Hoe leerling van Christus zijn?
Catechese van de tweede dag van de wereldjongerendagen
Tijdens de drie catechese-bijeenkomsten van de Wereldjongerendagen - op 24, 25 en 26 juli - mocht ik de tweede catechese verzorgen die ging over: Hoe leerling van Christus zijn? Dit was het thema dat door de organisatie van de wereldjongerendagen aan deze tweede dag was toegewezen. Hieronder volgt die catechese, die begeleid werdt door een beeldpresentatie (de cijfers met de teksten verwijzen naar die presentatie)
1. Wow!
2. ben verliefd...
3. ... op Hem!
Ik weet natuurlijk niet uit wat voor gezin jij komt. Misschien heb je het katholieke geloof van huis uit meegekregen, werd er thuis gebeden, gingen jullie naar de kerk en werd er thuis wel over gesproken. Maar misschien werd er bij jou thuis helemaal niets of heel, heel weinig aan geloof en kerk gedaan en heb je er later iets van ontdekt. Hoe dan ook, er is een moment geweest of er is een geleidelijke ontwikkeling geweest, waardoor geloven niet langer iets was wat je ouders je hadden geleerd of wat je juist niet had meegekregen, maar dat het iets van jezelf werd, waardoor jij kon zeggen: Hij is er, God bestaat, IK geloof!
Zo ging het ook bij mij. Er werd bij ons thuis gebeden en dat was natuurlijk heel goed (al was het vaak een beetje gehaast en mechanisch) en zondags na de Mis probeerde mijn moeder meestal nog wel even na te praten over de preek. Allemaal heel goed, maar het was nog maar een patroon. Maar toen ik heel klein was gingen we in de meimaand het Mariabeeld versieren en de rozenkrans bidden en dat raakte mij ineens; en toen ik misdienaar werd en de priester de consecratiewoorden – de woorden van Jezus – zei over brood en wijn en hij de hostie ophief, dat raakte mij, dat raakte ik niet meer kwijt; en toen ik na jaren van tamelijk puberen op mijn bed in een boek zat te lezen over de oorlog en de zinloosheid van het leven – zo van: alles is nergens goed voor –kwam het ineens over mij dat God bestaat en dat ik voor Hem moest leven; dat raakte mij!
Geloven is dus uiteindelijk niets iets van je hoofd alleen, het is allereerst iets van je hart.
4. Geloof/christendom is niet een filosofie, een spiritualiteit of een moreel systeem van regels. Geloven is een relatie.
Het is niet het belangrijkste of je over alle zinvragen hebt nagedacht en een knap systeem van denkbeelden hebt over allerlei zaken, christendom is niet een soort levensfilosofie; het geloof gaat ook niet allereerst over een soort geestelijke “mind-set” waarmee je de wereld en je leven bekijkt en het is ook niet een soort lange lijst van regeltjes over wat je allemaal wél moet doen of wat je niet mag doen. Daar gaat geloven niet over, tenminste niet direct. Natuurlijk ga je als je gelooft je leven meer afstemmen op Jezus en bijna als vanzelf zul je bepaalde dingen anders gaan doen, omdat je het niet meer wilt op die manier die je vroeger misschien voor zoete koek hebt aangenomen en wil je je inzetten om je geloof in praktijk te brengen. Dat is eigenlijk net als met topsport. De sport is niet een voedingsschema, een trainingsschema en een op- en afbouwschema, dat komt er misschien bij, maar de basis is dat je een passie hebt en je in die topsport iets wilt bereiken. En als je die passie niet hebt, wordt het gewoon niks.
Dat is ook zo bij geloven. Geloven is een relatie, een relatie met een Persoon, een prachtige liefdesrelatie en natuurlijk ga je dan bepaalde dingen doen om dat goed en mooi te houden en het te laten groeien en te verdiepen. Zoals je ook tegen je vriend of vriendin niet kunt zeggen: “Ik houd van jou” terwijl je vervolgens geen contact houdt, niets leuks verzint om samen te gaan doen, niet praat over wat je beweegt, over je diepere gevoelens en visies. Natuurlijk doe je dat wél. Dat vloeit allemaal voort uit het feit dat je een relatie hebt, anders houd je jezelf en die ander voor de gek.
Je hebt het geloof niet uit jezelf. Dat zul je wel duidelijk merken als je voor jezelf probeert na te gaan hoe jouw geloof gegroeid is. Het gaat er dan eigenlijk altijd om dat je in gebeurtenissen, in woorden iets “meer” hebt meegemaakt dan alleen het gebeuren zelf, dat er een soort vonk is overgesprongen, dat het je raakte, dat het je iets te zeggen had. Dat noemen we “genade”. Dat is wat God heeft gedaan om jou voor Hem te winnen.
5. Hij heeft jou “veroverd”. “Niet jij hebt mij uitverkoren, maar ik jou en ik heb je de taak gegeven op weg te gaan en vruchten voort te brengen”(Jo. 15,16). “Je bent verlost door het kostbaar bloed van Christus” (1 Petr. 1,19).
Als je dus terugdenkt aan wat er gebeurd is en hoe en waar die vonk is overgesprongen (of misschien wacht je ook nog wel op die vonk, was het jouw tijd daarvoor nog niet. Het komt, het zal komen! Hij is een “lover” die met Zijn liefde over de brug komt, heus!); als je terugdenkt aan hoe en waar die vonk is overgesprongen en je probeert je die momenten weer te beseffen, dan kan het bijna niet anders of je voelt een dankbaarheid in je hart. Het is gewoon heel erg mooi om te mogen ervaren en beseffen dat er Iemand is die van je houdt en voor je gaat, die er juist voor je is als jij alleen bent, als het misschien niet zo goed gaat, als je voor een moeilijke opgave staat, Iemand die jou door Zijn kostbaar bloed heeft verlost; en dat je niet zomaar toevallig ergens op deze wereld bent neergekwakt, maar dat er een bedoeling is met jouw leven, dat je een taak, een roeping en een zending hebt!
Als je die “klik” hebt ervaren, als je hebt gemerkt dat er ergens toch iets van zo’n vonk of vonkje is overgesprongen – en dat kan ook hier en nu gebeuren -, dan komt een volgende stap:
6. “Volg Mij...” “Goede Meester, wat moet ik doen....”(Mc. 10,17).
Je wordt uitgenodigd om Jezus te volgen. Dat begint misschien eerst even alleen maar fantastisch en mooi, zoals bij de apostelen. En zoals bij de rijke jonge man in het evangelie: iemand die het in het leven gemaakt heeft, die geld heeft, zeg maar: een jonge man die als enige onder de dertig in de top tien van de Quote 500 staat. Het evangelie zegt wat droogjes dat hij vele goederen bezat. Ik denk dat de mensen dit best wel bijzonder hebben gevonden: zo’n rijke jonge man die komt aangelopen, die zich op zijn knieën voor Jezus gooit en die Hem vraagt wat hij moet doen. Hij is enthousiast, hij is blijkbaar geraakt, die vonk is overgesprongen, hij wil daar ook wel verder mee, maar dan....
Ja, dan komt het moment dat Jezus een antwoord geeft en hem zegt wat hij zou moeten doen: zijn bezit verkopen, het aan de armen geven en dan terugkomen om Jezus te volgen. Dat is natuurlijk niet niks, dat is een hele stap en die jongen trekt wit weg en helemaal in de war gaat hij er snel weer vandoor. Hij loopt weg.
Zo zal het gaan en zo kan het ook bij jezelf gaan, al sta jij misschien niet in de Quote 500: je bent geraakt, je verdiept je er wat meer in wie Jezus is en dan zal Hij wel niet letterlijk voor je staan om je te zeggen dat je je schatten moet verkopen, maar als je relatie met Jezus zich ontwikkelt, voel je van binnen, in je eigen hart, ook al zonder dat iemand er iets over zegt, dat je bepaalde dingen niet meer moet doen, dat je je leven op dit of dat punt moet gaan bijsturen, dan voel je een schaamte over bepaalde dingen die zijn gebeurd of nog aan de gang zijn, weet je dat iets anders moet maar voel je misschien tegelijkertijd dat dat best wel lastig is. Je kunt proberen er gauw weer de deksel op te doen, die vragen die in je opkwamen weg te stoppen, weg te lopen en over te gaan tot de orde van de dag. Zoals die rijke jonge man.
Dat is heel onbevredigend. Vaak worden mensen dan heel negatief over Jezus en de Kerk. Ik ben een maand of twee geleden bij iemand geweest van een eind in de vijftig die uit een heel katholieke familie kwam: zijn vader was een toegewijde katholiek, maar hij moest er niets meer van weten. Die man stuurde me allerlei e-mails waarin hij goed en tamelijk grof duidelijk maakte hoe verschrikkelijk de katholieke kerk wel niet is: misbruikers, huichelaars, machtsmisbruikers zijn het allemaal. Hij kon op de kerk schelden als de beste! Toen ben ik hem een keer gaan bezoeken en hij vertelde over zijn leven. Ik kreeg een verhaal over hoe goed het is om helemaal voor jezelf te gaan, op je eigen kracht te varen en vrij te zijn van de beperkingen die die huichelachtige kerk je oplegt, een verhaal ook over seksclubs en prostituees die hij regelmatig bezocht – hij leek vrouwenhandel niet zo’n probleem te vinden -, dat hij was gescheiden van zijn vrouw en tussendoor kwam naar voren dat hij agressief en gewelddadig was geweest. En ik dacht: hij heeft de boodschap van de Kerk en van Jezus moeilijk gevonden, hij liep weg en is begonnen zichzelf te rechtvaardigen door de boodschap aan te vallen en redenen te vinden om niet bij die kerk te hoeven behoren die zo op zijn geweten had gewerkt.
Zo kan het gaan: als er iets is dat je per se niet veranderen wilt in je leven, ook al weet je in je hart dat het niet goed is wat je doet of zegt of vindt, dan wordt dat wat je niet veranderen wilt, jouw God.
Het is niet erg als iets niet lukt, ook al wil je het nog zo graag. Er wordt van jou niet meer gevraagd dan dat je je best doet. Het is goed om je kleinheid te aanvaarden. OK, je maakt fouten, je doet zonden, daar hebben we zelfs een sacrament voort. Als je aanvaardt dat je nu eenmaal een mens met zwakheden bent, een gewone, kleine mens, als je geen opgeblazen mega-standbeeld van jezelf maakt, maar open en bereid blijft, dan ga je goed, zelfs als je een periode hebt dat het niet zo geweldig gaat, dat het allemaal wat moeilijker gaat.
Maar het kan ook heel anders gaan dan bij die rijke jonge man.
7. Mattheüs. “Hij richtte zijn blik op een tollenaar... Hij zei tot hem: Volg mij” (Lk. 5,27).
Mattheüs zat ook in de geldwereld en hij zal financieel niet tekort gekomen zijn. Hij was een tollenaar, iemand die van de Romeinse bezetters van Israël wegen of plaatsen pachtte waar hij tolgeld mocht heffen. Dat soort mensen had geen goede naam in Jezus’tijd; onder de dekking van de bezetter vroegen zij vaak meer dan het normale tarief om zichzelf te verrijken. De zogenaamde goede mensen vonden tollenaars verachtelijk. Mattheüs was dus altijd met geld bezig en waarschijnlijk niet zo’n brave figuur als die rijke jongeman waar we het daarnet over hadden. Maar de vonk springt over: Jezus kijkt hem aan, Mattheüs staat op, laat alles achter en volgt Jezus. Hij doet het! Hij laat zijn oude leven los en wordt een leerling van Jezus Christus.
8. Leerling (discipel). “Doe maar wat Hij u zeggen zal” (Joh. 2,5)
Dus als je ergens ooit geraakt bent, als die vonk is overgesprongen, dan kun je verschillende kanten opgaan: misschien vind je het moeilijk, zie je er tegen op en vraag je je af hoe anderen zullen reageren, of je vrienden je misschien niet meer zullen willen, of je niet in moeilijkheden komt; maar misschien begin je gewoon vol enthousiasme Jezus te volgen. Ook dan komt er op een gegeven moment wel een moeilijk punt, dat hoort er nu eenmaal bij. Voor de apostelen, de leerlingen van Jezus, kwam dat toen de Heer over Zijn lijden begon te spreken en hun vooruitzicht niet een mooie carrière met geld en macht bleek te zijn, maar het lijden en de kruisdood van Jezus en de marteldood voor henzelf. Geleidelijk werd hen duidelijk dat dit het was waar ze op ingetekend hadden en dat was effe slikken....
Maar dat is het typische van leerling of discipel zijn (die twee woorden betekenen precies hetzelfde; discipel klinkt in het Nederlands alleen een beetje meer protestants): een leerling, een discipel is er om te leren van een leermeester. Er is er dan één die het weet – zeker als die leermeester Jezus is - en één die het nog moet leren en dat ben jij! Je moet jezelf dus al een beetje nederig, eenvoudig bekijken om je daarin te gaan storten. Als je denkt: ‘Ik weet het en niemand hoeft mij iets te vertellen’, dan is dit gewoon niks voor jou!
Wat ga je precies leren? Ja, dat weet je nog niet, dat is het ‘m net: dat moet je nog leren en dat is voor iedereen anders. Wat je moet leren van Jezus hangt samen met de persoon die jij bent. Leerling of discipel van Jezus zijn is dus ergens een sprong in het diepe. Je moet maar afwachten waar je dat naar toe gaat brengen! Het is een kwestie van vertrouwen. De moeder van Jezus, Maria, is degene die ons dat vertrouwen kan geven. Je kent misschien het verhaal van de bruiloft van Kana wel, dat je in het evangelie van Johannes kunt vinden: dat feest loopt in het honderd, want er is geen wijn meer. En dan moet je niet denken: neem dan een keer een biertje of een cola, want dat was er dus niet; wijn was gewoon dé drank; ja, water kun je ook nog krijgen, maar om een heel feest allemaal alleen op een Spa’tje blauw te zitten...! Kortom, er is een probleem, het feest gaat als een nachtkaars uit, er is geen oplossing voorhanden: er is gewoon geen wijn meer. En dan neemt Maria het heft in handen. Haar laatste woorden in het evangelie van Johannes gaan over Jezus, wijzen naar Hem en ze geven vertrouwen: Wees niet bang, het komt goed, Hij zal ervoor zorgen: “Doe maar wat Hij u zeggen zal”, zegt ze. Dat is dus leerling zijn: vertrouwen en geloven dat het goed komt als je doet wat Hij je zegt. Christus is het licht en Hij is er ook aan het einde van een tunnel.
9. Woorden en daden
Misschien gebeurt dat jou ook weleens: soms krijg je te maken met mensen die zich als een vriend laten zien: ze waarderen je heel erg, vinden je fantastisch en mooi en ze beloven je gouden bergen. Maar een echt goede vriend, wie is dat? Dat is degene die er is als je in de shit zit, als het moeilijk is. Misschien staat die juist niet zo te dringen als je het prima maakt. En wat doet Jezus, je beste vriend? Sorry, Hij belooft je geen gouden bergen. Jezus is geen jackpot. Het gaat dus echt niet zo van: even bidden en dan krijg ik wat ik verlang of denk nodig te hebben. Zal ik nog even een paar woorden voorlezen die Jezus Zijn leerlingen meegeeft? Zo maar een paar teksten uit het tiende hoofdstuk van het Mattheüs-evangelie: “Ik zend jullie als schapen tussen wolven.... Ze zullen jullie overleveren aan rechtbanken en jullie geselen... Jullie zullen een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van Mijn Naam....De leerling staat niet boven zijn Meester... voor de leerling moet het voldoende zijn behandeld te worden zoals zijn meester.... Wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig....”. Maar het is niet alleen maar kommer en kwel, want - dat zou ik bijna vergeten -: Hij belooft je ook het eeuwig leven. En over al het goede wat je doet, zegt Jezus: “Jouw loon zal je zeker niet ontgaan”(Mt. 10, 42).
Maar Jezus laat het niet bij woorden over ons en over lijden en tegenslag die ons te wachten staan. Hij kiest zelf de weg van het lijden om dat voor ons te offeren: Hij wordt geslagen, vernederd, bespot en bespuwd, ter dood gebracht als een misdadiger. Zijn lichaam wordt gebroken voor ons, zijn bloed wordt vergoten voor ons...
En tegelijk - bij alles wat Hij zegt, bij al die moeilijkheden die Hij ons voorspelt en die over ons komen -, zegt Hij ook telkens weer: “Maak je toch niet bezorgd als ze je overleveren.... op dat ogenblik zal je worden ingegeven wat je moet zeggen... Wees niet bang voor hen, wees niet bevreesd voor degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar niet jouw ziel...; wees niet bang want iedere haar op je hoofd is geteld, je bent veel meer waard dan een hele zwerm mussen...” (Mt. 10). God is geen God van woorden alleen maar ook van daden. En Hij is er voor je. Dus: blijf altijd vertrouwen, ga, als je in de put zit, altijd weer terug naar het vertrouwen.
10. Wees trouw met vertrouwen: Aanvaarding, Bekering, Reflectie, Avontuurlijk, Heilig, Apostolisch, Maria (Abraham).
Wees een Abraham. Abraham is in de bijbel hét beeld van een gelovig mens. Hij moest zijn land en zijn familie verlaten, omdat God het vroeg: “Trek weg uit je land, je stam, je familie, naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal een groot volk van je maken” (Gen. 12,1). Zijn nakomelingen zouden zo talrijk worden als de zandkorrels aan het strand van de zee, maar zijn vrouw was al oud en zij konden geen kinderen krijgen; het leek dus allemaal op niets uit te lopen, maar dát was nu juist de beproeving: hij moest vertrouwen op Gods beloften, terwijl het menselijk gesproken onmogelijk was dat die beloften vervuld zouden worden. En Abraham deed dat: hij blééf trouw, hij blééf vertrouwen op God, terwijl iedereen hem voor gek verklaarde. Dus ga ik maar uit van de naam van Abraham om je aan te geven hoe je als leerling van Christus trouw kunt zijn met een groot vertrouwen: het eerste punt is aanvaarding: probeer in je leven innerlijk te aanvaarden wat je overkomt en wat je niet kunt veranderen. Misschien heb jezelf best wel moeilijke dingen meegemaakt, die je pijn hebben gedaan. Uiteindelijk is het niet de weg om alles te blijven wegstoppen met een soort van putdeksel op jouw riool. Dan begint dat riool ineens smerig stinkend op te borrelen en over te lopen op het moment dat je dat het minst kunt gebruiken. Je moet het juist open leggen, het milieu verbeteren, het riool reinigen, de stank laten uitwasemen. Uiteindelijk geneest de pijn pas als er mag zijn wat er is gebeurd. Als je het aankunt - misschien met de hulp van anderen -: doorleef dan wat je is overkomen en probeer het uiteindelijk zelfs te aanvaarden, het aan te nemen uit Gods hand. Het kruis dat je weg wilt gooien, gaat het zwaarste wegen. Het kruis dat je probeert te dragen, wordt lichter.
Een tweede punt is: bekering. We kunnen alleen maar leerling van Christus zijn als we ons willen bekeren, ons leven willen veranderen. Dat was zelfs de eerste oproep van Jezus: “Bekeert U” (Mt. 4,17). Dat is niet alleen iets wat je doet, dat je je leven veranderen moet, maar het is op de eerste plaats een innerlijke houding: dat je jezelf niet ziet als een soort ongenaakbare rots, een bastion dat geen kritiek verdraagt, afgesloten, maar dat je open staat voor verbetering, verandering, vernieuwing, een “open mind” voor wat je tot een beter mens en christen maakt, open voor zelfkritiek en opmerkingen van anderen.
Het derde punt is: reflectie. Een christen, en zeker een katholiek, moet doen als Maria: “Zij bewaarde alles in haar hart en overwoog het bij zichzelf”, zegt het evangelie over haa (Lc. 2,19 en 2,51). Neem wat afstand van je eigen gevoelens, je emoties en vraag je regelmatig af bij wat je overkomt: waarom reageer ik zoals ik reageer? Was het goed wat ik deed of zei of had ik het beter anders kunnen doen? Wat is beter: dat ik dit doe of dat. Wat moet ik veranderen? En: hoe is dit bij anderen overgekomen? Heb ik voldoende rekening gehouden met die gevoelens? Enzovoorts. Een christen kan niet zonder reflectie, zonder na te denken en te overwegen, af te wegen.
Een vierde punt is: Avontuurlijk zijn. Misschien zit jij thuis liever lekker bij de kachel, maar om christen te zijn moet je toch een beetje avontuurlijk zijn, pelgrimsbloed hebben, op weg kunnen gaan zoals Abraham. Want stel dat God je iets vraagt, stel dat Hij je het roer om wil laten gooien, om iets nieuws te beginnen, om een uitdaging aan te gaan. Ga dan voor dat avontuur! En met Hem weet je nooit precies waar je uitkomt. Maar je hebt een kompas. God, de Vader, Jezus, de heilige Geest, Hij is je kompas!
Een vijfde punt is heilig worden. Belangrijk is je voor te nemen een heilige te worden. Nee, natuurlijk moet je nu niet gaan denken aan een wat zoetig beeld van jezelf hoog op een sokkel waar mensen voor buigen en kaarsjes voor komen branden. Geen gipsen heiligheid! Echte heiligheid is juist een beetje stoer en onaangepast. Een heilige durft tegen de stroom in te gaan van wat mensen vinden en doen. Een heilige denkt zelf na in het licht van goed en kwaad. Hij neemt zelf beslissingen en laat zich niet in een beslissing manoeuvreren. Hij houdt het roer in eigen hand, of liever: Hij probeert God aan het roer van zijn leven te laten staan. Natuurlijk gaat dat regelmatig fout: je hebt passies, begeerten, verlangens, soms ben je het zat en zit je er doorheen, enzovoorts. Dan gaat het effe mis. Maar voor God is eigenlijk het verlangen van je hart het allerbelangrijkste. Wat wil je nou echt? Natuurlijk gaat dat met vallen en opstaan, je bent een mens! Maar, sta op en ga door; ook al val je duizend keer: geloof in jezelf, geloof in je eigen innerlijke schoonheid en in de kracht die je krijgt om die schoonheid uit de verf te laten komen. Geloof in jezelf omdat God je zoveel mooie gaven heeft gegeven.
Wees apostolisch, dat is het zesde punt. Letterlijk betekent dat “uitgezonden”. Wees dus een mens met een zending, die staat in het leven om het goede, de liefde, de hoop en het geloof te verspreiden. Wat is het prachtig als er iets moois, iets goeds van je mag uitgaan.
De laatste van het rijtje is Maria. Maria is je voorbeeld en zij bidt voor jou. Als je het doet zoals zij het deed, is dat fantastisch! Kijk naar Maria, vraag haar om je te beschermen en bij je te zijn. Trek je op aan haar moed, aan haar geloof, aan haar liefde voor Jezus.
11. Trouw en vertrouwen: Ga door!.
Nog een paar tips voor wie een leerling van Christus wil zijn:
- Bij twijfel wachten
(probeer eerst meer innerlijke zekerheid te krijgen voordat je stappen gaat zetten). - Als je “down” bent ook
(als je down bent heb je weinig goede inzichten; probeer liever met alles wat je doet zo goed mogelijk verder te gaan en wacht tot je het wat beter maakt om beslissingen te nemen). - Vreugde is je kracht
(Dus geen somber geloof, een somber geloof is eigenlijk niet in orde; het is een grote kracht als er vreugde is in je hart; als die vreugde er is, waar je echt heel blij van wordt, kun je veel aan en ga je niet gauw echt verkeerd. Het is dus een goed idee om op te zoeken wat je vreugde geeft, wat je van binnen blij maakt). - “Wees niet bang”
(laat je niet afschrikken, Jezus zegt het talloze keren tegen zijn leerlingen in het evangelie, dus het zal wel nodig zijn: we zijn gauw bang en schrikken terug. Dus zeg het ook tegen jezelf: wees niet bang!). - Offers maken je sterk
(het is niet perse negatief of verkeerd als je offers moet brengen, als je dingen moet doen die je niet zo leuk vindt, als je iets weggeeft wat je eigenlijk niet wilt missen, iets niet neemt wat je eigenlijk toekomt, enzovoorts). - Vlucht niet voor het kruis
(Voor heel veel mensen is het: Lang leve de lol! Maar die lol leeft niet zo lang, dat gaat voorbij en dan komt de kater; je leeft veel plezieriger als je je er een beetje op hebt voorbereid dat je ook een kruis moet dragen)..
12. Sacramenten: Kracht van Jezus voor je pelgrimstocht. Vergeving om op te staan; de communie om verder te gaan.
Op je weg als leerling van Christus word je geholpen door de sacramenten, vooral door de viering en het sacrament van de Eucharistie – om je geestelijk te sterken - en door het sacrament van boete en verzoening, van vergeving: de biecht, waardoor je weer op kunt staan als je gevallen bent, als er dingen zijn gebeurd waar je niet zo trots op bent en een nieuw begin kunt maken...
13. De heiligen bidden voor ons!
Je staat niet alleen, je wordt gedragen door het gebed van velen!
+ Jan Hendriks
Hulpbisschop van Haarlem-Amsterdam
Tit. Bisschop van Arsacal
Vragen
- Wat spreekt jou aan in Christus en in het katholieke geloof?
- Zijn er momenten waarop je iets van God/ Gods leiding hebt ervaren in je leven?
- Wat maakt jou sterker en helpt je om te geloven en leerling te zijn?