Arsacal
button
button
button
button


75 keer Ziekentriduüm op kapel

jubileum voor triduüm oude dekenaat Alkmaar

Nieuws - gepubliceerd: dinsdag, 1 juli 2014 - 1390 woorden
bord bij het heiligdom in Heiloo
bord bij het heiligdom in Heiloo

Op dins­dag 1 juli begon het 75e ziekentriduüm van het oude dekenaat Alkmaar in Heiloo: hon­der­den zieken uit Heer­hu­go­waard, Alkmaar, Bergen, Heiloo, Limmen, de Egmon­den en nog andere plaatsen komen sinds 1929 (met uit­zon­de­ring van de oorlogs­ja­ren en enkele jaren daarna) drie dagen bijeen in de grote kapel op het hei­lig­dom van Onze Lieve Vrouw ter Nood om te bid­den, samen de Eucha­ris­tie te vieren, elkaar te ont­moe­ten en te genieten van enkele dagen helemaal eruit.

Een grote groep vrij­wil­li­gers staat ieder jaar klaar om alles te or­ga­ni­se­ren en te be­ge­lei­den. Deze eerste dag was ik erbij om de zieken te ont­moe­ten en de H. Mis te vieren, waarbij het koor van Egmond aan den Hoef de gezangen ver­zorgde.

Pastoor Herman Helsloot van Heiloo maakt als pries­ter deel uit van het or­ga­ni­se­rend comité. Hij had de vie­ring voor­be­reid en con­ce­le­breerde. De voor­zit­ter, mevr. H. Kaan heette ieder welkom. Bij deze Eucha­ris­tie­vie­ring heb ik de on­der­staan­de homilie gehou­den. Aan het einde van de Mis werd van­wege het 75 jarig jubileum en het feit dat 85 jaar gele­den het triduüm is be­gon­nen, een gedenk­boekje ge­pre­sen­teerd, ge­schre­ven door mr. W.A.M. Admiraal: "Bij het 75e ziekentriduüm op kapel. Een korte historie".

We wensen het Triduüm nog vele, vele mooie jaren

homilie

Het is een vreugde hier bij U te zijn op dit mooie ziekentriduüm.
Ik heb begrepen dat het vijfen­tach­tig jaar gele­den, in 1929, be­gon­nen is,
maar dat het in de tweede wereld­oor­log niet heeft plaats kunnen vin­den.
Daarom is het dit jaar dus de vijfen­ze­ven­tigste keer.
Dat is wel een felici­ta­tie waard en ook een bij­zon­der ‘dank je wel’ aan alle mensen die zich inzetten om dit triduüm tot een succes te maken.
Ik weet dat er heel veel werk mee gemoeid is om dit goed te laten slagen, dus heel veel dank voor jullie inzet voor de zieken!

Dit jaar is als thema het “Onze Vader” gekozen en dat is heel goed!

Want het is een gebed dat we heel vaak bid­den: in iedere Mis en ook iedere keer wanneer U de heilige communie thuis of elders in een gebeds­vie­ring krijgt uit­gereikt, wordt het “Onze Vader”gebe­den. En voor of na het eten, als we de rozen­krans bid­den of op andere momenten, bid­den we dit gebed en het vloeit vaak een beetje gedach­te­loos van onze lippen of we raffelen het af, zon­der dat de woor­den tot ons door­drin­gen.

Toch is dit het gebed van de Heer, dit zijn de woor­den die Jezus zelf ons heeft geleerd en de kerk­va­ders uit de eerste eeuwen na Christus schreven al over dit gebed, dat er eigen­lijk alles wel in zat, alles wat we tegen God zou­den kunnen zeggen, alles wat we aan Hem zou­den kunnen vragen, alles wat nodig is om een goede in­stel­ling te krijgen en goed te kunnen bid­den, dat zit al in de woor­den van dit gebed.

Vandaag bij­voor­beeld, staat het eerste zinnetje centraal: “Onze Vader die in de hemel zijt” en dat heeft ons veel te zeggen. Ik weet na­tuur­lijk niet wat voor een vader U heeft gehad. De een zal met grote dank­baar­heid aan zijn vader terug denken, een ander heeft soms niet zulke pret­tige erva­ringen. Als iemand een strenge vader heeft gehad of één die problemen had en er niet echt voor zijn kin­de­ren was of kon zijn, dan zal hij het mis­schien niet zo fijn vin­den om God vader te noemen. Bij een vader denkt zo iemand eer­der aan een streng oog dat alles ziet of aan iemand die niet goed voor je zorgt. Als we een goede vader hebben gehad hier op aarde en we daar dank­baar aan terug­denken, is het ge­mak­ke­lijker om aan God als een vader te denken. God is een heel goede vader, de allerbeste die je je maar kunt denken.

Dat wil niet zeggen dat we Hem altijd kunnen begrijpen. We kon­den dat ook in het evan­ge­lie merken dat we zojuist hebben gehoord: de apos­te­len zitten met allerlei vragen, ze hebben de nei­ging om verontrust te wor­den en bang, er komt twijfel in hun hart omdat Jezus hun Heer en vriend spoe­dig van hen zal wor­den weg­ge­no­men. En Jezus was nog zo jong, goed der­tig jaar oud. Waarom gaat dat zo? Waarom moet dat nu? Het zijn vragen die we ons allemaal goed kunnen voor­stel­len. In zulke omstan­dig­he­den, als er iemand die je heel dier­baar is van je wordt weg­ge­no­men en dan ook nog veel te jong, veel te vroeg, dan komen er allerlei vragen, waar­on­der die grote vraag: Laat God mij nu in de steek?

Het ant­woord dat Jezus aan Zijn apos­te­len geeft, is eigen­lijk: Blijf ver­trouwen hou­den! Laat je hart niet verontrust wor­den. Vertrouw op God, ver­trouw op Mij. En alles wat Jezus dan ver­vol­gens tegen Zijn leer­lin­gen zegt, is bedoeld om aan hen ver­trouwen en moed te geven, ook al moeten ze nu door een moei­lijke periode heen. Blijf ver­trouwen, blijf ook ver­trouwen dat je verho­ring zult vin­den, dat er naar je geluisterd wordt, ook al lopen dingen niet zoals je had gedacht of gewild.
Onze Vader.... Vader.... Dat we dit tegen God zeggen, betekent ook dat wij kind zijn. En dan is Hij ook nog eindeloos boven ons verheven: “onze Vader, die in de hemelen zijt....”. God is groter, veel groter dan wij­zelf, we kunnen Hem niet begrijpen. De kerk­va­der Au­gus­ti­nus zei als mensen klaag­den dat zij God niet kon­den begrijpen: “Als je Hem kon begrijpen, was Hij God niet”. God is onein­dig veel groter dan wij nie­tige, een­vou­dige mensenwezens. Als een Vader tegen een klein kind al vaak moet zeggen: “Je bent nu nog te klein om dit te begrijpen, later zal ik het je uitleggen”, hoe moet het dan zijn tussen God en ons?

God is een Vader die onein­dig boven ons verheven is, die we uit­ein­delijk niet kunnen begrijpen, maar van wie we weten dat Hij heel veel van ons houdt omdat Hij mens gewor­den is in Jezus Zijn Zoon, onze Heer, die tot het einde is gegaan in Zijn liefde voor ons, die alles, heel Zijn leven voor ons gegeven heeft.

En daarom kan Johannes in zijn brief schrijven: God is liefde.
Maar het blijft ook altijd ergens een strijd, die we allemaal moeten voeren. We hoor­den dat heel mooi in de eerste lezing uit de profeet Jesaja. Twee gevoelens komen daar tot uiting: het eerste gevoel is dank­baar­heid tegen­over God om alles wat Hij heeft gedaan. Maar een tweede gevoel wordt daarna geuit in allerlei kri­tische vragen: Waarom laat U ons in de steek? Waar is Hij nu, waar blijft Hij nu? Is God er wel?

Die twee gevoelens kennen we allemaal. Als we heel opti­mis­tisch van natuur zijn, zul je mis­schien ge­mak­ke­lijker die dank­ba­re gevoelens hebben in je hart. Je bent dan van nature meer geneigd de po­si­tie­ve kanten te zien, de mooie dingen die je hebt mee­ge­maakt, de gaven die je zijn ge­schon­ken en die je dank­baar en blij maken. Voor een ander is het glas van het leven altijd minstens half leeg, die ziet vooral alle narig­heid die hem is over­ko­men. En toch laat God niemand van ons in de steek, al moeten we ook door heel donkere tunnels heen, al is alles mis­schien duister en zien we geen uit­komst, geen licht­puntje. Toch is God altijd bij ons, want Hij is Onze Vader. Hij is in de hemel, ver boven ons verheven, maar tege­lijk ons ook zeer dichtbij; Hij is dich­ter­bij ons dan wij­zelf, want Hij kent ons beter, begrijpt alles beter en Hij kent precies de weg van ons leven en het doel en de zin ervan. Er zijn momenten, dagen dat we dat mogen ervaren.
Onze Vader, die woor­den zijn dus een uit­no­di­ging aan ons tot overgave, tot ver­trouwen, tot geloof in Gods zorg en Gods liefde.

Laten we die Vader vragen om de genade altijd met die liefde te mogen leven, in ver­trouwen. En laten we ook vragen dat wij­zelf en allen om ons heen die harte­lijke liefde van God zullen door­ge­ven en door laten stralen, door onze harte­lijke zorg en liefde voor anderen. Wij zijn toch een afbeel­ding van God, geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis? Laten wij dat zicht­baar maken door onze harte­lijk­heid, onze liefde en zorg voor anderen

AMEN.

Terug