Bekering van het hart: er moet iets veranderen!
Over het H. Jaar en de Encycliek 'Fratelli tutti'
Op 30 november werd in het bisschopshuis het symposium gehouden "Vrede begint bij jezelf". Burgemeester Jos Wienen van Haarlem hield een mooi, persoonlijk verhaal; Marianne Visser van Klaarwater vertelde ervaringen over haar oom Bernard van Klaarwater, als missionaris gestorven in Papoua Nieuw Guinea. Ik heb gesproken over het Jubeljaar en de betekenis ervan voor ons en over de Encycliek over de broederschap van alle mensen "Fratelli tutti".
De dag werd georganiseerd door mw. Marianne Visser van Klaarwater in samenwerking met Pro Petri Sede. Vicaris Paul Verbeek van het bisdom Breda, geestelijk adviseur van Pro Petri Sede trad als dagvoorzitter op. Plebaan deken Floris Bunschoten opende het syposium.
Namens Missio was vicaris G. Bruggink, Pastoor deken Eugene Jongerden was er van de Constantijnse Orde. Ook aanwezig waren de voorzitter van Pro Petri Sede Nederland (dhr. Jan Bedaf), de voorzitter van Pro Petri Sede Antwerpen (dhr. acques Maes).
Vormende ervaringen in het leven van Jos Wienen
De burgemeester ging nog even in op de onderstaande lezing over "Fratelli tutti": na de verovering van Damiate wilden de kruisvaarders niet ingaan op het aanbod van de Sultan tot vredesonderhandelingen waarbij die bereid was Jeruzalem en het H. Land af te staan. De kruisvaarders gingen er in hun overwinningsroes niet op in en verloren alles! De rol van de Haarlemmers in dit verhaal is legendarisch, maar dit verhaal is historisch en het speelde zich in jaar af waarin Franciscus van Assisi een paar maanden eerder met vreedzame bedoelingen naar de Sultan was gegaan. Ten aanzien van "geloven moet achter de voordeur" zei de heer Wienen dat je altijd jezelf meeneemt las gelovige persoon, dat is niet iets wat je thuis kun laten. De burgemeester vertelde voorts over persoonlike ervaringen die bepalend zijn geweest: de fijne, warme, veilige gezinsachtergrond, die hem een basis van vertrouwen heeft gegeven, waardoor hij ook toen hij bedreigd werd en streng beveiligd, toch aan het werk en in vrede kon blijven; de ervaring van de verwelkoming van hemzelf en een Cambodjaanse vluchteling door een gezin in Frankrijk; de ervaring bij een fietsongeluk dat hij ook als hij daarbij zou sterven, veilig zou zijn in Gods handen. Die ervaringen droegen ertoe bij dat tijdens het traject naar zijn belijdenis zich in hem de zekerheid wortelde dat het er niet zozeer om gaat alles te weten, maar Jezus na te volgen.
Een missionairs met een groot hart
Marianne Visser van Klaarwater sprak, gekleed in de kleuren van Papoua Nieuw Guinea, bewogen over haar oom en de keuzes die hij maakte in zijn leven, met openheid voor de plaatselijke cultuur en een verlangen daar goed te integreren. Hij had een groot hart voor de mensen. Hij wordt met veel liefde door de bevolking van zijn parchie en daarbuiten herdacht, ook al is het intussen al zo'n tachtig jaar geleden dat hij als martelaar gestorven is.
Hieronder mijn lezing:
BEKERING VAN HET HART OM PELGRIMS VAN HOOP TE KUNNEN ZIJN. DE ENCYCLIEK FRATELLI TUTTI
Op 4 oktober 2020 publiceerde paus Franciscus de Encycliek “Fratelli tutti” over de broederschap van alle mensen.[1] Het zal niemand ontgaan dat dit in onze dagen een zeer belangrijk thema is, ook in het licht van het komende heilig Jaar. Zo’n heilig jaar roept op tot herstel van betrekkingen, levensvernieuwing, verzoening en de geest die daaruit spreekt is precies die van de Encycliek “Fratelli tutti”, die ons stil wil laten staan bij de realiteit van deze wereld met zoveel verscherping van tegenstellingen, haat en verdeeldheid. De bedevaart naar Rome, het binnengaan door de heilige deur en de aflaat, staan allemaal in dat licht. In deze lezing zal ik eerst stil staan bij de betekenis van een heilig jaar, ook jubeljaar genoemd en vervolgens bij de Encycliek “Fratelli tutti”.
I HET HEILIG JAAR
-
Bedevaarten
Bedevaart naar Rome
Al vanaf de tweede eeuw kwamen gelovigen op bedevaart naar Rome om de graven van de apostelen te bezoeken en de opvolger van Petrus. We bezitten hierover zeer oude getuigenissen, onder andere een inscriptie van een Frygische bisschop, die ons duidelijk maakt dat men ook vanuit het oosten naar Rome pelgrimeerde. Vanaf de vierde eeuw, toen de christenvervolgingen waren afgelopen, werd Rome het belangrijkste doel van de pelgrimages van de westerse christenen. Deze bedevaarten namen een nog grotere vlucht toen de moslims in de zevende eeuw het heilig land hadden veroverd.
Bedevaarten naar het H. Land
Daarna heroverden de kruistochten grote delen van het heilig land en de christenen hadden gedurende bijna twee eeuwen weer vrij toegang tot de heilige plaatsen: vele pelgrims brachten weer een bezoek aan Palestina, zeker toen er door de Moderne devotie veel devotie was voor de mensheid en het menselijk leven van Jezus Christus. Maar in het jaar 1291 veroverden de moslims het laatste christelijk bolwerk in het heilig land en was de weg naar de heilige plaatsen geblokkeerd.
2. Ontstaan van het kerkelijk Jubeljaar
Oude Testament
Op dat moment was het idee van een jubeljaar, heilig jaar of jubileum al ontstaan. De paus had voor de bedevaart naar het graf van Thomas Becket in 1220 zo’n jubeljaar afgekondigd. Bovendien was het een bekend fenomeen uit de heilige Schrift. Het boek Leviticus verordende dat men ieder vijftigste jaar, het jaar na zeven maal zeven jaren (vgl. Lev. 25,8), een groot sabbatsjaar moest vieren: het land moest braak blijven liggen, verkochte grond moest worden terug gegeven aan de vorige eigenaars, slaven moesten worden vrij gelaten en schulden moesten worden kwijtgescholden. Hoewel het niet vaak als zodanig gefunctioneerd schijnt te hebben, is het jubeljaar blijven inspireren vanwege het beginsel van sociale rechtvaardigheid dat er achter zit, en de gedachte dat wij maar beheerders, “rentmeesters”, zijn en geen eigenaars en dat mensen de oorspronkelijke verdeling van het land aan de twaalf stammen van Israël, die God had gewild, niet ongedaan mochten maken; het Joodse volk, bevrijd uit de slavernij van Egypte door God zelf, mocht niet blijvend tot slaaf worden gemaakt van aardse meesters. Er spreekt dus geloof uit in een ordening die door God is gewild, en het bewustzijn dat iedere aardse heer pas groot is als hij dienaar is van de Allerhoogste.
Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament horen we Jezus in de synagoge van Nazareth woorden van de profeet Jesaja aanhalen en een genadejaar afkondigen, waarmee in het evangelie de Messiaanse heilstijd wordt bedoeld (Lc. 4, 19). In het dertiende hoofdstuk van het Lucas-evangelie krijgt de onvruchtbare vijgenboom nog één jaar respijt, het is een genadejaar: “Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond eromheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken”.
In de bijbel gaat het bij zo’n jubeljaar in het Oude Testament of een genadejaar in het Nieuwe Testament om een nieuwe en genadevolle kans om zich te kunnen bekeren en geestelijk vruchtbaar te kunnen worden.
Het eerste heilig jaar
De gedachte aan een christelijk genadejaar kwam dus niet helemaal uit de lucht vallen, toen paus Bonifatius VIII het jaar 1300, negen jaar nadat het laatste bolwerk in het heilig land in moslim-handen was overgegaan en daarmee de mogelijkheden tot pelgrimeren naar deze heilige plaatsen verloren raakten, als een christelijk heilig jaar afkondigde, zonder overigens deze term al te gebruiken. Reeds bij deze gelegenheid begon het genadejaar op het kerstfeest, begin van het jaar volgens de toenmalige tijdrekening van de Kerk, en dat is voor de ‘gewone’ heilige jaren zo gebleven tot op de huidige dag. Toen de paus zag dat een grote stroom pelgrims aan zijn oproep gehoor gaf en naar Rome pelgrimeerde, verleende hij een speciale jubileum-aflaat aan het bezoek van de Sint Pieter.
3. Elementen van het jubeljaar
De uitdrukking “jubeljaar”
Paus Bonifatius VIII had aan een bijzonder jaar gedacht in verband met de eeuwwisseling, maar in 1343 kondigde paus Clemens VI voor het jaar 1350 - in aansluiting bij het bijbelse gebruik - opnieuw een dergelijke viering aan en hij gebruikte nu voor het eerst het woord “jubeljaar” (annus iubilaeus). Onder verwijzing naar de ‘oude wet’ maakt hij duidelijk dat hij het vijftig-jaar-ritme van het Oude Testament wil hernemen. Iedere gelovige moest op die manier de kans hebben om tenminste éénmaal in zijn leven een jaar van vergeving en verzoening te vieren en de jubileum-aflaat te verkrijgen. Het was overigens een jaar dat de paus zelf niet in Rome maar in Avignon verbleef. Het was de periode van de grote ‘Babylonische ballingschap’ van de pausen (1309-1377).
De benaming “heilig jaar” is op zich zeker oud, maar het is vooral de volksmond geweest die deze uitdrukking bezigde. De pausen spraken en spreken nog steeds bij voorkeur van jubileumjaar of jubileum.
De frequentie
In de Middeleeuwen haalden de meeste mensen hun vijftigste verjaardag niet. Paus Urbanus VI (1378-1389) voegde dan ook in het laatste jaar van zijn pontificaat een nieuwe gedachte toe: hij wilde om de drieëndertig jaar een jubileum-jaar vieren ter gedachtenis aan het aantal jaren dat Jezus op aarde verbleef en bepaalde dat het jaar 1490 zo’n jaar zou moeten worden en dat de pelgrims de vier hoofdbasilieken moesten bezoeken. Het door paus Urbanus bepaalde ritme is daarna nog gevolgd in 1423, maar vervolgens niet meer aangehouden: om de vijfentwintig jaar kwam er zo’n heilig jaar of jubeljaar sinds 1470. De paus rechtvaardigde zijn beslissing door te verwijzen naar de zwakheid van de mens die tot zonde geneigd is en de geestelijke steun van de aflaat en het heilig jaar goed kon gebruiken; bovendien was dus de gemiddelde levensduur van de mensen niet hoog en die werd in die dagen nog gedrukt door pest-epidemieën en de voortdurende aanvallen van de Turken. Deze bepaling heeft men sindsdien inderdaad trouw aangehouden. In de vorige eeuw namen paus Pius XI en later paus Johannes Paulus II het besluit een buitengewoon heilig jaar uit te roepen voor respectievelijk 1933 en 1983, bij de 1900ste en 1950ste verjaardag van de verlossing. Overigens hebben de jubileum-jaren altijd het karakter gehad van een plechtige herdenking van de verlossing door het lijden, sterven en verrijzen van de Heer.
De heilige deur
Het openen van een heilige deur is met de viering van het jubileum-jaar verbonden sinds het jubileum-jaar van 1423. Paus Martinus V opende een heilige deur in de St. Jan van Lateranen. Paus Alexander VI bepaalde voor het heilig jaar 1500 dat in de vier grote basilieken tezelfdertijd een heilige deur zou worden geopend en behield zichzelf de opening van de heilige deur in de Sint Pieter voor. In het zeer druk bezochte heilig jaar 1450 sprak de paus, Nicolaas V, over het jubeljaar als een heilige deur, een nieuwe toegang, een nieuwe kans tot bekering en verzoening met God. Het symbool van de deur verwijst naar het Johannes-evangelie waar Christus zich de deur noemt waarlangs de schapen binnengaan en uitgaan om weide te vinden: “Ik ben de deur; als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered” (Jo. 10,7). Het beeld van de deur onderstreept, zoals de heilige paus Johannes Paulus II schreef, ook de eigen verantwoordelijkheid van iedere gelovige om een stap te zetten en die deur binnen te gaan, zijn geloof te belijden en zich daarvoor ook iets te ontzeggen.
De aflaat
Over het begrip “aflaat” bestaan vele misverstanden en het wordt al gauw geassocieerd met de zestiende-eeuwse aflaatpraktijk, die werd uitgelegd als: je ging naar de hemel als je geld gaf voor de bouw van de sint Pieter en dat kon je ook doen voor een overledene. Vandaar de uitdrukking dat er een ziel uit het vagevuur springt, als het geld in het offerblok klinkt. De aflaatprediking van die tijd schijnt wel flink in deze richting te zijn gegaan. Dit is een verkeerd beeld.
Het gaat er in feite om dat een mens die zich bekeren wil en wil stoppen met verkeerde gewoontes, toch het trekken van de oude mens in zich voelt, ook al heeft hij vergeving gevraagd en gekregen. Dat wordt “zondestraffen” genoemd: verkeerde wegen die je bent gegaan, laten hun sporen in je leven na. De overtuiging is dat het gebed van alle gelovigen en al hun veerdiensten, hun goede daden, als het ware een schat vormen waaruit je kunt putten in je strijd tegen de oude mens in jezelf. Dat deel krijgen aan die schat van gebeden en verdiensten door een mens die deze “oude mens” achter zich wil laten, wordt aflaat of in het Latijn “indulgentia” genoemd.
De aflaat maakt dus duidelijk waar het in een jubeljaar om gaat: om het maken van een nieuw begin, vernieuwing van het eigen leven om een beter, socialer, godsdienstiger mens te worden.
En zo komen we uit bij de Encycliek “Fratelli tutti”: wat betekent het in onze tijd om een goed en sociaal mens te zijn en goed samen te leven met medemensen?
II DE ENCYCLIEK “FRATELLI TUTTI »
-
Amsterdam
De multiculturele samenleving
In mei 2024 mochten we paus Franciscus een tulp aanbieden die naar de Encycliek “Fratelli tutti” is genoemd om daarmee het belang van vreedzaam en goed samenleven van mensen uit allerlei culturen, godsdiensten en lagen van de bevolking te onderstrepen. De aanbieding gebeurde tijdens een audiëntie die door de paus was verleend aan een groep pelgrims uit Amsterdam waaronder koorleden van de Sint Nicolaasbasiliek die onder de naam “Diga Maris” naar de eeuwige stad waren gekomen (Diga Maris betekent “Zeedijk”, U raadt misschien al dat daar het proeflokaal ligt waar de leden na de vieringen vaak samen komen). Amsterdam en grote delen van ons land, zijn heel multicultureel en multireligieus geworden. Dat schuurt soms en dat is begrijpelijk: mensen zien de hun vertrouwde samenleving veranderen.
Binnen de katholieke kerk in ons land hebben we zulke ontwikkelingen ook gezien. De katholieke kerk is een universele kerk die mensen uit alle volkeren en culturen omvat en zelfs verschillende ritussen kent waarin de liturgie wordt gevierd. Ook binnen onze katholieke kerkgemeenschap hebben we een tijd gekend waarin katholieken met een migratie-achtergrond argwanend werden bekeken. Ze waren nieuw en anders. Intussen is die situatie helemaal veranderd: in veel katholieke gemeenschappen nemen zij een centrale plaats in en zijn juist deze katholieken dé grote steunpilaren van het kerkelijk leven.
Spanningen en geweld
Het belang van goed samenleven met elkaar is voor ons land zeer belangrijk. We hebben dat onlangs gezien bij het bezoek van Maccabi-supporters aan een voetbalwedstrijd in Amsterdam. Het geweld dat na de wedstrijd ontstond werd meteen wereldnieuws en gekarakteriseerd als “Jodenvervolging”. Uitdrukkingen die verwezen naar de holocaust werden in de mond genomen. De schuld voor het ontstane geweld werd gelegd bij bepaalde groepen in onze samenleving - met name de moslims - en verreikende conclusies werden getrokken over hun integratie. Intussen is duidelijk geworden dat het van belang is de uitkomsten van het politieonderzoek af te wachten, omdat er verschillende kanten zaten aan de geweldsuitingen en de werkelijkheid waarschijnlijk meer genuanceerd is. Dat onderzoek richt zich op het functioneren van de politie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, zo is bekend gemaakt, maar naar ik aanneem zal het ook meer licht werpen op wat er nu eigenlijk precies is gebeurd. Door alles heen speelt dat er een oorlog gaande is in het Midden-Oosten waar vele mensen in onze samenleving zich op een of andere manier bij betrokken voelen. De spanningen die uit die oorlogssituatie zijn ontstaan, hebben ook bij de gewelddadige uitbarstingen in Amsterdam een rol gespeeld.
Maar iedereen moet veilig kunnen leven en met respect behandeld worden. De onveiligheid die Joodse mensen ervaren, het feit dat Joodse instellingen extra bewaking en bescherming nodig hebben, is geen goed teken.
Welke handreikingen en aanwijzingen kunnen we in de Encycliek vinden voor de situatie van onze tijd, voor onze multiculturele samenleving?
2. Het voorbeeld van Franciscus
De Encycliek van paus Franciscus is gepubliceerd op 4 oktober, de feestdag van de H. Franciscus van Assisi. De titel van de Encycliek is ontleend aan een woord van Franciscus: allen zijn we broeders en zusters. De paus opent zijn rondschrijven met een verwijzing naar deze heilige die zalig noemt al wie zijn broeder net zo liefheeft als die ver van hem weg is als wanneer hij dicht bij hem is (n.1). Het gaat over het bezoek dat Franciscus van Assisi in augustus 1219 aan sultan Malik-al-Kamil in Egypte bracht. Het was in de tijd van de kruistochten, toen de christenen door de paus werden opgeroepen om gewapenderhand de heilige plaatsen te bevrijden die door de moslims waren bezet. Franciscus volbracht een moeilijke en zware reis om de Sultan te ontmoeten ongewapend, met vreedzame bedoelingen, om een dialoog aan te gaan. Franciscus was arm, had geen middelen van transport, de afstand was groot, maar hij heeft het volbracht vanuit de houding die hij ook in zijn regel voor de minderbroeders beschreef (door de paus geciteerd in n. 4 van de Encycliek): De broeders moesten “in het gezelschap van Saracenen of andere ongelovigen niet verzaken aan hun eigen identiteit en geen conflicten of woordenstrijd aangaan, maar ieder menselijk schepsel onderdanig zijn omwille van de liefde Gods”. Paus Franciscus wil die geest van Franciscus in zijn Encycliek onder de aandacht brengen, die er in feite uit bestaat dat we ons realiseren dat God liefde is en we geroepen zijn zoals God iedere mens met liefde tegemoet te treden, zonder overigens onze eigen identiteit en overtuiging los te laten. Blijf jezelf én sta open voor een ander. In die geest verwijst de paus naar de ontmoeting die hij heeft gehad met grootimam Ahmad Al-Tayyeb, in Abu Dhabi, waar zij samen eraan herinnerd hebben dat “God alle mensen met gelijke rechten, plichten en waardigheid geschapen heeft en hen opgeroepen heeft om als broeders samen te leven”(n. 5).
3. De grote ontwikkelingen in onze wereld
Conflicten
Dit is in onze tijd een grote uitdaging. De wereld is in oorlog. We zijn gewend naar het Midden Oosten en Oekraïne te kijken, maar dit zijn niet de enige en zelfs niet de ergste brandhaarden in de wereld. Er zijn vele tientallen conflicten gaande, waaronder in Myanmar, Congo, Jemen, Soedan, Syrië, Irak, Nigeria en waaronder eveneens de aanvallen door Jihadistische groepen in landen als Niger, Mali, Mauretanië, Senegal en nog tal van andere, met miljoenen vluchtelingen als gevolg.
Globalisering en vervreemding
Tegelijk is de wereld sterk geglobaliseerd. Paus Franciscus citeert daarover zijn voorganger, paus Benedictus XVI, die schreef: we zijn wel elkaars buren maar geen broeders geworden (geciteerd door paus Franciscus in n. 12). De mensen in die oorlogsgebieden kunnen er eenvoudig kennis van nemen hoe wij in het westen leven.
Toch was de verbondenheid met hen in de zestiger jaren van de vorige eeuw nog heel sterk, onder meer door de tienduizend katholieke missionarissen en ik weet niet hoeveel protestantse zendelingen, maar nu sterk verzwakt. Ik kan het beste voor onze katholieke gemeenschap spreken: in iedere parochie waren er wel missionarissen actief in ontwikkelingslanden, die hun verhalen meebrachten en voor wie collectes werden gehouden; de parochies waren zich goed bewust van hun inzet voor de lokale bevolking, niet alleen op strikt kerkelijk terrein, maar vaak bestaande in het verlenen van elementaire zorg, opvoeding, onderwijs, het slaan van waterputten en het creëren van bronnen van inkomsten en voeding (het was een missionaris bijvoorbeeld die de grootschalige kweek van de Tilapia-vis heeft opgezet om de bevolking middelen van bestaan te geven).
Eenzaamheid
Individuele belangen staan nu meer voorop, volgens de paus is de gemeenschapsdimensie juist verminderd; ook voor onze eigen samenleving waar eenzaamheid ongeveer het grootste probleem is geworden, herkennen we dat.
Verdwijnen van historisch besef
Het historisch besef is erg afgenomen: waar komen we vandaan, welke zijn de culturele wortels van ons volk, wat betekenen vrijheid, gerechtigheid, democratie? Paus Franciscus spreekt in de Encycliek zijn zorg uit over het verdwijnen van wat hij noemt het “historisch geweten” (12-14) en van een gemeenschappelijk doel, gezamenlijke waarden en doelen die binnen een maatschappij worden nagestreefd en van waaruit men leeft (nn. 15-17). Dit maakt de samenleving kwetsbaar voor manipulatie en zuiver egocentrisch, individualistisch en materialistisch redeneren.
Wegwerp-cultuur
Daar komt bij dat mensen in steeds meer situaties als wegwerpproduct worden gezien: de waardering voor oudere mensen is bijvoorbeeld afgenomen, zij worden in veel gevallen eerder als een financiële last gezien door de zorg die zij behoeven waar geen productiviteit tegenover staat. Dan kan de uitweg van euthanasie als oneigenlijke druk worden ervaren.
Nieuwe vormen van armoede
De maatschappij is in de afgelopen tientallen jaren veel welvarender geworden maar er zijn nieuwe armen en nieuwe vormen van armoede ontstaan en er is ongelijkheid op ander terrein: wie tellen er mee en wie tellen er niet mee? (nn. 18-21). De opkomst en facilitering van euthanasie is tegen deze achtergrond extra pijnlijk.
Nieuwe slavernij
Daarnaast benoemt de paus dat zoveel mensen niet dezelfde mensenrechten hebben als anderen en in hun waardigheid niet worden gerespecteerd. Slavernij is in bijna alle landen dan wel afgeschaft maar er zijn veel landen waarin mensen in situaties leven die in feite niet veel anders zijn dan vormen van slavernij, zoals bijvoorbeeld door kinderarbeid (nn. 22-24) of andere mensonwaardige vormen van arbeid, waarvoor migranten extra kwetsbaar zijn.
Enzovoorts...
Ook verwijst de paus naar de vele rampen die er wereldwijd zijn, pandemieën en rampen en de situatie voor migranten en vluchtelingen aan de grenzen van de rijkere landen. Het zijn allemaal situaties die de broederschap van mensen in de weg staan.
Is dat communicatie?
Daarbij wordt vaak gedaan alsof we communiceren, omdat we langs digitale weg zo met elkaar verbonden zijn, maar in feite zijn vele vormen van deze zogenaamde “communicatie” juist agressief en vervreemden ze mensen van elkaar of stellen hen tegenover elkaar. Echte communicatie zou het samen zoeken naar de waarheid moeten inhouden, in een constructieve dialoog (nn. 42-53).
MOedeloos?
Al deze blokkades die mensen van elkaar vervreemden en een opbouw van gemeenschap en broederschap in de weg staan, worden door paus Franciscus aangeduid en besproken.
Je zou er bijna moedeloos van worden, maar dat is bij de paus toch niet het geval. Hij ziet tekenen van hoop omdat God “zaadjes van goedheid” blijft strooien in de harten van mensen. Zo - aldus de paus - hebben allerlei mensen in de zorg of in vuilnisophaaldiensten, transportmedewerkers, medewerkers in supermarkten en vele anderen tijdens de Corona-pandemie ervoor gezorgd dat het leven toch zo goed mogelijk door kon gaan. Het zijn niet zelden de mensen die weinig in het brandpunt van de belangstelling staan, maar die gewoon hun werk doen, hun inzet geven, om wie het samenleven van mensen draait.
4. Omzien naar elkaar
Barmhartige Samaritaan
Hét beeld van omzien naar elkaar wordt ons in het evangelie door de parabel van de barmhartige Samaritaan gegeven. Die parabel laat ons zien dat een mens in nood en pijn een moreel beroep op je doet en dat je dan concreet moet helpen.
In Oude Testament
In het begin van het Oude Testament zien we dat de liefde tot de naaste zich richtte op volksgenoten, op mensen van de eigen gemeenschap of groep. Geleidelijk zien we dat de idee van naastenliefde ook andere mensen in het vizier krijgt. Zo zien we in het boek Tobit (4, 15) al het principe dat we allemaal kennen: wat gij niet wilt dat U geschiedt, doet dat ook een ander niet. In de wijsheidsliteratuur van het Oude Testament komt naar voren dat Gods liefde uitgaat naar al wat leeft. Dan komt tegelijk het verlangen tot uiting om de liefde van God na te volgen en je liefde uit te laten gaan naar iedere mens en heel de schepping.
Nieuwe Testament
Dit komt terug in het Nieuwe Testament: Wees barmhartig zoals je Vader in de hemel barmhartig is, luidt het woord van Jezus in Lc. 6, 36. En: behandel de mensen zoals jij wilt dat ze jou behandelen (Mt. 7, 12). Maar ook in de oudste teksten van het Oude Testament vinden we al de aanwijzing om je liefde groter, breder te maken. Zo moeten de Joden niet vergeten dat ze zelf slaaf zijn geweest in Egypte en dus goed zijn voor vreemdelingen.[2]
“De parabel van de barmhartige Samaritaan vraagt ons niet te beslissen wie dichtbij genoeg staat om onze naaste te zijn, maar eerder dat we zelf naasten worden” (n. 80). En Jezus vraagt in feite om Hem te herkennen in een mens in nood. Wat je aan de minsten hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan, zegt Hij (Mt. 25). Hoe zou je dan als christen bekrompen vormen van nationalisme, xenofobie, minachting en mishandeling van mensen die anders zijn kunnen goedkeuren?
En migratie?
Wat betekent dit voor het vraagstuk van migratie in onze tijd? Het ideaal zou zijn dat er geen migratie nodig is, omdat we de voorwaarden weten te scheppen die voor een waardig leven en een integrale menselijke ontwikkeling nodig zijn, maar zolang dat niet zo is, zijn we verplicht eraan mee te werken dat mensen in waardigheid kunnen leven en zich kunnen ontplooien, zegt de paus. Onze houding ten opzichte van migranten zou daarom moeten zijn, zo stelt de paus: “ verwelkomen, beschermen, bevorderen en integreren” (n. 129). Betekenen deze woorden van de paus dat er geen beperking mag zijn van het recht om zich als migrant in een ander land te vestigen? Zeker niet, er zijn grenzen aan wat goed en mogelijk is maar die grenzen aan immigratie zouden wel moeten worden bedacht vanuit het besef dat we medeverantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het menswaardig leven van mensen elders, want we zijn allen broeders en zusters.
Geloven achter de voordeur?
Op 4 februari 2019 ondertekenden paus Franciscus en groot-imam Al-Tayyeb in Abu Dhabi een gezamenlijke verklaring over vrede en godsdienstvrijheid. Sommige liberale politici menen daarentegen dat godsdiensten achter de voordeur moeten blijven, omdat ze de oorzaak zijn van haat en geweld. Zij zijn misschien vergeten dat de grootste en meest bloedige oorlogen van de vorige eeuw juist voortkomen uit regimes zonder God of gelovig fundament: Stalin, Pol Pot, Hitler, Mao. Oprechte en nederige aanbidding van God, zo schrijft paus Franciscus, leidt daarentegen niet tot discriminatie, haat en geweld, maar tot respect voor de heiligheid van het leven, tot respect voor de waardigheid en vrijheid van anderen en tot de liefdevolle inzet voor het welzijn van allen (n. 283).
Dat is waar we ons voor in willen zetten: fratelli tutti, mogen we allen broeders en zusters zijn, opdat er vrede zal zijn.
Haarlem, 30 november 2024
+Johannes Hendriks
[1] Een Encycliek (van het Latijn Litterae Encyclicae) is het meest gezagvol rondschrijven van de paus van leerstellige aard.
[2] Vgl.: “U mag een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken, want u hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond” (Ex 22,20). “Wanneer er vreemdelingen in uw land wonen, mag u die niet slecht behandelen. Vreemdelingen die bij u wonen, hebben dezelfde rechten als een geboren Israëliet. U moet hen beminnen als uzelf, want u bent zelf vreemdeling geweest in Egypte” (Lv 19,33-34)).