Hoe kun je het geloof doorgeven?
Waakzaamheid, eerste zondag van de advent (B)
Op de eerste zondag van de advent was ik voor de heilige Eucharistie en ontmoeting met de parochieanen in de parochiekerk van O.L. Vrouw Koningin van de Vrede, aan de Pijnackerstraat in Amsterdam. De zondag begon daar met een Mis voor gezinnen; Om 11.00 uur heb ik samen met pastoor Pierre Valkering de hoogmis gevierd; daarna kwam de Filippijnse gemeenschap van El Shaddai voor de zondagsmis.Na de Mis heb ik veel parochianen kunnen ontmoeten bij de koffie en met parochiebestuursleden en leden van het PCDI-bestuur in de pastorie nog wat doorgepraat.
Tijdens de hoogmis heb ik de volgende homilie gehouden
Homilie
Er wordt mij nogal eens een keer gevraagd:
hoe kunnen we jongeren bij de kerk betrekken?
Hoe kunnen we het geloof doorgeven
aan nieuwe generaties?
Het is een vraag die parochies vaak stellen,
waar pastoors mee zitten,
het is een vraag die ouders en grootouders hebben
en die ook nogal eens
door betrokken vrijwilligers
naar voren wordt gebracht.
Het antwoord op die vraag
is eigenlijk simpel en lastig tegelijk.
Op de eerste plaats:
wij kunnen het geloof niet doorgeven,
het geloof is een genade,
een gave van God.
Wij hebben dat niet in onze vingers.
En vervolgens:
kijk naar Uzelf.
Hoe bent Uzelf tot geloof gekomen?
Waardoor werd dat een levende werkelijkheid voor U?
Als U die vraag wilt beantwoorden,
dan gaat U toch terug
naar de redenen van het hart,
naar waar U geraakt bent,
naar dat moment of die momenten
waarop U de aanwezigheid van de Heer hebt ervaren,
daar waar de vonk oversprong.
Daar werd het geloof aan U doorgegeven
als een schat voor Uw leven,
daar werd U geraakt door Gods genade.
Moeten of mogen?
Natuurlijk, ook allerlei menselijke factoren
spelen een rol.
Misschien bent U opgegroeid
in een gelovig gezin.
Dat kan heel goed gaan
en dat kan ook fout gaan.
Veel mensen hebben de Kerk verlaten
omdat zij het geloof beleefden
als dwang en als ‘moeten’,
als het verplicht knielen op een harde kokosmat
om de rozenkrans af te raffelen.
Als dat het is, als dat het alleen is,
dan gaat er zeker iets fout;
we hebben het niet in de hand,
het is geen lesje, het is geen kunstje
als iemand het geloof aanneemt
en op die lijn doorgaat,
maar het is uiteindelijk genade,
een gave van God.
Ik zal bij mij thuis met ons gezin
waarschijnlijk honderden keren
het ochtend- en avondgebed hebben gebeden.
Daar heb ik geen verkeerde herinnering aan.
Maar wat mij vooral is bijgebleven
en wat indruk op mij maakte
was die ene keer dat ik mijn nuchtere vader
betrapte terwijl hijzelf aan het bidden was.
Daar zag ik dat het écht was.
Verder was er een moment bij de consecratie in de Mis,
mijn roeping
en andere momenten/
Ik weet natuurlijk niet precies
hoe het bij U is gegaan
maar voor mijzelf kan ik wel zeggen
dat bepaalde ervaringen
waardoor ik werd geraakt,
richting gevend waren
en maakten dat
een persoonlijk geloof ontstond.
Toen had Gods genade zijn werk kunnen doen.
Waar worden jongeren geraakt?
Ouders hebben me natuurlijk heel vaak gezegd
dat ze hun kinderen
als die wat ouder werden
niet meer meekregen naar de kerk.
Dat klopt,
op een gegeven moment
moet het geloof dat we hebben meegekregen
tot een persoonlijk geloof worden,
een eigen keuze;
dan is een eigen ervaring,
een innerlijk aanvoelen
wel heel belangrijk.
Ik heb dat bij jongeren zien gebeuren,
soms door een gebeurtenis
in hun leven;
tijdens een aanbidding en biecht
op weg naar de wereldjongerendagen;
in Lourdes, Fatima of Taizé;
op weg naar Santiago de Compostela
of in gebed en inzet voor armen.
Er kunnen allerlei momenten zijn
waarop mensen
door Gods genade geraakt kunnen worden
en dat kan op allerlei manieren gebeuren,
al zijn er zeker plaatsen in de wereld,
die extra genadevol zijn.
Ik hoop en denk zeker
dat onze bisdombedevaart naar Rome
volgend jaar
zo’n genademoment kan worden.
Waakzaamheid
Ik moest aan dit alles denken
toen ik het evangelie van deze zondag overwoog.
Dat gaat over de waakzaamheid.
Jezus spreekt vaak over waakzaamheid
als het gaat over de verleidingen van deze wereld,
over de zonde en het kwaad.
Dan heeft de Heer het over het voorbereid zijn
op onze eigen heengaan
en de ontmoeting met God na de dood
en op het einde der tijden
en op de wederkomst van de Heer.
Je koffertje moet altijd klaar staan
om die grote, laatste reis te beginnen
als God je roept.
Je weet niet wanneer die tijd er is.
Ook vandaag dus een push om waakzaam te zijn.
Hoe belangrijk Jezus dat vindt
kunnen we er alleen al uit afleiden
dat die oproep tot waakzaamheid
in dit korte stukje evangelie
maar liefst vijf keer herhaald wordt:
Weest waakzaam!
Nu kunnen we dat opnemen als een bevel,
als iets wat moet, een plicht:
de man in het evangelie beveelt tenslotte
de deurwachters waakzaam te zijn.
Maar het is meer.
Moeten of mogen, een eer of een plicht?
Toen we op de lagere school zaten, de basisschool,
kon het weleens gebeuren
dat de juffrouw of meester
(of misschien was het een zuster of broeder)
je straf gaf.
Dat was natuurlijk niet zo leuk.
Maar het kon ook gebeuren
dat je door de juffrouw of de meester werd uitgekozen
om een werkje te doen.
Dat was een grote eer,
dat je de juf of de meester kon helpen!
Je was dan helemaal trots en blij
dat jij dat mocht doen.
Maar het grappige was
dat het soms bij straf en bij helpen
om precies dezelfde dingen ging:
een jongen moest voor straf
het hele klaslokaal opruimen
na een handenarbeid-les;
een andere juf koos twee kinderen uit
die de juf mochten helpen
om het handenarbeidlokaal
weer helemaal netjes te maken.
Die ene jongen voelde zich rot,
die twee andere voelden zich vereerd en gelukkig.
En zo is het eigenlijk ook met ons tegenover God,
die ons vraagt om waakzaam te zijn.
Natuurlijk betekent die oproep van Jezus
dat je sommige dingen wel moet doen
en andere dingen niet,
dat je God voor sommige zaken vergeving moet vragen
en dat je andere dingen als mooi en goed kunt zien.
Maar dan is de vraag:
Hoe ervaar je dit?
Ervaar je dit als “moeten” en als een “plicht”
die je wordt opgelegd,
als een soort van strafwerk, dus?
Of ervaar je dit als een woord
dat die God spreekt tot je hart
en dat eigenlijk een uiting is
van Zijn bijzondere, persoonlijke liefde
voor U en voor ieder van ons?
Zo kun je het ervaren
als een soort uitverkiezing door die grote Meester,
die je vraagt om Hem te helpen,
en Zijn handen en voeten te zijn.
Sommige dingen zijn moeilijk,
kosten je veel inspanning
en ze gaan misschien vaak fout,
maar je bent trots en blij
dat je bent uitgekozen
om iets voor Jezus, onze Meester te doen,
om deurwachter en waakzaam te zijn.
Een deurwachter
die de opdracht van die man in het evangelie
als een vervelende opdracht ervaart, als een ‘moeten’,
zal gaan proberen er onderuit te komen,
het niet te doen,
zonder dat het tot al te grote problemen leidt;
maar een dienaar die innerlijk gemotiveerd is,
vol verlangen om zijn Heer te dienen,
zal zijn best doen om er iets van te maken
en als zijn ogen zwaar worden
en hij dreigt in te slapen,
zal hij doen wat hij maar kan om toch wakker te blijven.
Wees waakzaam!
Weest waakzaam!
Het is de grote oproep
van het evangelie en van deze Advent.
Dat kunnen we eigenlijk alleen
als er bezieling is in ons hart,
als we geraakt zijn door Gods genade,
als de liefde van God
in ons woont,
als we gemotiveerd zijn.
En zo is die oproep tot waakzaamheid
eigenlijk ook een uitnodiging.
Wil je het geloof doorgeven
aan volgende generaties?
Wil je dat het geloof blijft leven in je eigen hart?
Zoek dan naar plaatsen, mensen, gebeurtenissen
waar een stukje hemel te vinden is,
die het vuur van Gods genade,
in onszelf, in anderen kunnen aanwakkeren.
Zoekt de Heer waar Hij zich vinden laat
om je te laten raken door Zijn genade
AMEN.