Niet om te oordelen, maar om uit te nodigen....
het evangelie van Zacheüs (31e zondag door het jaar C)
Zondag 3 november was de jaarlijkse ouderdag/familiedag op het seminarie De Tiltenberg. Veel ouders, broers en zussen en hun kinderen waren gekomen om een dagje seminarie mee te maken. De dag begon met de zondagse Eucharistieviering waarbij ik onderstaande homilie heb gehouden. Na de Mis is er natuurlijk koffie en een heerlijke maaltijd, bereid door de kok van het seminarie, die zijn vrije dag daarvoor had opgegeven en terecht nog eens extra hartelijk werd bedankt (zie foto).
’s Middags heb ik nog een lezing gehouden over het thema: “Priester worden - priester zijn”, waarin ik iets verteld heb over het ontstaan en de groei van een roeping, de 'ups en downs" van de geroepene, voor en na de wijding, de fundamenten of wortels van priester-zijn en - worden in het trouw en met inzet vervullen van je opdracht, het gebed, geestelijke leiding, het belang van vriendschap en collegialiteit enzovoorts. Tenslotte heb ik iets gezegd over het belang van de studie en de pastorale vorming en over het missionair karakter dat het priesterschap in de toekomst steeds meer zal moeten krijgen en... over de boodschap op het antwoordapparaat van een priester. Die zegt vaak al veel over hoe iemand priester wil zijn!
Ik hoop dat jonge mensen - ook in ons bisdom - de moed zullen hebben om in antwoord op een roeping hun leven aan Christus te geven!
homilie
De verbinding tussen de eerste lezing uit het boek Wijsheid
en het evangelie over Zacheüs
is de houding die God aanneemt tegenover de zondaar:
“Gij let niet op de zonden der mensen,
opdat zij tot inkeer komen.
Gij houdt immers van alles wat bestaat”.
Dat zien we vandaag in het evangelie
heel concreet gebeuren,
wanneer Zacheüs probeert om Jezus te zien.
Zacheüs is een tollenaar
en niet zomaar een tollenaar:
hij is hoofdambtenaar bij het tolwezen.
Zoals we weten waren de tollenaars
nu niet direct geliefd en geëerd bij de bevolking,
in het bijzonder de Farizeeën en de Schriftgeleerden
noemden hen in één adem met de zondaars:
“Tollenaars en zondaars”.
Dit oordeel van buitenaf wordt ook hier in het evangelie gegeven:
“Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen”,
is het algemeen oordeel
als Jezus het huis van Zacheüs binnen gaat.
Tollenaars stonden in de kwade reuk van
meer te vragen dan aan hen toekwam,
geld af te persen van de bevolking
onder de beschermende dekmantel
van de bezettende Romeinse macht.
En Zacheüs was rijk.
Hij was een vermogend man.
Nu is het voor de rijken sowieso al moeilijk
het Rijk Gods binnen te gaan:
het is gemakkelijker voor een kameel
door het oog van een naald te kruipen
dan voor een rijke het koninkrijk Gods binnen te gaan.
Hét voorbeeld van een zelfgenoegzame rijke
in het evangelie volgens Lucas
is wel die rijke vrek bij wie de arme Lazarus aan de poort lag.
En aan die parabel van Jezus
zien we meteen wat Hij bedoelt
als Hij zegt dat het voor een rijke erg lastig is
om binnen te gaan in het rijk van God.
Rijkdom leidt gemakkelijk tot zelfgenoegzaamheid,
tot de gedachte dat je niemand nodig hebt,
rijkdom kan gemakkelijk leiden tot ongeloof,
zoals we ook kunnen zien in onze welvaartsmaatschappij.
Zacheüs is een tollenaar
- en dan nog wel een hoge, belangrijke -
en hij is een rijk man,
kortom: hij is wel echt een geval
dat je alleen maar hoofdschuddend kunt bekijken:
die is rijp voor de hel!
Maar dit is allemaal bekeken van de buitenkant.
Het is een oordeel van het soort
waarvan Jezus zegt dat je het niet moet geven
opdat je zelf niet geoordeeld wordt.
Het is de buitenkant,
een oordeel zonder begrip en aanvoelen
van wat er binnen in Zacheüs leeft.
Maar in zijn hart leeft een verlangen:
hij wil Jezus zien!
Hij wil zien wie Jezus was.
Dat is nog iets meer dan een louter uiterlijk zien,
hij wil Jezus leren kennen.
Dit misschien nog heel kleine verlangen is genoeg,
Gods genade doet de rest.
Hier wordt een heel belangrijk punt aangeraakt:
iets dat van cruciaal belang is voor een priester
en ook voor ons allemaal.
Wij zijn geneigd mensen in te delen in categorieën:
goed of fout,
verkeerd bezig of goed bezig,
aardig en aangenaam
of onprettig en opdringerig
om zomaar enkele categorieën te noemen.
Voor priesters - maar net zo goed voor andere mensen -
kan dit een grote bekoring zijn:
je ontmoet een bedelaar of iemand die aan de drank is,
of een overduidelijke homoseksueel,
of mensen die gescheiden zijn en met een ander samenleven,
of iemand die in de gevangenis heeft gezeten
voor een of andere misdaad,
of iemand die je kwaad heeft gedaan,
of iemand die katholiek is, maar zijn kinderen niet heeft laten dopen.
Dit zijn allemaal ‘categorieën’ van mensen
die absoluut niet met elkaar te vergelijken zijn,
behalve op één punt:
ze voldoen niet of hebben niet voldaan
aan de wet van God of de wet van de Kerk,
ze zitten of zaten ‘fout’.
Hoe ga je die persoon benaderen?
Of ga je die persoon misschien
maar liever helemaal uit de weg,
wil je niets met hem of haar te maken hebben?
Doe wat Jezus deed,
kijk hoe Hij sprake en handelde.
Toen Jezus bij de plaats kwam
waar Zacheüs in zijn vijgenboom zat te kijken,
had de Heer gewoon door kunnen lopen.
Er waren zoveel mensen,
de massa’s stonden rijen dik.
Hij kon naar Zijn menselijke natuur
niet eens aan ieder persoonlijk aandacht geven.
Maar Hij keek omhoog
en met wat voor blik Hij keek
wordt duidelijk uit de woorden
die Hij daarbij zei en die door het evangelie worden weergegeven:
“Zacheüs, kom vlug naar beneden
want vandaag
moet ik in uw huis te gast zijn”.
Het was dus een barmhartige, liefdevolle blik.
En dan gebeurt
wat eerder in het evangelie (Lc. 5)
bij Levi - Matteüs was geschied:
Zacheüs ontvangt de Heer
in zijn huis en in zijn leven
en zal Hem volgen
door zijn bezit aan de armen te schenken.
“Miserando atque eligendo”,
luidt het motto, de wapenspreuk,
van paus Franciscus:
zich met barmhartigheid ontfermend
en uitverkiezend.
Die barmhartige blik van aanvaarding, respect, liefde,
die schenkt als het ware de kracht
om op te staan
en nieuwe wegen in te slaan.
Het eerste is: je bent aanvaard, geliefd, gekend,
de rest is antwoord,
het antwoord zoals ieder afzonderlijk mens
dat op zijn manier geven zal.
Betekent dit dat het kwade goed wordt genoemd,
dat zonden die we zien
worden weggepraat en gebagatelliseerd of goedgepraat?
Nee!
Maar het betekent wel
dat we eigenlijk allereerst willen zien
dat we allemaal zondaars zijn,
dat de één dit heeft en de ander dat,
dat het ons niet aangaat te vergelijken
of te bepalen hoezeer iets kan worden aangerekend.
We zijn geroepen om zichtbaar te maken
en uit te stralen
door onze wijze van leven en handelen
dat God alle mensen liefheeft
met een oneindige liefde.
Dat is een troost voor onszelf:
God houdt van jou, God houdt van mij
al ben ik een zwakke mens;
en dat is een troost voor anderen.
Het gevoel wat wij mogen oproepen
door ons doen en laten is:
ik ontmoet in deze priester, in deze christen, in deze mens,
de liefde van God voor mij.
Het is een van de centrale aspecten
van het doen en laten van paus Franciscus
om naar voren te brengen
dat de Kerk zich niet mag laten opsluiten
in het beoordelen van wat zonde is
en van hoe zwaar die zonde is.
We moeten niet gedrongen worden in de hoek van
dat we steeds moeten zeggen
wat zonde is en wat niet deugt aan andere mensen.
Het eerste en meest fundamentele is
dat we door God bemind en aanvaard zijn
toen wij nog zondaars waren,
dat Hij gekomen is om ons te verlossen
en onze bekering
wordt gewekt door die liefde,
is in feite een antwoord op die liefde.
We mogen oefenen in het klein:
er zijn zeker mensen in onze eigen omgeving
die we nu eenmaal minder sympathiek vinden.
Onze roeping is:
voor hen de liefde van Jezus te hebben,
hen te aanvaarden.
Het gaat eigenlijk altijd zo in het menselijk contact:
pas als het wantrouwen is afgebouwd,
er een openheid is naar elkaar toe,
je elkaar leert kennen,
dan kun je naar elkaar toe groeien.
Als je op afstand blijft en de ander veroordeelt,
blijft de afstand en zal er niets ten goede veranderen.
Kortom, we zijn geroepen om uitnodigend te zijn,
met liefde verwelkomend.
AMEN.