Het is geen pakketje, het is een genade!
Impusdag over geloof doorgeven
Op zaterdag 18 oktober was de jaarlijkse impulsdag Geloofsopbouw in Heiloo, georganiseerd door de Dienst Catechese en Geloofsopbouw van het bisdom Haarlem-Amsterdam. "Hoe kunnen we als kerk iets betekenen voor jongeren (na-vormsel) en jonge gezinnen?", was de leidende vraag.
Maaike Neeft en Nico Quadvlieg, die de groep Young Seven begeleiden in de regio Schagen, en Marion van Ham, die de catechese coördineert in de beide parochies van Amsterdam-Zuid (Vredes- en Obrechtkerk), kwamen hierover vertellen.
Zelf heb ik hun inleidingen niet mee kunnen maken, wél het 'plenaire' gesprek aan het einde; ook hoorde ik veel reacties op het gebodene en die waren enthousiast: uit de dag nam iedereen wel ideeën, impulsen, praktische tips, do's and don't-s mee.
In de Eucharistieviering aan het einde van de ochtend, heb ik de volgende homilie gehouden:
homilie
Jullie hebben al een vruchtbare ochtend achter de rug.
Hoe kun je de zaterdagochtend nu beter besteden
dan door na te denken
en je op concrete wegen te bezinnen
om het geloof door te kunnen geven
aan volgende generaties?
De eerste reactie is misschien:
dat dit wel een moeilijke klus is.
We hebben moeite om jongeren te bereiken.
De wereld van jongeren lijkt veraf te staan
van alles waar we in de Kerk mee bezig zijn.
Hoe kunnen we aan hen het geloof doorgeven?
Het eerste wat ik daarop te zeggen heb, is:
dat kunnen we helemaal niet!
We kunnen het geloof niet doorgeven
aan volgende generaties.
Dat klinkt nogal pessimistisch, he?
Nee, hoor, beslist niet,
dit is realisme!
Wij kunnen het geloof niet doorgeven,
want het geloof is een genade.
Het is niet een soort pakketje
wat je aan iemand anders kunt geven,
het begint met een innerlijk aangeraakt worden.
Dat klinkt dan misschien weer als een geruststelling.
O, dus ik kan wel met mijn armen over elkaar gaan zitten?
De Heer moet het doen?
Dat beslist niet!
Ik weet natuurlijk niet hoe jullie
het geloof hebben meegekregen.
Dat zal voor ieder van jullie verschillend zijn.
Maar hoe het ook gebeurd is
dat die “klik” tot stand is gekomen,
dat moment waarop er een innerlijke band met God ontstond,
van hart tot hart,
in ieder geval waren er allerlei factoren aanwezig
waardoor dat als het ware mogelijk werd.
Daar ligt dus onze taak,
want ik denk dat U nu intussen wel weet
dat van ieder van ons wordt gevraagd
door de Heer zelf
dat we missionair zijn.
Wij moeten - een heilige plicht! -
voorwaarden scheppen,
een gunstig klimaat waarin de Heer zijn werk kan doen,
altijd beseffend dat je het niet zelf in de hand hebt
of iemand door de genade wordt geraakt of niet
en daarom ook niet te gauw ontmoedigd
als het allemaal niet zo lukt.
Realiseer je dat de één ‘n meer religieuze natuur heeft
dan een ander,
dat er in het leven van de één meer hobbels en obstakels zijn,
meer weerstanden zijn
dan in het leven van een ander,
enzovoorts...
Wij zijn alleen maar medewerkers,
het eigenlijke werk moet Jezus zelf doen
(of de Vader of de heilige Geest)!
Voorwaarden scheppen!
Wie zelf uit een godsdienstig gezin komt
weet hoe bepaalde ervaringen van de kinderjaren
van invloed kunnen zijn.
Ik zou er zelf een hele reeks kunnen opnoemen:
misdienaar zijn,
eerbied die we geleerd kregen,
zien dat je ouders echt bidden,
dat het niet niets is van de buitenkant alleen,
een inspirerende zuster op school
die gewoon heel aardig was en natuurlijk bezield
en in habijt
en indrukwekkend was natuurlijk ook
een missionaris met een grote baard,
inzet voor de missie,
een uitstapje naar een klooster, enzovoorts, enzovoorts.
Ieder heeft weer zijn eigen ervaringen,
maar allerlei zulk soort “randvoorwaarden”
maakten dat we een beetje genade mee konden krijgen!
Natuurlijk kwam er de puberteit,
natuurlijk hebben we moeten zoeken,
zijn we ook weleens doodlopende wegen
of dwaalwegen gegaan.
Dat geeft allemaal uiteindelijk niets,
want een mens kan zich
de waarheid alleen maar eigen maken
als hij die persoonlijk is gaan ervaren als een waarde
en daarin moeten we nu eenmaal allemaal
de stap maken van een kinderlijk geloof
naar een volwassen geloof
(dat toch wel weer in zekere zin kinderlijk moet blijven).
Een ander zal op latere leeftijd geraakt zijn.
Iemand ging ooit eens een kerk binnen als heiden
en kwam eruit als katholiek,
in een oogwenk was het gebeurd.
Een totaal ongelovige dokter Carrel kwam in Lourdes,
maakte een wonder mee,
bleef in verwarring achter,
maar kon toch niet geloven.
Pas jaren later
terwijl het Magnificat gezongen werd
de lofzang van Maria
over nederigheid en kleinheid
waarop de Heer neerziet,
brak ineens zijn trots,
smolt zijn hart
en werd hij katholiek.
Vandaag in het evangelie gaat het best snel.
Jezus komt langs en Hij ziet Levi,
die ook wel Matteüs wordt genoemd.
Wat voor blik was dat waarmee de Heer
naar Levi keek?
Een kerkelijke schrijver, Beda de eerbiedwaardige
heeft dat treffend beschreven
en onze paus Franciscus heeft daar
zijn wapenspreuk van gemaakt:
“miserando atque eligendo”.
Hij keek hem aan met een blik
vol medelijdende liefde, vol barmhartigheid,
aanvaarding sprak eruit die blik
en tegelijk was het een blik die kracht gaf,
die uitkoos, eligendo:
de tollenaar ervoer dat hij was uitverkoren
om op te staan en mee te gaan
en die diepe bevestiging gaf hem kracht
om dat inderdaad te doen.
Dat wil tevens zeggen hoe belangrijk het is
dat mensen zich aanvaard voelen, aangenomen,
want dat is de kern van ons geloof:
God is liefde,
Hij houdt van ons met een onvoorwaardelijke liefde
en die liefde geeft ons vleugels...
Dat is een belangrijk gegeven.
We mogen niet beginnen met
wat er verkeerd is in die ander,
ook al is dat misschien echt niet goed te praten.
Die mens is een mens
en God houdt van die mens
terwijl die misschien een zondaar is,
maar Hij houdt gewoon van hem of haar.
Dat is belangrijk,
want alles wat wij aan goeds kunnen doen
komt eigenlijk nooit helemaal uit onszelf.
Onze liefde, onze goede kanten, onze mooie inzet
is een antwoord op de liefde van God voor ons.
Als een mens liefde ervaart en aanvaarding,
dat hij of zij er mag zijn zoals hij of zij is,
dan kan die persoon tenslotte kracht vinden
om stappen te zetten,
de liefde geeft hem vleugels
en hij doet wat hij eerst niet voor mogelijk had gehouden.
(Natuurlijk moeten we daarbij reëel blijven, zeker;
een te-goed-van-vertrouwen houding is verkeerd,
je laat een veroordeelde oplichter
ook niet meteen de kas beheren,
maar daar gaat het hier niet om).
Aan de basis van iedere vorm van doorgeven van het geloof
- wat wij dus eigenlijk niet kunnen -
staat op de eerste plaats ons eigen geloof,
wil je iets uitstralen waardoor iemand geraakt kan worden,
dan is dat natuurlijk zeer belangrijk!
Vervolgens is van belang een echte openheid en interesse
in andere mensen,
hen aanvaarden zoals ze zijn en hen beminnen,
en dat proberen ook al liggen zij ons niet zo geweldig van nature.
Denk eraan dat God van hen houdt.
En vervolgens is de ervaring die zij opdoen
belangrijker nog dan de concrete kennis die zij oppikken,
al vind ik dat laatste natuurlijk ook niet zonder belang.
Het eerste is hoe kan iemand geraakt worden
door die blik vol liefde en barmhartigheid,
die uitdagende blik
die op Levi / Matteüs rustte....
Natuurlijk moeten we vervolgens
de taal proberen te spreken
die iemand kan verstaan,
proberen in te treden in de leefwereld van die ander,
van die jongere misschien.
Maar we mogen ons ook steeds weer te binnen brengen
dat dit niet het beslissende hoeft te zijn.
Als iemand geraakt is
zal hij over zijn eigen grenzen heen willen springen
om kennis in zich op te zuigen.
En we moeten altijd voor ogen houden
dat niet wij het zijn die het doen,
maar dat het de Heer is.
En dat wij soms denken:
die of die daar heb ik hoge verwachtingen van,
maar dat de Heer het soms anders ziet en doet
en dat het soms veel meer iemand anders is
die niet zo was opgevallen,
die met vuur en ijver Christus zal volgen.
Van harte wens ik U allen heel veel zegen toe
bij Uw inzet
om voorwaarden te scheppen
waardoor het geloof - door Gods genade -
wortel kan schieten. AMEN