Arsacal
button
button
button
button


Dicasterie voor de Wetsteksten: Doopboeken niet wijzigen

Nieuws - gepubliceerd: donderdag, 17 april 2025 - 1159 woorden

Het Di­cas­te­rie voor Wetgevende teksten heeft een Verklarende Nota ge­pu­bli­ceerd waarin staat dat het niet is toe­ge­staan gegevens uit het doop­re­gis­ter te wij­zigen of te wissen (ook niet op verzoek van de personen), behalve om een fout te corri­geren. De Nota legt uit waarom dit is. Een doop­boek is geen lidmaat­schaps­re­gis­ter.

Hier­on­der volgt een auto­ma­tisch gegenereerde vertaling van de Nota.

Verklarende nota van het Di­cas­te­rie voor Wetgevende teksten

Over het verbod op het verwij­de­ren van gegevens uit parochiële doop­re­gis­ters


Het ker­ke­lijk recht staat niet toe om de gegevens in een doop­re­gis­ter te wij­zigen of te wissen, behalve om eventuele fouten in de transcriptie te corri­geren. Dit register heeft tot doel zeker­heid te verschaffen over bepaalde han­de­lin­gen, zodat hun wer­ke­lijke bestaan kan wor­den geverifieerd.

Can. 535 CIC verplicht dat elke pa­ro­chie haar eigen doop­re­gis­ter heeft. Dit register, dat de pa­ro­chie verplicht is te bewaren (can. 535 §1 CIC), dient voor de registratie van sacra­menten die - zoals het doopsel - slechts eenmaal door de katho­lieke kerk wor­den toege­diend. Aangezien het doopsel de voor­waarde is voor het ont­van­gen van de andere sacra­menten, wordt er naast de aanteke­ning van het doopsel eventueel een aanteke­ning gemaakt van de toedie­ning van de andere sacra­menten die niet kunnen wor­den herhaald (vormsel en heilige wij­dingen), en ook van andere han­de­lin­gen, zoals de vie­ring van het sacra­ment van het huwe­lijk (dat niet kan wor­den vernieuwd, behalve als de band nie­tig is verklaard), de eeuwig­du­rende professie in een reli­gi­eus instituut, wat op zijn beurt een verbod op toegang tot het huwe­lijk met zich mee­brengt (can. 535 §2 CIC), de ver­an­de­ring van ritus (can. 535 §2 CIC) en adoptie (can. 877 §3 CIC), die een huwe­lijksbeletsel in de Kerk genereert (can. 1094 CIC).

Het doop­re­gis­ter is dus de objectieve bevesti­ging van sacra­men­tele han­de­lin­gen, of han­de­lin­gen die ver­band hou­den met sacra­menten, die his­to­risch door de Kerk zijn uitge­voerd. Het zijn his­to­rische ker­ke­lijke feiten waar­mee reke­ning moet wor­den gehou­den met het oog op een goede admi­ni­stra­tief-pas­to­rale orde, om theo­lo­gische redenen en voor de rechtszeker­heid, en ook voor de eventuele bescher­ming van de rechten van de betrokken persoon en van der­den.

Bijge­volg is het niet toe­ge­staan om de gegevens die in een doop­re­gis­ter zijn opgeno­men te wij­zigen of te wissen, behalve om eventuele transcrip­tiefouten te corri­geren. Hoewel Can. 535 CIC het niet expliciet zegt, vloeit dit absolute verbod zon­der enige twijfel voort uit de dwingende formu­le­ring van de bepa­lin­gen die registratie en certifice­ring van de han­de­lin­gen vereisen. Als de Kerk deze algemene normen over het verplichte karakter van de registratie van het Doopsel niet zou hebben, zou het voor de Kerk zelf niet moge­lijk zijn om de sacra­men­tele ac­ti­vi­teit uit te voeren, omdat de “gel­dige” ont­vangst van de Sacra­menten zeker­heid over het ont­van­gen van het Doopsel vereist. Een be­die­naar kan de vie­ring van andere sacra­menten niet toestaan als het ont­van­gen van het Doopsel niet gecer­ti­fi­ceerd is.

Aan de andere kant is het op grond van wette­lijke bepa­lin­gen nood­za­ke­lijk om eventuele nieuwe rele­vante omstan­dig­he­den die door het ker­ke­lijk recht wor­den aange­ge­ven, toe te voegen aan het doop­re­gis­ter, en deze moeten ge­woon­lijk wor­den gemeld aan de pries­ter die de lei­ding heeft over de pa­ro­chie, als verant­woor­de­lijke voor het register. Dit is het geval, zoals al eer­der is gezegd, bij het ont­van­gen van het vormsel, de Heilige Wijding, de vie­ring van het huwe­lijk, de reli­gi­euze professie, de ver­an­de­ring van ritus en adoptie. Het niet registreren van deze han­de­lin­gen zou de normale en zuivere toedie­ning van de sacra­menten in de Kerk verhin­de­ren: dit in aanmer­king nemend dat, elke keer en in elk afzon­der­lijk geval, onder­zoek moeten doen naar het daad­wer­ke­lijke voor­af­gaande ont­van­gen van de sacra­men­tele han­de­lin­gen die een vereiste zijn voor gel­dig­heid om andere sacra­menten te ont­van­gen, geen rede­lijk alterna­tief is.

Het doop­re­gis­ter is geen leden­lijst, het is een registratie van de dopen die hebben plaats­ge­von­den. Het enige doel ervan is het certificeren van een his­to­risch ker­ke­lijk “feit”, het doel ervan is niet om te getuigen van het geloof van in­di­vi­duele personen of van het feit dat iemand lid is van de Kerk. In feite beperken de ont­van­gen sacra­menten en de gemaakte registraties op geen enkele manier de vrije wil van de chris­te­lijke gelo­vi­ge, die door eigen wil besluit om de Kerk te verlaten.

Wanneer een persoon aangeeft dat hij de Katho­lieke Kerk wil verlaten, zal het uit­ein­delijk nodig zijn om in het Register de “actus formalis defectionis ab Ecclesia Catholica” toe te voegen . Hoewel de gegevens in de Registers van de Kerk niet gewist kunnen wor­den, is het, reke­ning hou­dend met het doel van het belang ervan en het belang van alle betrok­ke­nen, op een­vou­dig verzoek van de betrokken persoon toe­ge­staan om de mani­fes­ta­tie van zijn wil die in deze zin tot uitdruk­king is gebracht, toe te voegen in de context van een hoor en wederhoor.

Het doop­re­gis­ter maakt het moge­lijk om attesten af te geven met betrek­king tot de ont­vangst van het doopsel, wanneer de betrokken persoon van plan is om andere sacra­menten te ont­van­gen. In dit geval is de registratie, naast het opsporen van de gedoopte status van de betrokken persoon, een garantie tegen­over der­den in de katho­lieke kerk, zowel in het geval van de vie­ring van het huwe­lijk als tegen­over de personen die belast zijn met het waar­bor­gen van de gel­dige toedie­ning van latere sacra­menten, of het aan­gaan van spe­ci­fie­ke ver­plich­tingen die het doopsel als vereiste hebben (zoals de eeuwig­du­rende professie in het reli­gi­euze leven).

De hele orde van het ker­ke­lijk recht is in overeenstem­ming met deze principes. Can. 869 CIC ver­te­gen­woor­digt helemaal geen hypothese van een nieuwe toedie­ning van het doopsel. Het staat de be­die­naar alleen toe om het doopsel sub conditione toe te dienen in die gevallen waarin het “onzeker” is of een persoon - meestal een kind - het sacra­ment heeft ont­van­gen. In derge­lijke gevallen is er geen sprake van een nieuwe toedie­ning van het doopsel, aangezien de be­die­naar een voor­waarde stelt voor de werk­zaam­heid van zijn han­de­lin­gen: het feit dat hij het doopsel niet wil toedienen als de persoon al gedoopt is.

De status van gedoopt zijn is in feite een “objec­tief” ele­ment en het is niet moge­lijk om iemand te dopen die al gedoopt is, aangezien een derge­lijke han­de­ling een­vou­digweg “nie­tig” zou zijn vanuit sacra­menteel oog­punt.

Voor de registratie van han­de­lin­gen is het nood­za­ke­lijk om bepaalde in­for­ma­tie te hebben over een feit dat heeft plaats­ge­von­den. Daarom kan bij de vie­ring van het doopsel - zoals overigens ook bij andere niet-herhaal­ba­re sacra­menten is voor­zien - can. 875 CIC de aanwe­zig­heid van getuigen vereisen, zodat hun ver­kla­ring de persoon die verant­woor­de­lijk is voor het register de nodige zeker­heid kan verschaffen over het feit dat heeft plaats­ge­von­den en dat hij verplicht is te registreren. Die getuige kan het register niet ver­vangen, omdat hij slechts een ele­ment van zeker­heid is voor de persoon die de registratie moet uit­voeren.

Vati­caan­stad, 7 april 2025

+Filippo Ianone o.carm, prefect

+Juan Ignacio Arrieta, se­cre­ta­ris

 

Deze vertaling van de verklarende nota is een niet-offi­cië­le auto­ma­tisch gegenereerde en licht ge­cor­ri­geerde vertaling

post deze webpagina op: Facebook X / Twitter
Terug