Arsacal
button
button
button
button


Oecumene: verdeeldheid doet pijn

Oecumenisch symposium in Nieuwveen

Artikel Overig - gepubliceerd: donderdag, 27 april 2017 - 4529 woorden
Ds. Arjan Plaisier spreekt
Ds. Arjan Plaisier spreekt
Muzikaal intermezzo
Muzikaal intermezzo
Diaken André van Aarle leidt vragen en het gesprek met de deelnemers
Diaken André van Aarle leidt vragen en het gesprek met de deelnemers

In het pro­tes­tantse kerkje van Nieuwveen werd op woens­dag 26 april een oecu­me­nisch symposium gehou­den, geor­ga­ni­seerd vanuit de Pro­tes­tantse kerk (PKN) en de Rooms Katho­lie­ke Clara Fran­cis­cus Federatie, de samen­wer­kende pa­ro­chies van de regio. Ds. Arjan Plaisier en ik hebben een inlei­ding gegeven over de de kracht en de pijn van de oecumene. Die pijn was inder­daad voel­baar.

Oproep tot snelle eenwor­ding

Ds. Arjan Plaisier hield een mooie inlei­ding waarin hij zich liet kennen als een fervent pleitbe­zor­ger van oecumene en eenwor­ding van alle chris­te­nen. Het bis­schops­ambt ziet hij niet als een probleem en ook over het paus­schap moet wel overeenstem­ming kunnen wor­den bereikt als we voldoende open willen staan naar elkaar. Dat bepleitte hij overigens zon­der te gaan voor de gedachte dat ie­der­een maar water bij de wijn moet doen; het was dui­de­lijk dat hij het chris­te­lijk geloof wel zuiver wil hou­den. Ik heb met veel waar­de­ring geluisterd naar zijn woor­den en naar zijn ant­woor­den op de vragen die na afloop wer­den gesteld.

De heilige communie

Het echte pijn­punt blijkt voor veel pro­tes­tantse chris­te­nen te zitten in het feit dat zij niet aan de communie kunnen deel­ne­men in de katho­lie­ke kerk. Dat kwam in de vragen na afloop dui­de­lijk aan de orde. Naar voren kwam dat een heel aantal van de aanwe­zige pro­tes­tan­ten vaker naar katho­lie­ke kerken gaat en dan ook ter communie gaat. Zoals uit mijn lezing (hier­on­der blijkt) ben ik daar geen voor­stan­der van. Zeker, hierin komt een stukje van de pijn tot uiting van het ge­schei­den-zijn. We moeten er hard aan werken om die situatie te over­win­nen. Maar de heilige communie is niet "los" verkrijg­baar: zij is uitdruk­king van vol­tooi­ing van de initiatie in de concrete kerk­ge­meen­schap, zij wordt ont­van­gen met geloof en een cateche­tische en sacra­men­tele voor­be­rei­ding en staat niet los van een sacra­menten­theo­lo­gie.

Neder­land of de wereld?

Er is voorts nog een verschil in per­spec­tief, merkte ik op deze avond. Zelf ben ik bij het thema ‘oecumene’ eigen­lijk 'auto­ma­tisch' met mijn gedachten bij de oecu­me­nische situatie in heel de wereld, terwijl het per­spec­tief van de pro­tes­tantse gespreks­part­ners eer­der de Neder­landse situatie was en dan vooral de oecumene tussen katho­lie­ken en pro­tes­tan­ten in Neder­land, waar katho­lie­ken mis­schien toch meer nog hun relaties met de in Neder­land sterk groeiende Oosterse kerken op het oog hebben.

Ik sluit me in ieder geval aan bij de wens en de dringende bede van ds. Plaisier dat we het kairos-moment moeten weten te 'pakken' en concreet moeten werken aan de spoe­dige totstandko­ming van de een­heid van alle chris­te­nen.

Verloop van de avond

De avond werd ge­pre­sen­teerd door ds. Gonja van 't Kruis (PKN) en diaken André van Aarle (RK) en werd opge­luis­terd met muziek op orgel, spinet en fluit. Er werd samen gebe­den en er werd samen gezongen. Dat was al een mooi stukje oecumene.

Hier­on­der volgt de lezing, die ik echter niet geheel heb gehou­den. Het gedeelte waarin ik kort een aantal mooie concrete verworven­he­den van de oecumene bespreek, heb ik op de avond achterwege gelaten, in ver­band met de tijd.

 

De kracht en de pijn van de oecumene

De impuls van het tweede Vati­caans concilie

De Rooms Katho­lie­ke kerk heeft in het tweede Vati­caans concilie de oecu­me­nische opdracht tot speer­punt gemaakt van haar beleid en daarvoor met beslist­heid de weg van de dialoog gekozen. Onder die oecu­me­nische opdracht ver­staat de katho­lie­ke kerk het herstel van de een­heid tussen alle chris­te­nen. De ver­deeld­heid van chris­te­nen is in strijd met de bedoeling van Christus , want “één en enig is de Kerk die Christus onze Heer heeft gesticht” (Decr. Unitatis Redin­te­gratio 1). Het concilie heeft daarom gecon­clu­deerd en aan­be­vo­len: “Deze heilige kerk­ver­ga­de­ring stelt met vreugde vast, dat het deel­ne­men van de katho­lie­ken aan de oecu­me­nische bewe­ging met de dag toeneemt en zij beveelt de bewe­ging aan bij de bis­schop­pen over de gehele wereld, die haar met voortvarend­heid moeten bevor­de­ren en met voor­uit­ziende blik moeten lei­den” (Unitatis Redin­te­gratio [UR] 4 in fine).

Hoe kunnen we naar de een­heid toe te werken?

Over de vraag hoe die oecu­me­nische bewe­ging gestalte moet krijgen, heeft dit do­cu­ment het ook (in nn. 6-12). Eerst raadt het concilie aan dat we de hand in eigen Rooms-Katho­lie­ke boezem steken: vernieu­wing en her­vor­ming van de kerk en inner­lijke omkeer (beke­ring) staan op plaats één. De een­heid van de Kerk is ver­vol­gens vooral een gave van God en dus moet erom gebe­den wor­den, ook samen met chris­te­nen van andere kerken en ker­ke­lijke ge­meen­schappen (UR 8). Maar het streven naar een­heid heeft ook een men­se­lijk aspect: er is weder­zijds contact en begrip nodig (UR 9); wanneer mensen oor­de­len op afstand zon­der elkaar te kennen, gaat het ge­woon­lijk fout. Dan gaat het over de Marokkanen, de Turken, de vluch­te­lingen, de pro­tes­tan­ten, de katho­lie­ken enz. en die bestaan niet... Er is dus een oecu­me­nische hou­ding nodig en dat vraagt vor­ming om te kunnen spreken en denken in een verzoenende geest (UR 10). En dan komt ver­vol­gens - in die geest - het gesprek over de inhoud en de formu­le­ring van het geloof. “Niets staat zo ver af van de oecu­me­nische bewe­ging als een vals irenisme”, stelt de concilie­tekst. Dus: niet alleen maar zoete broodjes bakken. Die inhou­de­lijke dialoog is heel be­lang­rijk (UR 11). Tenslotte beveelt het concilie samen­wer­king van chris­te­nen aan, vooral op sociaal gebied.

Deze lijn is later met kracht beves­tigd door paus Johannes Paulus II in de En­cy­cliek Ut unum sint (25 mei 1995) .

Banden die ons verbin­den

De concrete en feite­lijke ver­deeld­heid van de chris­te­nen, hoe goed die het mis­schien op men­se­lijk vlak ook met elkaar kunnen vin­den, wordt dus door de katho­lie­ke kerk als pijn­lijk ervaren. Dat is de eerste en meest fun­da­men­tele pijn van de oecumene. Tege­lijk erkent het concilie dat er ban­den zijn met andere chris­te­nen: de fun­da­men­tele band is die van het doopsel, andere ban­den die het concilie noemt zijn die van het geloof, de sacra­menten en het ker­ke­lijk bestuur: chris­te­nen kunnen daarin meer of min­der één zijn met elkaar en die ban­den maken dat een kerk of ker­ke­lijke ge­meen­schap dich­ter­bij de katho­lie­ke kerk staat of juist wat ver­der ervan af. Maar er is nog een ander aspect en dát is uit­ein­delijk het meest be­lang­rijk en voor de Heer door­slag­ge­vend: dat is de vraag of je de Geest bezit en in de liefde volhardt en dat is dan weer een aspect dat dwars door alle ge­meen­schappen heen gaat (vgl. LG 8 en 14). We zou­den dat de oecumene van het hart kunnen noemen.

Pijn­pun­ten

Mis­schien zal ik nu eerst maar enkele pijn­pun­ten noemen - die zijn voor ons het moei­lijkste - , zodat ik met de po­si­tie­ve punten, de kracht van de oecumene, kan ein­digen.

Wat is het doel van oecumene?

Een eerste pijn­punt voor mij­zelf en voor de katho­lie­ke kerk is dat lang niet ie­der­een het­zelfde onder oecumene ver­staat. Voor vele chris­te­nen en ge­meen­schappen is het eigen­lijk wel voldoende als we goed met elkaar omgaan - dat willen we na­tuur­lijk allemaal - en dingen samen doen, maar de in­te­res­se om inhou­de­lijk in gesprek te gaan is er veel min­der.[1]

De katho­lie­ke kerk is geen lid van de Wereldraad van Kerken maar wordt sinds 1968 (Uppsala) als waarnemer uit­ge­no­digd (vgl. Oecu­me­nisch Di­rec­to­rium nn. 169-171). Zij is wel in veel lan­den lid van de nationale en plaat­se­lijke Raad van Kerken en binnen de Wereldraad is zij onder meer lid van de com­mis­sie Faith and order waar het theo­lo­gisch gesprek binnen de Wereldraad wordt gevoerd. De katho­lie­ke kerk heeft het altijd betreurd dat die dialoog - naar haar aanvoelen - te weinig een rol speelt buiten deze com­mis­sie, want een akkoord over de inhoud van het gemeen­schap­pe­lijk geloof is naar katho­lie­ke over­tui­ging nood­za­ke­lijk om wer­ke­lijk één te wor­den.

Rela­ti­vis­me: Wat is waar­heid?

Kar­di­naal Jozef Ratzin­ger heeft als prefect van de Con­gre­ga­tie voor de Ge­loofs­leer en later ook als paus Bene­dic­tus XVI bij ver­schil­lende gelegen­he­den het rela­ti­vis­me aangeklaagd, dat hij de ware gods­dienst van de moderne mens noemde. Het bekendste do­cu­ment waarin dat gebeurde was de Ver­kla­ring Dominus Iesus (6 aug. 2000). Rela­ti­vis­me houdt in dit ver­band in dat je niet zozeer op zoekt gaat naar de waar­heid, een objectieve geopen­baarde waar­heid, maar dat je meer kijkt naar waar je jezelf goed bij voelt. De gedachte is dan: ieder heeft zijn of haar eigen weg, eigen geloof en we moeten ieder in zijn waarde laten. Daar zit veel in, maar ook iets niet. In die modus kun je bij­voor­beeld ook de heilige Schrift lezen: ik geef er mijn in­ter­pre­ta­tie aan, ik lees het zoals ik er mij goed bij voel, zoals ik het versta, zon­der te gaan staan binnen de manier waarop die passage binnen de Kerk altijd gelezen en verstaan is. Daar komt bij dat iemand dan eigen­lijk ver­dacht gevon­den wordt als hij of zij "claimt" de waar­heid te bezitten of te kennen. Maar het gaat om iets dat ons in Gods open­ba­ring gegeven is, is toe­ver­trouwd. De sch­ou­derophalende vraag van Pilatus in het lij­dens­ver­haal: “Wat is waar­heid?”, is ook in de gedachten van de mensen van onze dagen aanwe­zig: Wat maakt het uit? Wie zal kunnen zeggen of beoor­de­len wat waar is? Laat ie­der­een maar gelukkig wor­den in zijn eigen geloof (of niet). Na­tuur­lijk, als we concreter dóórvragen, bij­voor­beeld over vrouwen­rechten of sharia-recht­banken, zal heus wel weer tot uiting komen dat ook mensen van onze tijd niet alles even goed en waarde­vol vin­den.

Geloofs-inhoud of alleen goede ver­hou­dingen?

Als uitgangs­punt binnen de oecumene is een zeker rela­ti­vis­me tame­lijk gang­baar gewor­den, een be­lang­rijke reden waarom Dominus Iesus op veel kri­tiek stuitte. Het eerste pijn­punt voor de Rooms-Katho­lie­ke kerk is dus dat met name in de relatie met de westerse chris­te­nen de oecumene te weinig geloofs-inhou­de­lijk is en blijft steken op het niveau van de goede ver­hou­dingen (die na­tuur­lijk ook be­lang­rijk zijn).

Deel­ne­men aan de heilige communie

Een heel concreet voor­beeld daar­van is het pushen om te kunnen deel­ne­men aan de heilige communie of dat gewoon maar doen, waarbij iemand die dat niet ziet zitten ook nog eens een heel nega­tief stempel krijgt opgedrukt. In de aan­drang die vaak op de Rooms-Katho­lie­ke kerk wordt uit­geoe­fend om bij­voor­beeld dominees en andere pro­tes­tantse chris­te­nen ter communie te laten gaan, komen de theo­lo­gische, geloofs­in­hou­de­lijke vragen eigen­lijk niet of nau­we­lijks aan de orde, de pressie ligt meestal meer in de relationele sfeer en in de over­tui­ging dat ie­der­een, katho­liek of niet, dat zelf mag weten. Een moge­lijk posi­tief per­soon­lijk ervaren van de communie zou dan voldoende moeten zijn, niet de vraag naar het verstaan van de Eucha­ris­tie en de bete­ke­nis van het wij­dings­pries­ter­schap; wat de dominee na afloop van het avondmaal met het avondmaals­brood doet, wordt evenmin als rele­vant ervaren. Dat is mijns inziens niet de sfeer en het klimaat van de dialoog. Uitgangs­punt voor de oecumene moet zijn een respect voor elkaars kerk. Ik ervaar zo’n situatie als pijn­lijk, terwijl ik een dominee die terug­hou­dend is juist als respect­vol - ook naar die geloofs­in­hou­de­lijke kant toe - ervaar. Zo’n respect­volle hou­ding naar elkaar toe, geeft ook meer open­heid om elkaar als christen, als gelo­vi­ge mens op de weg van de navol­ging van Jezus Christus te herkennen.

De sprakeloos­heid van katho­lie­ken

Wat ik even­zeer als een pijn­punt ervaar is dat in mijn eigen katho­lie­ke kerk zo weinig kennis en bewust­zijn van het katho­lie­ke geloof bestaat en dat ik veel te weinig katho­lie­ken tegen kom die oprecht en serieus zoeken naar God en naar ver­die­ping van hun geloof. Nu kan ik daarover na­tuur­lijk niet echt oor­de­len - ik kan niet in de harten van mensen kijken - maar ik doel op wat mgr. Gerard de Korte vaker de ‘sprakeloos­heid’ van katho­lie­ken heeft genoemd, gepaard met gebrek aan in­te­res­se in een “spraakles” om die sprakeloos­heid te over­win­nen . Een bijbel- of catechese­groep trekt in een katho­lie­ke pa­ro­chie vaak maar een handje­vol mensen (daar zijn gelukkig uit­zon­de­ringen op). Ik heb de indruk dat katho­lie­ken hierin op­per­vlak­kiger zijn dan pro­tes­tan­ten. Het is niet alleen mijn indruk, want uit onder­zoeken komt dat de teruggang bij de pro­tes­tan­ten numeriek wel sterker is, maar dat katho­lie­ken meer gese­cu­la­ri­seerd zijn, ze zich weinig on­der­schei­den van andere, niet-gods­diens­tige mensen. Dan ben ik weleens een beetje jaloers op de pro­tes­tan­ten. Het is niet voor niets dat de meest stevige katho­lie­ken vaak bekeerde pro­tes­tan­ten zijn en dat er ook onder de pries­ters te­gen­woor­dig heel wat zijn die een pro­tes­tantse ach­ter­grond hebben en katho­liek gewor­den zijn.

Wordt het nog wat?

Als ik deze zaken overweeg, komt het vaker in me op dat we geen stap vooruit komen in de oecumene, maar ik denk toch dat dat niet waar is, want er is meer dan rela­ti­vis­me, drammerig­heid en onwetend­heid. Er zijn ook vele prach­tige ont­wik­ke­lingen; en oecumene is nu eenmaal een soort spring­pro­ces­sie: twee stappen vooruit, één achteruit. Maar we gaan wel vooruit. Daarover straks meer.

We komen dichter bij elkaar!

Ik zit er per­soon­lijk niet op te wachten dat pro­tes­tan­ten allerlei gebruiken uit de katho­lie­ke kerk over­ne­men, zoals stola’s, albes, olie, kaarsen, wierook en andere zaken; als het gaat om een naboot­sing van sacra­menten, zoals bij een zie­ken­zal­ving, ben ik daar zelfs bepaald niet gelukkig mee. Volgens mij zit groeien naar een­heid niet in het over­ne­men van gebruiken en riten, los van de sacra­menten­theo­lo­gie, de ecclesio­lo­gie en het geloof die daar­mee verbon­den zijn. Maar ik vond het wel weer verrassend en zelfs sympathiek dat een re­for­ma­to­rische jongen als Tijs van den Brink een Heilig Hart­beeld in zijn pro­gram­ma gebruikt en eens zelfs inlevend aan een vrouwe­lijke gespreks­part­ner in ‘Adieu God?’ vroeg of zij het al eens met Maria had ge­pro­beerd toen deze vrouw bekende het moei­lijk te vin­den om tot God de Vader te bid­den. En diaken André van Aarle atten­deerde me op een theologenblog van Wim de Bruin in het Re­for­ma­to­risch Dagblad, een mooie tekst waarin De Bruin zich keert tegen een zoge­noemde ‘lage sacra­menten­theo­lo­gie’, die tame­lijk ‘doenerig’ is en onder ver­wij­zing naar de ge­schrif­ten van Ignatius van Antiochië, bis­schop in de eerste eeuw, pleit voor een ‘hogere sacra­menten­theo­lo­gie’, zoals hij dat noemt, die voor de bedie­ning van het avondmaal vasthoudt aan een ambts­dra­ger die Christus ver­te­gen­woor­digt. In zijn blog komt dui­de­lijk naar voren dat min­der het leren in een dienst als wel het vieren in Gods te­gen­woor­dig­heid voor hem voorop is komen te staan. Dit is iets dat ik herken. Er is meer gevoelig­heid geko­men voor de aanwe­zig­heid van God, voor de bete­ke­nis van de sacra­menten in deze zin, voor het feit dat niet alles in woor­den kan wor­den uitgezegd en afgemeten, maar dat de erva­ring van Gods te­gen­woor­dig­heid ons vaak meer te zeggen heeft dan duizend woor­den. Het lijkt me dat bij­voor­beeld ook de Ge­meen­schap van Taizé een plaats heeft in deze ten­dens. Door Taizé komen jonge mensen anders een kerk binnen. Die kerk is niet “zomaar een dak boven wat hoof­den”, hoe simpel en een­vou­dig de kerk­ruim­te van Taizé ook is, het gaat daar om de Heer die door Zijn Geest bij ons is, om het verkeren in Zijn te­gen­woor­dig­heid, die door de bijna mantra-ach­tige gezangen in Taizé haast voel­baar wordt gemaakt.

Ver­dwij­nen van sacraal besef bij katho­lie­ken

Aan de andere kant moet ik met een zekere treurnis con­sta­te­ren dat dit besef bij vele in de kerk koffie drinkende katho­lie­ken tame­lijk is verdwenen. Niet zel­den tref ik in onze eigen kerk­ge­meen­schap weinig sacra­menteel ge­loofs­le­ven aan. Inder­daad lijkt het koffie drinken na afloop van de vie­ring - het ‘achtste sacra­ment’ wordt het ook wel genoemd - soms het be­lang­rijk­ste. Met name in som­mi­ge vergrijsde ge­meen­schappen is het accent komen te liggen op het gezellig samen­zijn, waardoor nieuwe mensen eigen­lijk ook niet welkom meer zijn. Dat is kerk-wij-samen in de minst gelukkige bete­ke­nis van die uitdruk­king. Ik heb overigens niets tegen koffie drinken.

Was er vroe­ger oecumene?

De katho­lie­ke kerk is eigen­lijk altijd wel oecu­me­nisch geweest, maar die oecumene beperkte zich lange tijd tot de oosterse kerken. Met hen zijn hereni­gingsconcilies gehou­den in Lyon (1274) en Florence (1439) die mis­schien niet erg succes­vol zijn geweest, maar wel een uiting zijn van oecu­me­nisch gesprek. Tevens zijn er bepaalde groepen oosterse chris­te­nen die de een­heid met de paus hebben her­steld, de zoge­noemde “geünieer­den” waarover in de relaties met de Orthodoxe kerken vaak moei­lijk­he­den zijn.

De pro­tes­tantse chris­te­nen zijn door de katho­lie­ke kerk lang bena­derd zoals paus Pius IX deed aan de voor­avond van het eerste Vati­caans concilie: Laten degenen die de een­heid en de waar­heid van de katho­lie­ke kerk niet bezitten de gelegen­heid van dit concilie aan­grij­pen... om zich te ontrukken aan een toestand waarin zij van hun heil niet zeker kunnen zijn (“...ab eo statu se eripere studeant, in quo de sua propria salute securi esse non possent” Apos­to­lische brief Iam vos omnes, 13 sept. 1868, in: DzH 2999). De bood­schap was dus: Pro­tes­tan­ten, keer terug van jullie wegen!

Oecumene nu in oost en west

Die hou­ding is er nu zeker niet meer, maar een verschil in bena­dering is ge­ble­ven tot op de hui­dige dag. Zo publi­ceerde paus Johannes Paulus II enkele weken voor de grote En­cy­cliek over de oecumene Ut unum sint (25 mei 1995) een Apos­to­lische Brief Orientale lumen (2 mei 1995) over de relatie met de oosterse kerken, met daarin enkele concrete voor­stel­len voor een proces van eenwor­ding. Dit verschil in bena­dering heeft te maken met het feit dat de katho­lie­ke kerk de Oosterse kerk met een iets ander oog bekijkt dan het westers pro­tes­tantisme, zoals ook blijkt uit het concilie­do­cu­ment Unitatis Redin­te­gratio dat on­der­scheid maakt tussen beide groepen chris­te­nen door aan bei­den een eigen hoofd­stuk te wij­den (vgl. LG 15). De Oosterse Kerken wor­den door het tweede Vati­caans concilie echte Kerken (“verae sunt Ecclesiae particulares... desit plena communio”) genoemd omdat zij de apos­to­lische successie - het door­ge­ven van het bis­schops­ambt door handopleg­ging en gebed vanaf de tijd van de apos­te­len - hebben en alle zeven sacra­menten kennen en die - naar katho­lie­ke opvat­ting - gel­dig vieren; pro­tes­tantse ge­meen­schappen wor­den daar­en­te­gen ker­ke­lijke ge­meen­schappen genoemd, omdat zij veel po­si­tie­ve trekken van kerk-zijn hebben (de term “ker­ke­lijke ge­meen­schappen” is aller­eerst uitdruk­king van een po­si­tie­ve bena­dering van deze ge­meen­schappen), maar het bis­schops­ambt en wat katho­lie­ken zien als de volle­dige gestalte van het Eucha­ris­tisch mysterie, niet kennen. De leden van deze ge­meen­schappen zijn echter door het Doopsel in Christus in de kerk opgeno­men, zij zijn chris­te­nen, broe­ders en zusters in Christus, en zo is er een echte communio, een echte ge­meen­schap met Jezus Christus en in Hem met elkaar, zo be­klem­toont het tweede Vati­caans concilie.

Dialoog­pro­ces­sen

De katho­lie­ke Kerk heeft dus in het tweede Vati­caans concilie eendui­dig de weg van de dialoog gekozen. Met allerlei kerken en ge­meen­schappen is “Rome” (of nauw­keuri­ger gezegd: de Pau­se­lijke Raad voor de Be­vor­de­ring van de Eenheid van de Chris­te­nen) dialoog­pro­ces­sen aan­ge­gaan. Het ene proces is beter geslaagd dan het andere, maar hier zijn toch mooie re­sul­taten te noteren.

In het alge­meen kunnen we zeggen: hoe ouder een kerk waar­mee door die Pau­se­lijke Raad zo’n dialoog is gevoerd, hoe groter het re­sul­taat. Dit hangt samen met het feit dat de inhou­de­lijke verschillen tussen kerken en ge­meen­schappen groter zijn naarmate de scheu­ring of het uiteen groeien later in de ge­schie­de­nis heeft plaats gevon­den. De grootste een­heid ervaart de Rooms Katho­lie­ke kerk in feite momenteel met de oude oosterse kerken, die in de tijd van het concilie van Chalcedon (451) een eigen weg zijn gegaan.

De relaties van de katho­lie­ke kerk met deze oude oosterse kerken zijn over het alge­meen goed.

Relaties met de oude oosterse kerken

Het gaat onder meer om de Koptisch-orthodoxe kerk, de Apos­to­lisch Armeense Kerk, de Orthodox Malankaarse kerk, de Assyrische Kerk van het oosten, de Ethiopische en Eritrese patriarchaten. Deze kerken hebben in de vijfde, zesde eeuw moei­lijk­he­den ondervon­den, in de periode van het Nestorianisme en het Monofysitisme, maar die christo­lo­gische problemen zijn nau­we­lijks meer aan de orde. Met ver­schil­lende ker­ke­lijke lei­ders hebben de pausen gemeen­schap­pe­lijke ge­loofs­be­lij­de­nissen afgelegd, die getuigen van een­heid op de punten die vroe­ger hevig wer­den betwist.

Zo is er een Gemeen­schap­pe­lijke Ver­kla­ring van paus Johannes Paulus II en Katholikos Karekin I van de Apos­to­lisch Armeense kerk van 13 de­cem­ber 1996 over de vereni­ging van de God­de­lijke en men­se­lijke natuur in Christus (de modo unionis verbi Incarnati). De ver­hou­ding met de katholikossaten van Etchmiadzine en Antélias zijn goed, zoals is uitgedrukt door het bezoek van paus Fran­cis­cus aan Armenië, na een eer­der bezoek van paus Johannes Paulus II in sep­tem­ber 2001. Ook overigens zijn de ver­hou­dingen goed en de gewoonte is ontstaan dat een nieuw hoofd van de Armeense kerk spoe­dig op au­diën­tie gaat bij de paus. De enige reden die feite­lijke eenwor­ding in de weg staat lijkt momenteel het nationale karakter van de Armeense kerk te zijn.

Ook met de Assyrische kerk van het Oosten, die onder meer in Irak present is, werd een mooie oecu­me­nische weg gegaan. In 1994 (11 no­vem­ber) werd al een gemeen­schap­pe­lijke ver­kla­ring uitge­ge­ven over de Christo­lo­gie door paus Johannes Paulus II en Patriarch Mar Dinkha IV. Op 17 januari 2001 heeft de Con­gre­ga­tie voor de Ge­loofs­leer de gel­dig­heid van de anafora (Eucha­ris­tisch gebed) van Addai en Mari aanvaard, die in deze Kerk wordt gebruikt. Deze stap opende de weg naar grotere deelname aan elkaars sacra­menten, met name ook de heilige communie. Ook hier zijn concrete gesprekken geweest over volle­dige eenwor­ding met de katho­lie­ke kerk.

De Chaldeeuwse Kerk is de katho­lie­ke tegenhan­ger van deze Asysrische kerk van het Oosten.

Relaties met de orthodoxe kerken

De oude oosterse kerken staan dus het dichtste bij de katho­lie­ke kerk, dan volgen de orthodoxe kerken, waar­mee een breuk tot stand kwam in 1054 (alge­meen bekend onder de naam van Oosters schisma). Gelukkig is de dialoog weer hernomen nadat ver­schil­lende moei­lijke hobbels zijn overwonnen, zoals de kwestie van de zo­ge­naamde “Uniaten”: oosterse ge­meen­schappen die zich met Rome hebben verzoend met behoud van hun eigen oosterse ritus. Dat Rome hen heeft toe­ge­la­ten roept veel weerstand op, net als de oprich­ting van katho­lie­ke bis­dom­men in tra­di­tio­neel orthodoxe gebie­den. De gemengde inter­na­tio­nale com­mis­sie voor de theo­lo­gische dialoog tussen de R.K Kerk en de orthodoxe kerk komt weer regel­ma­tig bijeen en heeft in het afgelopen jaar een plenaire sessie gehad over primaat­schap en synodali­teit.

Met de orthodoxe chris­te­nen is de geloofs-inhou­de­lijke een­heid groot, zoals ik onlangs weer mocht ervaren op een symposium over Maria met oosterse chris­te­nen dat in Heiloo werd gehou­den. Hun deelname aan de sacra­ments­pro­ces­sie in Am­ster­dam en in het alge­meen: de goede ver­hou­dingen, zijn mooie tekenen, al zijn de relaties met de ene nationale orthodoxe kerk ge­mak­ke­lijker dan met andere. Ik was eens uit­ge­no­digd aan tafel bij de oecu­me­nisch patriarch Bar­tho­lo­meus. Ik stond ervan te kijken hoe­zeer hij­zelf en zijn staf van bis­schop­pen meeleefde zelfs met de kleinere binnen­ker­ke­lijke aan­ge­le­gen­he­den van de katho­lie­ke kerk. Ik heb aan dat bezoek een groot gevoel van harte­lijke ver­bon­den­heid en een­heid overge­hou­den.

Relaties met Anglicanen en Lutheranen

Inhou­de­lijk iets min­der dicht bij de rooms-katho­lie­ke traditie staan de Anglicanen en de Lutheranen. We komen nu bij de tijd van de Re­for­ma­tie in de zes­tien­de eeuw. Met Anglicanen en Lutheranen zijn be­lang­rijke dialogen gevoerd die tot gedeelte­lijke overeenstem­mingen hebben geleid, zoals bij­voor­beeld over de recht­vaar­di­gingsleer, die precies twin­tig jaar gele­den werd af­ge­slo­ten (Lutherse Wereldfe­deratie, Gemeen­schap­pe­lijke Ver­kla­ring over de recht­vaar­di­ging, 1997, in: La DC 79 (1997) pp. 875-885). De Ver­kla­ring over die recht­vaar­di­gingsleer is op 31 ok­to­ber 1999 plech­tig getekend in Augs­burg, na der­tig jaar oecu­me­nische en theo­lo­gische dialoog. Het is geen totaal-consensus, er blijven nog aspecten over die nader be­spro­ken moeten wor­den en de ont­vangst van de Ver­kla­ring binnen de Evan­ge­lisch Lutherse Kerk was niet onver­deeld en­thou­siast. Toch was het een be­lang­rijke stap want juist rond dit thema is de Re­for­ma­tie be­gon­nen.

Met de Anglicanen is een be­lang­rijke dialoog gehou­den, binnen ARCIC, die tot mooie re­sul­taten leek te lei­den. Ver­vol­gens zijn binnen de Angli­caanse ge­meen­schap nieuwe stappen gezet - met name de toela­ting van vrouwen tot het gewijde ambt - die juist tot grotere ver­wij­de­ring hebben geleid en blijk geven van een andere meer functionele ambtsop­vat­ting, meer uit­gaand van de positie dat de vrouw, die immers gelijk­waar­dig is aan de man, dit ambt zeker zo goed kan uit­oefe­nen. Dat is in zeker opzicht waar, maar voor de katho­lie­ke traditie gaat het bij het pries­ter­schap om een sacra­men­tele repre­sen­ta­tie van Christus als bruidegom van zijn bruid, de Kerk; grote groepen Anglicanen zijn daarop over­ge­gaan naar de katho­lie­ke kerk.

Dialoog met Pro­tes­tantse ge­meen­schappen

Met andere pro­tes­tantse groepen zoals Methodisten, Calvinisten en anderen zijn door “Rome” welis­waar dialogen gevoerd, maar door de meer decentrale structuur van deze ge­meen­schappen, de on­der­lin­ge verschillen en grote versplinte­ring is het moei­lijker om tot breed gedragen re­sul­taten te komen.

Elkaar herkennen als chris­te­nen

Kortom, er is sinds het tweede Vati­caans concilie heel veel gebeurd en alleen al uit deze niet-complete opsom­ming wordt dui­de­lijk dat de katho­lie­ke kerk serieus werk heeft gemaakt van haar oecu­me­nische opdracht. Er is veel gebeurd en veel bereikt, maar won­den die in eeuwen geslagen zijn, laten zich niet in vijf­tig jaar helen. Bovendien gaat het om opvat­tingen van mensen die hun diepste inner­lijke over­tui­ging raken.

Oecumene gaat in de praktijk eigen­lijk het best waar wij elkaar als gelo­vi­gen herkennen, door dat we van elkaar merken dat we gelo­vi­ge mensen proberen te zijn, bid­dend, Christus navolgend, bewust met het geloof omgaand, recht­schapen han­de­lend, met de liefde als wapen.

Wie heeft schuld aan de ver­deeld­heid?

Wie heeft er meer schuld aan de ver­deeld­heid? Ik weet het niet en het helpt mis­schien ook niet erg om al te veel om te kijken. Voor wat de katho­lie­ken betreft: ik denk dat we er geen moeite mee hebben te erkennen dat we zelf de waar­heid hebben ver­duis­terd, met name door de waar­heid niet te doen. De zonde, ver­keerd - onchris­te­lijk - han­de­len maakt niet herken­baar dat het gaat om de kerk van Christus.

Paus Johannes Paulus II heeft dat publiek uit­ge­spro­ken in de zo­ge­naamde “Mea culpa”-tekst, ter voor­be­rei­ding op het jaar 2000. Het tweede Vati­caans concilie heeft de schuld in feite bele­den door in het be­lang­rijk­ste do­cu­ment van die kerk­ver­ga­de­ring, de dog­ma­tische con­sti­tu­tie Lumen Gentium (LG 8) te stellen dat de kerk van Christus “zich bevindt in” (subsistit in) de katho­lie­ke kerk, daarbij expliciet aan­ge­vend dat door de zonde niet alles kerk van Christus is wat binnen de katho­lie­ke kerk te vin­den is en dat er zich veel ele­menten van kerk-zijn buiten die rooms katho­lie­ke kerk bevin­den.

Ge­meen­schaps­ge­voel of per­soon­lijke bele­ving

Bij dit alles speelt mijns inziens ook wel een rol dat een katho­liek zich meer onder­deel van een ge­meen­schap voelt - en dan is het geloof min­der een direct lijntje en meer een groeps­ge­beu­ren - en dat het bij een pro­tes­tant meer gaat om zijn of haar per­soon­lijke bele­ving en relatie. Dat is uitdruk­king van de antropo­lo­gische wen­ding die sinds de late mid­del­eeuwen heeft plaats gevon­den en die in onze tijd helaas doorschiet naar een over­dre­ven indi­vi­dua­lis­me en ego­cen­tris­me. En dat is iets wat katho­lie­ken zeker van pro­tes­tan­ten moeten leren: dat het opbouwen van die per­soon­lijke relatie met God, het ver­die­pen van kennis van het geloof en van de bijbel als woord van God, het fun­dament geeft aan ons bestaan.



[1] Vgl. kard. I. Cassidy in het tijd­schrift van de Pau­se­lijke Raad voor de Eenheid van de Chris­te­nen: Service d´information n. 109 (2002/I-II), pp. 47-89.

 

Terug