Je bent gevormd. Ik hoop dat het een mooie viering is geweest en dat je nog weleens terug denkt aan het feest van jouw heilig vormsel.
Je hebt toen uitgesproken dat je in de Geest van Jezus wilt leven. Daarvoor ben je gesterkt met de kracht van de heilige Geest. Je voorhoofd werd gezalfd met het chrisma:
“Ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods”, werd er plechtig bij gezegd. Maar hoe nu verder? Hoe doe je dat: leven in de Geest van Jezus?
Hieronder vind je tips.
Er zijn dingen die je moet doen, zoals naar school gaan of naar je werk of op zondag naar de kerk gaan of eten of bepaalde huishoudelijke taken opknappen, en er zijn dingen die je alleen uit vrije beweging doet, omdat je ze voorgenomen hebt. Natuurlijk is het van belang dat je ook de dingen die je moet doet ergens uit vrije beweging doet, omdat je aanvoelt dat het goed is om die te doen. Maar je moet ze tenminste doen uit een soort van plichtsbesef. Kard. Van Thuan schrijft: “Je plicht van staat, dat is de wil van God voor jou op dit moment”.
Ik heb eens een jongen gekend die prachtige ideeën had, op artistiek, religieus en ecologisch terrein. Hij kwam er zelfs verschillende malen mee in de krant. Maar hij kon ‘s morgens niet uit zijn bed komen en kwam afspraken niet na, dus kwam er niets van terecht.
Neem je niet voortdurend duizend dingen voor: zo van: ik zou dit eens moeten doen of dat, dit is ook nog goed. Neem je liever één of twee dingen voor die goed zijn en te verwerkelijken en ga pas na een tijdje ertoe over om er een voornemen bij te maken. In ieder geval: zorg dat je voornemens realistisch zijn en breng ze in praktijk, anders wordt het een soort dagdromerij of je wordt er ongelukkig door: ik neem me van alles voor en er lukt niks.
Geef niet op! Je loopt een wedstrijd om een prijs te halen. Onderweg krijg je scheuten in je zij, pijn in je enkels, je krijgt het warm, je hebt eigenlijk helemaal geen zin om te lopen. Al deze overwegingen hebben maar één doel: je op te laten houden met de wedstrijd, zodat je zeker niet wint. Maar je moet doorgaan!
Maar waarmee moet je dan doorgaan? Gewoon, “je plicht van staat vervullen”, de dingen doen die je moet doen, die bij jouw leven behoren, en die je je hebt voorgenomen te doen. Dat is de basis. Als je iets doet waar je eigenlijk niet zo’n zin in hebt, is dat misschien nog wel waardevoller dan het mooiste gebed: als je dit aan God aanbiedt is het een offer. De offers die je van harte brengt vormen je. Ze maken je los van jezelf, maken je minder ik-gericht. Als je uit vrije wil een offer brengt, is dat als het ware een spaarpot voor slechte tijden: doordat je gewend bent om offers te brengen, vallen ze je gemakkelijker als je ze moet brengen. Vele mensen in de wereld slapen op de grond en voelen niks, maar de prinses uit het sprookje die altijd een zeer zacht dons-bed gewend was, lag al wakker van een erwt onder een dikke stapel super-zachte matrassen.
Ook een inspanning die je levert, bijvoorbeeld om les-stof goed te leren, om je werk goed te doen, kan een soort offer worden en je vormen, je sterker maken doordat je niet opgeeft.
Daarentegen maak je ook mee dat je je best voor iets hebt gedaan en dat het niet lukt: het is te hoog gegrepen, te moeilijk, niet jouw richting. Wees reëel; ook het aanvaarden van de grenzen van je mogelijkheden en dat jouw capaciteiten op een ander terrein liggen, hoort erbij. Blijf met beide benen op de grond staan. We hoeven niet allemaal alles te kunnen. Ook dit kunnen weer offers worden die je brengt.
Geloof erin dat je van de goede God bepaalde gaven en kwaliteiten hebt meegekregen die jou tot deze unieke mens maken. Wat zijn jouw gaven? Misschien moet je ze (deels) nog ontdekken, maar - hoe dan ook - de overtuiging dat je bepaalde kwaliteiten en eigenschappen hebt meegekregen en andere misschien niet zo en dat “God zag dat het goed was”, helpen je vast om een ander te gunnen dat hij/zij op een bepaald terrein iets beter kan dan jij. Ook als de capaciteiten van een ander erg in het oog springen en die van jou, naar het je toeschijnt, veel minder, kan toch de overtuiging dat God jou zo heeft gewild en dat Hij jou zó precies goed vond, ertoe bijdragen dat jij jezelf ook aanvaardt. Sommige vermogens zul je trouwens gaande je levensweg ontwikkelen en op het eind zul je merken dat alles precies op tijd kwam.
Bloemen moeten een bodem hebben, goede grond. Zo is het min of meer ook met bidden: de priesters hebben een verplichting om het brevier, het getijdengebed te bidden. Dat beloven ze bij de diaken- en priesterwijding. Dat is een soort basis, de grond. Op die grond kunnen dan nog heel mooie andere bloemen bloeien van gebed en meditatie.
Het is wel heel goed en belangrijk om je leven te heiligen door gebed. Het is dus aan te bevelen je gebedsleven een beetje goede grond te geven door je bepaalde gebedsmomenten vast voor te nemen, die niet afhankelijk mogen zijn van hoe je je voelt, of je er zin in hebt of niet enzovoorts. Maar daarnaast is het zeer aan te bevelen om gewoon tijdens je dagelijkse werk op school of anderszins, even in jezelf te keren en even aan Hem te denken. Zo betrek je Hem meer bij je leven en wordt Hij meer de bron van jouw leven en handelen.
Probeer ook te reflecteren op wat je doet: heb ik dit zo goed gedaan? Had ik het wellicht beter anders kunnen doen? Heb ik goed gereageerd?
Goedheid en naastenliefde komen uit je innerlijk voort. Niet voor niets wordt het hart aangegeven als bron van goedheid en barmhartigheid. Het is dus ook van belang je gedachten goed en zuiver te houden, zodat die bron niet vervuilt. Onze gedachten zijn een soort internet. Een “click” op de muisknop en je zit bij een slechte site. Het is goed om er attent op te zijn en gauw terug te keren naar een goede, mooie, edelmoedige gedachten-site als je verkeerd zit.
Niet in elke stemming ben je in staat om goede beslissingen te nemen. Het is het beste om niets te veranderen als je het allemaal niet meer ziet zitten. In moedeloosheid en donkere dagen moet je niets veranderen. Probeer dan zo goed mogelijk te blijven bij wat je je in betere dagen hebt voorgenomen. Ook angst is een slechte raadgever: laat je niet dwingen uit angst voor situaties of mensen om niet te doen wat je eigenlijk wel zou moeten doen of om wel te doen wat je eigenlijk beter niet zou kunnen doen.
Maar laat je ook niet naar beneden drukken als je fouten maakt. Ze zeggen weleens: “Ik kan me wel voor m’n kop slaan”, maar dat heeft weinig zin. Het enige resultaat is misschien ook nog een hersenschudding. Ieder mens maakt fouten. Dus jij ook. Probeer ze niet goed te praten, probeer niet van anderen te horen dat je toch wel gelijk hebt, maar dat die anderen het zo verkeerd doen, maar erken je fouten, probeer ervan te leren en ga rustig door. Als het jouw laatste fout is, dan maak je het niet lang meer!
Met sommige mensen kun je beter opschieten dan met anderen. Toch is het goed je liefde voor iedereen open te houden, niemand uit te sluiten uit jouw liefde en met name ook aandacht te hebben voor minder populaire figuren en mensen met een minder gemakkelijk karakter.
Als je het met iemand goed kunt vinden - en nu heb ik het even niet direct over verkering -, dan zou je erop kunnen letten of die relatie met die persoon open blijft voor anderen, of anderen erbij mogen zijn, of dat je de neiging hebt je af te zonderen met die persoon.
Als je het met iemand niet zo goed kunt vinden, is weer de vraag: hoe praat je over die persoon met anderen? En als je iets negatiefs vertelt over die persoon is dat om hem of haar te helpen of een situatie te verbeteren of ben je iemand aan het zwart maken? Dat laatste is roddel of kwaadsprekerij.
Als je je ergens onmachtig voelt en geraakt, kan het zijn dat je uit emotionele ergernis gaat reageren. Je wordt ergens kwaad van binnen. Het gezegde is al dat je dan eerst tot tien moet tellen. Maar soms moet je verder tellen dan tien. Waarom word je eigenlijk boos? Eigenlijk kun je pas goed reageren als je de zaak hebt afgegeven, uit handen gegeven, in Gods handen hebt gelegd, er als het ware vanaf een afstand met Gods ogen naar kunt kijken. Daar is vaak wat meer tijd voor nodig.
Veel mensen merken dat ze dingen een week later heel anders zien, beter de verhoudingen zien, kunnen relativeren, wat gerelativeerd moet worden, kortom we kunnen geloven dat het allemaal niet van mij afhangt en om mij draait, maar dat God erin zal voorzien.
De politieke tekenaar Behrendt maakte ooit eens een tekening over de wapenwedloop. Twee kinderen hebben ruzie. De een haalt zijn grotere broer erbij; de ander haalt zijn ouders erbij, steeds meer mensen raken erbij betrokken en er komen wapens bij. Op het laatste plaatje ontploft de aarde onder het wereldwijde geweld.
Jezus is zelf in alles de kleinste, de minste geworden. Wat betekent dat voor jou? Wij reageren vaak op wat andere mensen zeggen en doen door een soort wapenwedloop te beginnen, ons steeds groter en sterker te maken, een steeds hogere borst op te zetten. In ieder geval maak je meestal niet zoveel vrienden door je eigen kunnen en kennen breed te etaleren, door onder de aandacht te brengen hoe goed jij wel bent en door te willen “winnen” door je gelijk te willen halen, door het laatste woord te willen hebben. Laat die ander toch, als die je wil overtroeven. Je kunt die ander eerder winnen door jezelf klein te maken. Als je over het hek kunt of eronder door, ga er dan maar onder door.
Maar maak je ook niet bezorgd over hoe je overkomt. Het gaat erom hoe je bent. Probeer je het goede te doen, bewust te leven en te handelen, dan is het goed. Het ligt niet altijd aan jou wanneer je woorden en daden verkeerd overkomen. En soms is er iets onvolmaakts in geweest, o.k., maar je hebt het goed bedoeld. We moeten meer naar de goede bedoeling kijken die achter de woorden en daden zit, dan of het elegant en beleefd en aangepast enzovoorts is gezegd of gedaan.
Wees positief in je denken en spreken, opbouwend. Mensen die andere mensen of situaties en gebeurtenissen zomaar afkraken en kritiseren, zaaien alleen verdeeldheid. Hou je aan het oude bakkersdevies: “Bent U tevreden, zeg het anderen: hebt U kritiek zeg het ons”. Als je kritiek hebt, zeg het tegen de persoon die er iets mee moet doen of die jou helpt om te onderscheiden wat je ermee moet doen.
Als je Jezus met tollenaars om ziet gaan, is Hij heel mild en vriendelijk, zeer uitnodigend ook; maar als Hij met Farizeeën en schriftgeleerden omgaat, kan Hij verschrikkelijk streng zijn, terwijl die laatste groepen toch op zich godsdienstiger waren. Je kunt eruit meenemen dat het voor Jezus niet gaat om de plaats waar je staat, maar om de weg die je gaat.
Als je iemand wil helpen: kijk dan niet zozeer naar wat er bij die ander allemaal mis is en ontbreekt, maar kijk naar de weg waarop hij gaat. Iemand die heel beginnend is, veel fouten maakt, maar van goede wil is, moet je stimuleren om door te gaan. Iemand die alles goed weet, maar afhaakt of afschrijft, het erbij laat zitten: tegen zo iemand moet je duidelijk zijn.
Talloze malen zegt Jezus tot zijn leerlingen: “Weest niet bevreesd”. Toen paus Johannes Paulus tot paus werd gekozen was dat zo ongeveer het eerste wat hij de mensen zei: “Wees niet bang”. En later zei en schreef hij bij het jaar 2000, aan het begin van het derde millennium: “Duc in altum”, “Vaar naar het diepe”. Durf de stappen te zetten die je moet zetten.
Om goed te kunnen kiezen is het heel belangrijk eerbied te hebben voor wat heilig is en van God komt: eerbiedig de heilige communie ontvangen, eerbiedig dienen als je misdienaar bent, enz.: van binnen bedenken wat je doet en voor wie je het doet, dat je met God in contact bent.
Daarom is belangrijk dat je probeert jezelf eerst “onverschillig” te maken als je voor de keuze staat of je het een of het ander moet doen (levenskeuze, maar ook “gewone” dingen, zoals: iets wel of niet kopen, iets wel of niet doen). Daarmee bedoel ik dat je jezelf echt bereid probeert te maken om zowel het een als het ander te doen. Dat is een belangrijke voorwaarde voor een goede keuze. Anders heb je eigenlijk zelf stiekem al gekozen, voordat je gekozen hebt.
De vraag is: Wat zou Jezus van mij willen? Wanneer ben ik meer van Hem: als ik dit doe of dat?
Dat hoeft dus niet per se het moeilijkste te zijn, ook niet het gemakkelijkste. Dat is de vraag niet.
Wel is het goed in jezelf niet te veel een hang naar gemak en naar luxe te bevorderen. De Mensenzoon had geen steen om zijn hoofd op neer te leggen (Mt. 10,37-39; 20,20-38) en Hij prees de armen, uitgestotenen zalig (Mt. 5,1-12).