75 keer Ziekentriduüm op kapel
jubileum voor triduüm oude dekenaat Alkmaar
Op dinsdag 1 juli begon het 75e ziekentriduüm van het oude dekenaat Alkmaar in Heiloo: honderden zieken uit Heerhugowaard, Alkmaar, Bergen, Heiloo, Limmen, de Egmonden en nog andere plaatsen komen sinds 1929 (met uitzondering van de oorlogsjaren en enkele jaren daarna) drie dagen bijeen in de grote kapel op het heiligdom van Onze Lieve Vrouw ter Nood om te bidden, samen de Eucharistie te vieren, elkaar te ontmoeten en te genieten van enkele dagen helemaal eruit.
Een grote groep vrijwilligers staat ieder jaar klaar om alles te organiseren en te begeleiden. Deze eerste dag was ik erbij om de zieken te ontmoeten en de H. Mis te vieren, waarbij het koor van Egmond aan den Hoef de gezangen verzorgde.
Pastoor Herman Helsloot van Heiloo maakt als priester deel uit van het organiserend comité. Hij had de viering voorbereid en concelebreerde. De voorzitter, mevr. H. Kaan heette ieder welkom. Bij deze Eucharistieviering heb ik de onderstaande homilie gehouden. Aan het einde van de Mis werd vanwege het 75 jarig jubileum en het feit dat 85 jaar geleden het triduüm is begonnen, een gedenkboekje gepresenteerd, geschreven door mr. W.A.M. Admiraal: "Bij het 75e ziekentriduüm op kapel. Een korte historie".
We wensen het Triduüm nog vele, vele mooie jaren
homilie
Het is een vreugde hier bij U te zijn op dit mooie ziekentriduüm.
Ik heb begrepen dat het vijfentachtig jaar geleden, in 1929, begonnen is,
maar dat het in de tweede wereldoorlog niet heeft plaats kunnen vinden.
Daarom is het dit jaar dus de vijfenzeventigste keer.
Dat is wel een felicitatie waard en ook een bijzonder ‘dank je wel’ aan alle mensen die zich inzetten om dit triduüm tot een succes te maken.
Ik weet dat er heel veel werk mee gemoeid is om dit goed te laten slagen, dus heel veel dank voor jullie inzet voor de zieken!
Dit jaar is als thema het “Onze Vader” gekozen en dat is heel goed!
Want het is een gebed dat we heel vaak bidden: in iedere Mis en ook iedere keer wanneer U de heilige communie thuis of elders in een gebedsviering krijgt uitgereikt, wordt het “Onze Vader”gebeden. En voor of na het eten, als we de rozenkrans bidden of op andere momenten, bidden we dit gebed en het vloeit vaak een beetje gedachteloos van onze lippen of we raffelen het af, zonder dat de woorden tot ons doordringen.
Toch is dit het gebed van de Heer, dit zijn de woorden die Jezus zelf ons heeft geleerd en de kerkvaders uit de eerste eeuwen na Christus schreven al over dit gebed, dat er eigenlijk alles wel in zat, alles wat we tegen God zouden kunnen zeggen, alles wat we aan Hem zouden kunnen vragen, alles wat nodig is om een goede instelling te krijgen en goed te kunnen bidden, dat zit al in de woorden van dit gebed.
Vandaag bijvoorbeeld, staat het eerste zinnetje centraal: “Onze Vader die in de hemel zijt” en dat heeft ons veel te zeggen. Ik weet natuurlijk niet wat voor een vader U heeft gehad. De een zal met grote dankbaarheid aan zijn vader terug denken, een ander heeft soms niet zulke prettige ervaringen. Als iemand een strenge vader heeft gehad of één die problemen had en er niet echt voor zijn kinderen was of kon zijn, dan zal hij het misschien niet zo fijn vinden om God vader te noemen. Bij een vader denkt zo iemand eerder aan een streng oog dat alles ziet of aan iemand die niet goed voor je zorgt. Als we een goede vader hebben gehad hier op aarde en we daar dankbaar aan terugdenken, is het gemakkelijker om aan God als een vader te denken. God is een heel goede vader, de allerbeste die je je maar kunt denken.
Dat wil niet zeggen dat we Hem altijd kunnen begrijpen. We konden dat ook in het evangelie merken dat we zojuist hebben gehoord: de apostelen zitten met allerlei vragen, ze hebben de neiging om verontrust te worden en bang, er komt twijfel in hun hart omdat Jezus hun Heer en vriend spoedig van hen zal worden weggenomen. En Jezus was nog zo jong, goed dertig jaar oud. Waarom gaat dat zo? Waarom moet dat nu? Het zijn vragen die we ons allemaal goed kunnen voorstellen. In zulke omstandigheden, als er iemand die je heel dierbaar is van je wordt weggenomen en dan ook nog veel te jong, veel te vroeg, dan komen er allerlei vragen, waaronder die grote vraag: Laat God mij nu in de steek?
Het antwoord dat Jezus aan Zijn apostelen geeft, is eigenlijk: Blijf vertrouwen houden! Laat je hart niet verontrust worden. Vertrouw op God, vertrouw op Mij. En alles wat Jezus dan vervolgens tegen Zijn leerlingen zegt, is bedoeld om aan hen vertrouwen en moed te geven, ook al moeten ze nu door een moeilijke periode heen. Blijf vertrouwen, blijf ook vertrouwen dat je verhoring zult vinden, dat er naar je geluisterd wordt, ook al lopen dingen niet zoals je had gedacht of gewild.
Onze Vader.... Vader.... Dat we dit tegen God zeggen, betekent ook dat wij kind zijn. En dan is Hij ook nog eindeloos boven ons verheven: “onze Vader, die in de hemelen zijt....”. God is groter, veel groter dan wijzelf, we kunnen Hem niet begrijpen. De kerkvader Augustinus zei als mensen klaagden dat zij God niet konden begrijpen: “Als je Hem kon begrijpen, was Hij God niet”. God is oneindig veel groter dan wij nietige, eenvoudige mensenwezens. Als een Vader tegen een klein kind al vaak moet zeggen: “Je bent nu nog te klein om dit te begrijpen, later zal ik het je uitleggen”, hoe moet het dan zijn tussen God en ons?
God is een Vader die oneindig boven ons verheven is, die we uiteindelijk niet kunnen begrijpen, maar van wie we weten dat Hij heel veel van ons houdt omdat Hij mens geworden is in Jezus Zijn Zoon, onze Heer, die tot het einde is gegaan in Zijn liefde voor ons, die alles, heel Zijn leven voor ons gegeven heeft.
En daarom kan Johannes in zijn brief schrijven: God is liefde.
Maar het blijft ook altijd ergens een strijd, die we allemaal moeten voeren. We hoorden dat heel mooi in de eerste lezing uit de profeet Jesaja. Twee gevoelens komen daar tot uiting: het eerste gevoel is dankbaarheid tegenover God om alles wat Hij heeft gedaan. Maar een tweede gevoel wordt daarna geuit in allerlei kritische vragen: Waarom laat U ons in de steek? Waar is Hij nu, waar blijft Hij nu? Is God er wel?
Die twee gevoelens kennen we allemaal. Als we heel optimistisch van natuur zijn, zul je misschien gemakkelijker die dankbare gevoelens hebben in je hart. Je bent dan van nature meer geneigd de positieve kanten te zien, de mooie dingen die je hebt meegemaakt, de gaven die je zijn geschonken en die je dankbaar en blij maken. Voor een ander is het glas van het leven altijd minstens half leeg, die ziet vooral alle narigheid die hem is overkomen. En toch laat God niemand van ons in de steek, al moeten we ook door heel donkere tunnels heen, al is alles misschien duister en zien we geen uitkomst, geen lichtpuntje. Toch is God altijd bij ons, want Hij is Onze Vader. Hij is in de hemel, ver boven ons verheven, maar tegelijk ons ook zeer dichtbij; Hij is dichterbij ons dan wijzelf, want Hij kent ons beter, begrijpt alles beter en Hij kent precies de weg van ons leven en het doel en de zin ervan. Er zijn momenten, dagen dat we dat mogen ervaren.
Onze Vader, die woorden zijn dus een uitnodiging aan ons tot overgave, tot vertrouwen, tot geloof in Gods zorg en Gods liefde.
Laten we die Vader vragen om de genade altijd met die liefde te mogen leven, in vertrouwen. En laten we ook vragen dat wijzelf en allen om ons heen die hartelijke liefde van God zullen doorgeven en door laten stralen, door onze hartelijke zorg en liefde voor anderen. Wij zijn toch een afbeelding van God, geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis? Laten wij dat zichtbaar maken door onze hartelijkheid, onze liefde en zorg voor anderen
AMEN.