde hij nog eens zijn oude gebed:
"God, als U bestaat, laat me dat dan zien.
En warempel, hij kreeg een baan
bij de blin­denbiblio­theek in Parijs.

Een omslag

Toen had hij dus alles wat hij zich had gewenst
en niet had kunnen dromen
dat het waar­heid zou kunnen wor­den,
maar nu was het er:
een lieve vrouw, kin­de­ren en een baan.
Maar toen dat moment was bereikt,
begon wellicht de trau­ma­tische erva­ring op te spelen:
hij sloeg om en werd communist
(het was nog in de vijfti­ger jaren van de twin­tigste eeuw),
hij vervulde een voortrekkersrol bij sta­kingen
en sprak op poli­tieke bij­een­komsten.
Hij had zijn geloof in God verloren
en verliet zijn vrouw voor een ander.
Het laatste wat zijn vrouw hem zei was dit:
"Jacques, er valt nu niet met je te praten,
maar ik blijf op je wachten".
Ik wil het verhaal niet te lang maken,
maar ook hier heeft God hem
door zijn vrouw een hand gereikt
en er is uit­ein­delijk
een nieuw begin moge­lijk gewor­den
van zijn geloof en het huwe­lijk met zijn vrouw.
Hij werd zelfs per­ma­nent diaken.

Een klein­kind zei hem op een gegeven moment
- en dat raakte hem diep - :
"Opa, gelukkig maar dat die oorlog er geweest is,
anders had je oma niet leren kennen
en waren wij er nooit geweest".

Kromme lijnen?

Gods lijnen lijken vaak krom,
maar dat die lijnen er zijn
is altijd ons per­spec­tief.

Open gaan

Jezus geneest in het evan­ge­lie vandaag een doofstomme,
hij doet dat buiten het Joodse land,
in de streek van Dekapolis,
buiten de kring van het volk;
daar­mee wil Hij ook iets meer aan­ge­ven
dan alleen de gene­zing van die man toen:
wij mensen hebben allemaal gene­zing nodig,
het is met vallen en opstaan dat we onze weg gaan,
het is met niet-begrijpen
en in het donker gaan,
het is soms worstelen en ver­der gaan
om te komen tot ver­trouwen.
Soms horen we de woor­den wel,
maar kunnen die ons hart niet raken;
of zeggen we onze gebe­den,
maar zon­der vuur;
soms ook wor­den we aan­geraakt
en zegt een hemelse stem ons:
“Effeta, ga open”.

Aangeraakt

Wat doet Jezus?
Hij neemt die doofstomme mens
- het maakt niet uit wie het is; Hij is er voor ieder mens -
mee, buiten de kring van de mensen,
in de stilte, uit de sfeer en de drukte
van het gewone bestaan.
Daar raakt Jezus hem aan, een nieuw begin.
Zo geneest Hij hem.

Engelen

En dan staat er nog bij:
"Men bracht hem bij Jezus".
Andere mensen helpen hem,
dat zijn de men­se­lijke engelen op ons pad.

Niet vergeten...

Laten we niet vergeten
hoe God ons heeft geleid, behoed en bewaard
langs heuvels en dalen
en soms door duisternis
en door welke engelen.
Laten we kracht een zegen vragen
om moei­lijk­he­den te kunnen over­win­nen
en onze chris­te­lijke opdracht
in woord en daad te kunnen vol­bren­gen.

Terug