Vriendschap met de armen
Herkenbare caritas: een (gedeeltelijk) antwoord op maatschappelijke uitsluiting
Op donderdag 15 januari hield het dekenaat Haarlem-Amsterdam een nieuwjaarsreceptie in Heemskerk in de Esplanadezaal van de Mariakerk, waar deken Ton Cassee woont. Diezelfde avond vond een bijeenkomst plaats bij gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Regionaal Diaconaal Centrum IJmond-Noord, waar ik de lezing heb gehouden die hieronder is weergegeven.
De nieuwjaarreceptie bracht bijna honderd mensen uit het dekenaat bij elkaar aan het bnegin van dit nieuwe jaar. Het zijn bijeenkomsten die de onderiinge band versterken. Ook de bijeenkomst van het RDC bracht een flinke groep mensen bijeen om te luisteren naar de muziek van Huub Vossen en Adrie Winkelaar, die ook een van de zeer betrokken vrijwilligers van het RDC is, een inspirerende inleiding door Marius Buiting van de Beweging van Barmhartigheid, die door de Fraters van Tilburg in gang is gezet en de presentatie van "Verleden, heden en toekomst van het RDC IJmond-Noord, waarin onder meer verslag wordt gedaan van de activiteiten, zoals Voedselbank, Schuldhulpmaatje, project WMO en Kerken en een vooruitblik wordt gegeven naar de toekomst. Niet alles lukte, maar de inzet is er en de inspiratie vanuit de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid, die door een lokale kunstenaar waren afgebeeld op schilderijen die in de zaal waren geëxposeerd. Aan het begin van de avond heb ik de volgende inleiding gehouden
Lezing
Dames en Heren,
Allereerst mijn zeer hartelijke felicitaties bij de viering van dit tweede lustrum: tien jaar regionaal Diaconaal Centrum IJmond Noord. In dit Centrum hebt U de lichamelijke en geestelijke werken van Barmhartigheid centraal gesteld en daarmee geeft U al heel duidelijk aan dat U zich wilt inzetten vanuit een authentiek evangelische, christelijke inspiratie.
U heeft mij gevraagd om iets te zeggen over caritas en diaconie in deze tijd en de plaats van caritas en diaconie in de Kerk. Dat wil ik heel graag doen.
pauselijke inspiratie
Er is dit jaar nog iets dat tien jaar bestaat en dat alles met caritas te maken heeft: het is dit jaar tien jaar geleden dat de Encycliek Deus caritas est (DC) verscheen van de hand van paus Benedictus XVI (25 december 2005). Daarin gaat deze paus in op de betekenis van de caritas en ik zal dus graag enkele gedachten aan deze Encycliek ontlenen. Onze huidige paus Franciscus heeft daarna nog een Apostolische Exhortatie geschreven die Evangelii Gaudium (EG) heet en die vooral in het tweede en vierde hoofdstuk eveneens ingaat op de aandacht voor de armen. Ook dat document is een grote inspiratiebron voor ieder die zich met caritas bezig houdt, evenzeer als de daden die de paus steeds weer stelt en waardoor hij zijn aandacht voor de armen laat blijken en hun nabij is. Zijn eerste reis was naar de vluchtelingen in Lampedusa, gehandicapte kinderen uit heel Italië werden uitgenodigd en kwamen met een lange trein naar Vaticaanstad, daklozen in Rome kregen een slaapzak en douches, op witte donderdag waste hij de voeten van de gedetineerden in een jeugdgevangenis, in Brazilië wilde hij niet alleen komen voor de Wereldjongerendagen, maar ookk naar de sloppenwijken toe, enzovoorts, enzovoort. De kardinaal die naast Franciscus zat tijdens het conclaaf toen die tot paus gekozen werd, fluisterde hem toe: “Vergeet de armen niet”. Daar heeft paus Franciscus inderdaad goed naar geluisterd.
Het is intussen heel bekend dat paus Franciscus een Kerk wil die erop uitgaat (EG 24). “Erop uitgaan” zit al in kleine dingen. Zo zegt de paus dat we niet met een gezicht moeten rondlopen alsof we van een begrafenis komen (EG 10). We moeten de Kerk tonen als een moeder met een open hart (EG 46 vv.) en niet bang zijn om vuil te worden: “Ik geef de voorkeur aan een Kerk die gekneusd, gewond en vuil is, omdat zij langs de straten is getrokken, boven een Kerk die ziek is, omdat zij gesloten is en uit gemakzucht zich vastklampt aan eigen zekerheden…. Ik hoop dat wij, meer dan door de angst om fouten te maken, worden bewogen door de angst ons op te sluiten in de structuren die ons een valse bescherming bieden, in de normen die ons veranderen in onverzoenlijke rechters, in de gewoonten waarbij wij ons gerust voelen, terwijl er buiten een hongerige menigte is, en Jezus onophoudelijk tegen ons herhaalt: ‘Geef gij hun maar te eten’” (EG 49).
economie van de uitsluiting
Paus Franciscus ziet vele noden in onze wereld en vraagt daar oog voor. Zo noemt hij een ‘economie van uitsluiting’ als probleem van onze tijd, waardoor mensen overal buiten komen te staan en een dakloze oudere op straat kan doodvriezen zonder dat iemand er aandacht voor heeft, terwijl een waardevermindering op de beurs met twee punten wél de aandacht trekt. Zo worden mensen gemarginaliseerd, tot vuilnis, afval van onze maatschappij (EG 53). Daarmee samenhangt de rol van het geld en van macht en de ongelijkheid die weer leidt tot geweld en jongeren doet radicaliseren. Integratie staat haaks op een economie van uitsluiting. Paus Franciscus wijst erop dat maatschappelijke ongelijkheid vroeg of laat geweld voortbrengt (EG 59-60). Dit is één van de oorzaken van radicalisering en terrorisme, die nu mondiaal zo’n enorm probleem vormen, zoals we de afgelopen week weer pijnlijk hebben ervaren.
het gaat om de liefde die erachter zit...
Wij mogen niet doof blijven voor de kreet van de arme (EG 187), het luisteren naar hun roep behoort tot het wezen van het evangelie. Dat houdt in: je laten raken door het verdriet van anderen. Het gaat bij de caritas niet alleen om activiteiten, om hulp en ondersteuning, maar ook om aandacht die voortkomt uit liefde. Echte liefde, zo zegt de paus, heeft iets contemplatiefs; “dit houdt in: de arme waarderen in zijn eigen goedheid…”(EG 199). De ergste discriminatie waaronder de armen lijden is gebrek aan geestelijke aandacht (EG 200), een echte geestelijke openheid voor hen. Toen ik deze woorden van de paus las, moest ik denken aan Sant’ Egidio. Sant’ Egidio is een lekenbeweging die ontstaan is in de zestiger jaren onder studenten in Rome en die ook in ons bisdom actief is (in september 2014 zijn de Mozes en Aäronkerk en het Mozeshuis aan het Waterlooplein in Amsterdam aan hen toevertrouwd). Het doel van deze beweging is: vrienden worden van de armen. Dat is veel meer dan iemand iets geven of een bepaald programma van hulpverlening uitvoeren. Het is kijken met liefde en barmhartigheid! Toen de Nederlandse Bisschoppen ruim een jaar geleden in Rome op Ad Limina bezoek waren, zei de paus over de geseculariseerde situatie en de jongeren in Nederland: “Breng hen naar de armen. In de armen zullen zij het gelaat van Jezus Christus ontdekken”. Dat is eigenlijk al een heel oude gedachten. De heilige Augustinus zei al: “Als je de liefde ziet, zie je de allerheiligste Drie-eenheid”.
Barmhartigheid, de aantrekkingskracht van de liefde
U heeft de werken van barmhartigheid terecht als kern en doel van Uw inzet genomen. Die barmhartigheid staat ook in het hart van het pontificaat van deze paus, die als wapenspreuk en motto heeft gekozen: “Miserando atque eligendo”, “zich erbarmend en uitverkiezend”. Het zijn woorden die slaan op de liefdevolle blik waarmee Jezus naar Matteüs keek en hem uitnodigde om op te staan en Hem te volgen. Die barmhartigheid is ook het wezenskenmerk van de christelijke caritas: kijk naar de mensen die misschien je hulp goed kunnen gebruiken, met hartelijke liefde, benader hen als vriend, dat hebben ze vaak nog meer nodig dan de concrete hulp die we hen bieden.
Hier komen we bij de kern van christelijke caritas, waarover paus Benedictus heeft geschreven. Caritas is geen middel tot proselitisme, geen zieltjeswinnerij. Paus Franciscus heeft trouwens al vaker gezegd dat de Kerk niet groeit door proselitisme, door zieltjeswinnerij, maar door aantrekkingskracht. Caritas is liefde (dat betekent het ook letterlijk) en de liefde is gratis, om niet; die zuivere liefde is het beste getuigenis voor God (DC 31), omdat die mensen aantrekt, omdat je in en door de liefde God ontdekt.
Daar ligt dus de kern van de christelijke caritas: noden opsporen, ja zeker, maar niet alleen in je eigen kringetje, niet alleen bij de mensen die we toch al kennen of die zichzelf weten te melden aan ons loket, maar we moeten erop uitgaan om in contact te komen met mensen en werkelijkheden die we nog niet kennen. Het doel van de caritas is daarbij niet allereerst om mooie dingen te doen voor mensen, maar om mensen te leren kennen en hen lief te hebben, aandacht voor hen te hebben. Wat we doen aan goeds is dan een uitdrukking van een houding, een liefde, een verbondenheid.
In onze samenleving waar eenzaamheid het grootste probleem is, wordt dat steeds belangrijker. Vele mensen hunkeren naar een hartelijk contact.
een wezenlijke opdracht voor heel de Kerk
Iedere gelovige en de kerkgemeenschap als geheel heeft de opdracht tot naastenliefde, zei paus Benedictus al in zijn Encycliek. Oorspronkelijk bezaten de gelovigen alles gemeenschappelijk (Hand. 2,44-45); dat kon natuurlijk geen stand houden bij de uitbreiding van de kerk, maar wel bleef de overtuiging dat er in de kerkgemeenschap geen armoede mag bestaan in de zin van gebrek aan wat voor een menswaardig bestaan nodig is (DC 20).
In de Handelingen van de apostelen leidde dit tot de keuze van zeven mannen - de oorsprong van het diakenambt - die voor ‘ordelijk beoefende naastenliefde’ moesten zorgen; zo werd deze diakonia verankerd in de basisstructuur van de Kerk zelf (21). Diaconie, caritas hoort tot het wezen van de Kerk, net zo zeer als liturgie en verkondiging.
In de loop van de tijd bleef de caritas gevestigd als wezenlijk terrein van de dienst van de Kerk. Justinus vertelt over de verbinding tussen Eucharistie en caritas (22). Als je Jezus ontvangt die zichzelf uitdeelt en geeft, moet je ook jezelf uitdelen en geven. Overal kwamen in de kerk instellingen voor armenzorg. Denk maar aan Laurentius (+ 258), de diaken van Rome die de zorg had voor de armen. Toen hij door de Romeinse overheid gevraagd werd naar de schatten van de Kerk, vroeg hij alle armen van Rome bijeen te komen op een plein en hij zei tot de Romeinen: “Dit zijn de schatten van de Kerk” (DC 23
In de negentiende eeuw wilde het marxistisch denken geen liefdadigheid maar gerechtigheid. Op zich was dat ook wat de Kerk voorstond in haar streven naar een rechtvaardige sociale orde (DC 26). Als een katholiek, christelijk antwoord op dit streven naar gerechtigheid ontwikkelde de katholieke kerk een sociale leer, gebaseerd op de waardigheid van iedere mens: dat ieder mens geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God en dat hij een sociaal wezen is.
De wereld is kleiner geworden en dat vraagt een nieuwe bereidheid tot solidariteit met de armsten (DC 30a). Christelijke caritas moet onafhankelijk zijn van ideologieën. De christen moet handelen vanuit het hart dat ziet waar liefde nodig is (DC 31b).
Geloof, hoop en liefde horen bij elkaar: het geloof doet liefde in je hart ontstaan en de hoop die daaruit voortvloeit, helpt je te volharden ook als je niet veel resultaat ziet (DC 39).
concrete voorbeelden
De heiligen hebben de liefde voorgeleefd: de heilige Martinus van Tours (+ 397) deelde zijn mantel met een arme voor de poort van Amiens. De monniken voelde in de beschouwing van God de noodzaak hun leven tot dienst te maken en zo ontstonden scholen, ziekenhuizen, hospitia en armenhuizen naast de kloosters. Vele religieuze ordes en congregaties zijn hierin gevolgd en veel heiligen zijn beroemde voorbeelden van liefdadigheid: Franciscus van Assisi, Ignatius van Loyola, Johannes de Deo, Camillus de Lellis, Vincentius a Paolo, Johannes Bosco, Luigi Orione, moeder Teresa van Calcutta en vele, vele anderen (DC 40).
Besluit
Het is dus een mooie en wezenlijke taak die wordt vervuld in de caritas. Het gaat er niet om zieltjes te winnen, maar wel is belangrijk dat mensen in het werk dat we doen die diepere laag kunnen herkennen waardoor onze inzet zo waardevol wordt: het wordt gedaan niet als een werk, maar uit liefde, uit eerbied voor een mens, geïnspireerd uit het evangelie. Zo biedt de caritas wel een kans dat mensen in de praktijk, in concreto zien wat het geloof in Jezus Christus eigenlijk inhoudt, waar het voor staat. Daarom is het ook belangrijk dat ons werk voor de armen zichtbaar is en herkenbaar als uiting van christelijke caritas. We dringen niemand iets op, stellen geen voorwaarden aan onze liefde, maar het is wel vanuit een mooie inspiratiebron en het zal ons een vreugde zijn als ook anderen zich tot die bron voelen aangetrokken. Daarom moet die bron herkenbaar zijn.
Nogmaals van harte proficiat!