Aalmoezen, gebed en vasten
Aswoensdag in Vijfhuizen
Op Aswoensdag hield de St. Augustinusparochie in Vijfhuizen na de Eucharistieviering een parochie-avond om de parochie te informeren over de ophanden zijnde personele unie met de parochies van Halfweg, Spaardam en Haarlemmerliede. Ik was uitgenodigd om te vertellen over de achtergrond van de personele unies en fusies van parochies en de wijze waarop we met dit thema omgaan in het bisdom Haalrem-Amsterdam.
Maar ook ging het over de toekomst van de kerk en het betrekken van jongeren bij de parochie. Vijhuizen is een kleine parochie van zo'n 800 parochianen, maar een levendige gemeenschap zoals ook duidelijk bleek uit de grote opkomst. Diaken Fons Litjes heeft de pastorale zorg van deze gemeenschap en op de parochie-avond werd aangekondigd dat pastoor Peter de Jong de nieuwe pastoor/administrator zal worden.
Tijdens de Eucharistieviering, die werd opgedragen voor de zielenrust van pastoor Jan Woolderink, die in Vijfhuizen woonachtig was, heb ik de volgende homilie gehouden.
Homilie
“Keer tot Mij terug”,
hoorden we God zeggen
bij monde van de profeet Joël
in de eerste lezing.
En de profeet voegt daaraan toe:
“genadig is Hij en barmhartig,
lankmoedig en vol liefde”.
Ja, God is als een heel goede vader
die altijd op ons wacht,
die altijd voor ons klaar staat,
en altijd van ons blijft houden.
Maar het kan tussen God en ons mensen gaan,
zoals het zo vaak gaat tussen een vader
en diens zoon in de puberteit:
vaak begrijpen die twee elkaar niet,
dan hebben ze elkaar verwijten te maken
over wat ze hebben gedaan
en wat er is gebeurd
en is die vader voor die zoon ineens niet meer
die onaantastbare held
die hij ooit voor hem was.
Ook wij zullen wel momenten in ons leven hebben
dat we moeten worstelen met God
en met ons geloof.
Soms leidt dat tot verwijdering.
Soms komt die verwijdering ook gewoon
omdat we te druk waren met andere dingen.
“Keer tot Mij terug,
van ganser harte”.
Het is een hartelijke uitnodiging
en wij weten allemaal eigenlijk wel
dat we vaak veel waarde geven
aan verlangens en dingen,
aan wat we willen bereiken
en willen bezitten,
terwijl we ergens ook wel weer weten
dat die zaken zo belangrijk helemaal niet zijn.
Heel veel ruzie gaat over geld, relaties, eer, bezit;
families vallen uit elkaar
bij de verdeling van een erfenis.
En achteraf denk je vaak:
Was dit het nou waard?
Was dit echt zo belangrijk
dat ik er niet overheen kon stappen?
De veertigdagentijd biedt ons
een tijd van bezinning,
een geestelijke pelgrimstocht.
Jezus zelf begon zijn openbaar leven
met een veertigdaagse vastenperiode,
die deed denken aan de veertig jaren
dat de Joden door de woestijn waren getrokken,
onder leiding van Mozes,
op weg naar het beloofde land.
Die tocht door de woestijn
was een leerschool voor het Joodse volk
om op God te vertrouwen.
Alle menselijke steun viel daar weg:
ze hadden de vleespotten van Egypte achter gelaten
en in die woestijn was geen voedsel, geen water
en er was geen shop
om wat nieuwe kleren te kopen;
er was feitelijk zo goed als niks,
alleen die eindeloze zandvlakte.
Menselijk gezien viel daar alles weg:
Toen gingen ze ervaren
dat God voor hen zorgde:
Hij zond hen manna en kwartels om te eten,
Hij liet Mozes water slaan uit de harde rots,
Hij zorgde dat hun kleren en hun schoeisel
niet versleten,
Hij leidde hen
door die zandwoestijn
en beschermde hen,
want ze waren daar natuurlijk ook
een gemakkelijk doelwit
voor vijandige groepen.
Zo ongeveer vergaat het ons soms ook:
het kan gebeuren dat alles je ontvalt,
dat alles wegvalt wat je dierbaar is
en je het gevoel krijgt
dat je met lege handen achter blijft,
van de materie en de mensen is er niets
of weinig meer
dat je nog steun kan bieden.
Zo’n gevoel krijgen we bijvoorbeeld
als we een dierbaar iemand moeten missen.
Er zijn mensen die dan in hun radeloosheid,
in hun pijn en verdriet blijven,
maar er zijn ook mensen
die juist dan dichter bij God komen,
meer steun zoeken en vinden
bij hun geloof,
bij wat blijft,
bij Degene die altijd blijft
en er voor ons zal zijn,
juist dan, wanneer alles wegvalt.
Om die steun, die nabijheid en liefde
van God te kunnen ervaren,
heb je gewoonlijk een soort basis nodig,
een fundament waarop je dan voortbouwt.
Daarom kun je dankbaar zijn
voor wat je van huis hebt meegekregen
aan geloof, aan vertrouwen, aan hoop;
want ook als dat misschien bij tijd en wijle
wat naar de achtergrond was verdrongen,
de basis die je meekrijgt als kind
- goed of slecht, maar dus ook
dat stukje geloof en vertrouwen -
dat blijft altijd bij je.
De veertigdagentijd wil ons uitnodigen
om geestelijk ook die pelgrimstocht
door de woestijn te maken.
Drie wegen worden ons vandaag gewezen,
maar voor ieder van die wegen geldt:
je moet het niet doen voor de show,
niet voor het uiterlijk,
niet voor de mooie indruk
die je misschien daarmee op andere maakt,
want dat maakt alles wat we doen
juist zo vreselijk oppervlakkig.
Je moet het doen
vanuit je hart, van binnen uit,
daar gaat het om,
dan zullen die drie wegen
pelgrimswegen zijn
die leiden naar het beloofde land,
naar God.
Die drie wegen
die het evangelie heeft gewezen,
zijn: het geven van aalmoezen, bidden en vasten.
Het mooie is dat de aalmoezen voorop stonden:
“Denk aan de armen”,
kreeg onze paus Franciscus al te horen
meteen nadat hij
- nu bijna een jaar geleden -
werd gekozen.
Sommige mensen kennen geen armen
en denken dat er geen armen zijn.
Maar dat typeert alleen hun leven.
Bezoek eens een gevangene,
luister eens naar het verhaal van een dakloze
of naar iemand die afhankelijk is van de voedselbank.
Als we de armen zien staan
wordt onze horizon verruimd.
Voorop staat dus de liefde voor de medemens.
Maar dan komt ook het bidden.
Hier gaat het niet om de hoeveelheid gebeden
die wij proberen te zeggen,
maar meer om de vraag of we ons hart
hebben geopend voor de ontmoeting met God.
Ook als we ons Gods aanwezigheid realiseren,
dat Hij hier is,
wordt onze horizon verbreed,
wordt ons perspectief heel anders, groter, weidser.
We mogen leven in de ruimte van God.
De derde pelgrimsweg naar God heet vasten.
We vasten, ontzeggen ons iets
wat we best graag drinken of eten,
om meer los te komen
van onze eigen menselijke, lichamelijke behoeftes.
Toen ik klein was, thuis,
werd twee vastenwegen
een beetje gecombineerd.
We konden zelf iets uitkiezen
wat we niet zouden eten.
Bij een boterham zonder beleg,
werd een bedragje uitgespaard.
Onze ouders maakten dat een beetje hoger
dan het in werkelijkheid was.
Dat geld konden we dan
in een busje voor de vastenaktie doen
om mensen bij te staan,
aan hen te denken,
die veel minder goed af zijn dan wij.
Een beetje vasten voor een goed doel.
Maar hoe U deze veertigdagentijd ook gaat invullen:
ik hoop dat U er iets moois van zal weten te maken,
een stukje pelgrimstocht
naar het beloofde land.
AMEN.