Het goede doen vanuit een goed hart
homilie 26e zondag door het jaar C
Deze zondag, 29 september was ik in de Sint Bonifatiusparochie in Zaandam voor de heilige Mis. Doordat de palen waarop de vloer van de eigen kerk rust in slechte conditie verkeren, is de parochie uitgeweken naar een 18e eeuwse doopsgezinde kerk in het centrum van Zaandam, vlakbij de nu gesloten katholieke kerk.
Voor mij ook een goede gelegenheid om eens te zien hoe de parochie en haar pastoor kan. A. Goedhart het daar maken. De heilige Eucharistie werd opgeluisterd door het jubilkerend Sint Caecilia koor van Monnickendam en het herenkoor Total Vokal uit Essen (Dld.).
Voor mij was het bovendien in twee opzichten een bijzondere viering: het was de 34e verjaardag van mijn priesterwijding al gingen mijn gedachten meer uit naar mijn goede vader, die afgelopen vrijdag is overleden na een mooi leven waarop we in dankbaarheid terugzien.
homilie
De rijke man in de parabel die Jezus vertelt,
heeft geen naam,
de arme man wel: Lazarus heet hij.
Daar zit iets in van
dat die rijke man niet zo belangrijk is
- zoals wij weleens zeggen
dat iets geen naam mag hebben
als we bedoelen dat iets niet veel voorstelt -,
maar bovenal wil dat verwijzen
naar de enige hoop van die arme man
en de enige hoop van ons allen,
omdat al het materiële, al het aardse
uiteindelijk wegvalt.
Want die naam “Lazarus”
betekent “God helpt”.
Toen die arme man daar voor de poort
van die rijke lag,
leek zijn naam een aanfluiting te zijn
en een gruwelijke bespotting:
“God helpt”,
ja, ja, daar lig je maar mooi,
overdekt met zweren
en geen kruimel brood om je maag mee te vullen.
Een jongen in de pubertijd
kan er weleens vreselijk mee zitten
dat hij geen meisje kan krijgen
omdat hij puistjes heeft.
Die puistjes gaan over
en ze zijn niet zo dramatisch als die jongen denkt.
Maar de zweren van die man
waren er altijd
en ze werden gelikt door de honden.
Dus iedereen die hem zag en hem voorbij liep
op weg naar weer een prachtig feestdiner bij de rijke man,
zonder verder naar hem om te kijken,
kon zijn schouders ophalen en denken:
Zie je wel, God helpt niet,
je moet je eigen broek zien op te houden.
De rijke man vond hem niet waard
om enige aandacht aan hem te besteden.
Hij had hem wel zien liggen,
dat blijkt uit het vervolg,
als hij in de hel gekomen,
probeert om Abraham zo gek te krijgen
dat die nota bene diezelfde Lazarus inschakelt
om hem te komen helpen.
Het lijkt erop dat Lazarus de enige in de hemel was
die door die rijke vrek werd herkend
en dat hij niet zo’n best stel vrienden had gehad.
Wanneer we deze gelijkenis van Jezus horen,
mogen we niet alleen
bij die rijke vrek en de arme Lazarus blijven staan.
We moeten naar onszelf kijken.
Daar heeft Jezus dit verhaal voor bedoeld.
Wij denken vaak
dat we hier op aarde onze beloning moeten krijgen.
Als wij naar ons eigen inzicht goed hebben geleefd,
hebben gebeden en af en toe een kaarsje opgestoken
en op zondag naar de Mis zijn gegaan,
kan dat ons het gevoel geven
dat we recht hebben op de goede gaven van Onze Lieve Heer.
Dat is niet zo,
anders had Jezus ook niet hoeven lijden
en moeten sterven aan het kruis.
God had ons ook op een andere manier kunnen verlossen!
Nee, onze beloning ligt uiteindelijk niet in dit aardse leven,
maar een goed en rechtvaardig leven maakt wél
dat we de vriendschapshand
die God naar iedere mens uitstrekt
gemakkelijker aan zullen nemen
in het uur van onze dood.
Heel ons leven is een voorbereiding
op de dag dat we overgaan
naar dat andere leven,
naar God.
Sommige mensen geloven tegenwoordig in reïncarnatie;
als je niet goed hebt geleefd,
kom je in een lagere vorm van leven op aarde terug.
Was je sluw,
dan kom je misschien wel terug als vos;
was je banaal en laag bij de gronds,
dan kom je misschien wel terug als varken,
was je egoïstisch en uit op geld,
kom je wellicht als arme terug.
Dat betekent in feite
dat iedereen zijn lot aan zichzelf te wijten heeft
en dat is een mooi excuus
om niets voor arme mensen te hoeven doen.
Maar zo is het niet!
We krijgen één leven
en daarin moet het gebeuren.
Dit is onze kans om er iets van te maken,
maar God kijkt niet naar je carrière,
niet naar je geld en niet naar je status,
hij kijkt naar je hart.
Ben je een boef
en probeer je dat nog zo goed te verbergen,
God ziet het toch;
heb je een goed hart
- ja, U hebt allemaal Goedhart,
maar ik bedoel natuurlijk:
heb je goede intenties en verlangens in je hart,
een hart met liefde -,
ook al zien andere mensen dat niet zo,
God ziet het wél.
Hij ziet al het goede dat er in je is
en het goede dat je in het verborgene doet
en Hij zal met des te meer liefde
die hand naar je uitstrekken
als je die stap moet gaan zetten
naar het andere leven, naar Hem.
En gelukkig dat er ook nog een vagevuur is!
Want dat vagevuur betekent
dat God ons na de dood zal reinigen en zuiveren
als er toch nog wel het een en ander weg te poetsen was,
al waren we ten diepste wel van goede wil.
Velen van U hebben wel gelezen
dat de kardinaal die naast paus Franciscus zat
toen die tot paus gekozen werd,
zachtjes tegen hem zei:
“Denk aan de armen,
denk aan de armen”.
Zo’n stemmetje zou af en toe ook wel
in ons oor mogen fluisteren.
Er zijn er in onze maatschappij velen
die geen arme mensen kennen.
Er zijn er zelfs velen die denken
dat je in ons land niet arm hoeft te zijn.
Die mensen weten niet waar ze over praten.
Er zijn ook heel veel mensen
die weleens iemand zien die arm of zelfs dakloos is,
of mensen kennen
die van een heel kleine uitkering moeten leven
en financieel zeer zwaar zitten,
maar zich niet bij hun lot betrokken voelen.
Ik wil niet zeggen dat wij
al het leed van de mensen en van de wereld kunnen verhelpen.
Soms kun je iemand helpen,
soms is dat heel lastig.
Maar één van de moeilijkste dingen
voor mensen die arm zijn is,
dat zij er niet meer bij horen,
ergens uitgestoten zijn,
contacten weg-schrompelen.
Daar kunnen we in ieder geval wel iets aan doen
door mensen als mens te behandelen,
in hun menselijke waardigheid,
door een hartelijk oog en hart te hebben
voor mensen die in problemen verkeren.
Door onszelf de vraag te stellen:
Ga ik aan arme mensen voorbij,
laat ik mensen links liggen
die mij niets opleveren?
De rijke vrek komt in de hel tot de ontdekking
dat het hemzelf groot nadeel opleverde
dat hij niets had gedaan
voor mensen in nood,
maar in plaats daarvan een feestbeest was geweest.
Als hij dat had geweten,
had hij het wel anders gedaan.
Maar dat is eigenlijk weer een egoïstisch motief:
hij zou iets voor anderen hebben gedaan
omdat het hemzelf voordeel opleverde.
Maar uiteindelijk maakt dat je niet tot een goed mens,
het gaat erom dat je het goede doet
vanuit een goed hart,
een hart dat klopt van liefde
voor God en de naaste.
AMEN