Arsacal
button
button
button
button


Zozeer heeft God de wereld liefgehad....

Homilie vierde zondag van de veertigdagentijd jaar B

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 18 maart 2012 - 1019 woorden
Zozeer heeft God de wereld liefgehad....

Als we de heilige communie ont­van­gen, komt de Heer zelf bij ons. Een betere gast kun je niet op bezoek krijgen! Er zijn wellicht momenten in Uw leven geweest dat U dat heel sterk ervaren hebt: Hij is nu bij mij.

Som­mi­gen had­den dat bij hun eerste heilige communie, toen ze voor het eerst het lichaam van Christus mochten ont­van­gen. Mis­schien kunt u zich dat moment nog her­in­ne­ren, mij staat het in ieder geval nog hel­der voor de geest. Anderen had­den dat gevoel van Gods aanwe­zig­heid op hoogte of diepte punten van hun leven, momenten of perio­den van verdriet en pijn, of van vreugde en dank­baar­heid.

Mij is weleens opge­val­len dat mensen die in hun leven iets heel ergs hebben mee­ge­maakt, bij­voor­beeld dat zij jong hun ouders moesten missen - als ze er dan toch wel goed en sterk uit zijn geko­men -, vaker ook een diepe band met God, met Jezus in de heilige Eucha­ris­tie en met Maria hebben. Het geloof werd een grote steun en een kracht voor hun leven. En dat is vaker zo: Je hebt iets mee­ge­maakt, je bent ergens door­heen gegaan, dat heeft je gevormd, je bent gecon­fron­teerd met de ernst van het leven en daar kun je ook door groeien. Maar ook soms als je juist heel rus­tig bent en ontspannen, relaxed, kun je God ont­moe­ten, omdat je geest meer open is, min­der in beslag geno­men door de dage­lijkse drukte.

Zo zijn be­zin­nings­da­gen, een retraite of een goede bede­vaart, even eruit kansen om God te ont­moe­ten. Afgelopen zomer tij­dens de reis naar de wereld­jon­ge­ren­da­gen had­den veel jon­ge­ren dit tij­dens een aanbid­ding in Andorra, waar ze zomaar, rus­tig, wat zachte muziek op de ach­ter­grond, bij de Heer in het Sacra­ment kon­den zijn. Velen hebben er Gods aanwe­zig­heid, som­mi­gen ook hun roe­ping ervaren.

Op zo’n moment wor­den die woor­den die we vandaag in het evan­ge­lie hebben gehoord heel per­soon­lijk wáár voor je: “Zo zeer heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn enig­ge­bo­ren Zoon heeft gegeven”. Na­tuur­lijk, je ziet Hem niet, Hij is verborgen onder de gedaante van een heel klein stukje brood, heel een­vou­dig, nederig, zacht­moe­dig, liefde­vol komt Hij bij ons, zoals Hij eens op aarde is geko­men in de een­vou­dige gestalte van een arm Kind. En als wij proberen die zelfde gesteltenis aan te nemen, zo te zijn als Hij, dan kunnen we Hem ont­moe­ten, Hem ervaren.

500 jaar gele­den kwam keizer Maxi­mi­liaan von Habs­burg naar Am­ster­dam om neer te knielen bij de heilige Hostie en de Omgang te doen uit dank­baar­heid voor zijn gene­zing. Hij heeft de keizers­kroon aan het wapen van Am­ster­dam gegeven als eerbe­wijs aan het mirakel van Am­ster­dam en om te erkennen dat de Heer onder de gedaante van het Brood zijn Heer en koning was.

De afgelopen week kwam zijn afstammeling, de hui­dige aarts­her­tog, prins Karl von Habs­burg. Hij knielde een­vou­dig neer aan de voeten van het uit­ge­stelde sacra­ment in de Begijnhof. Ook wij zijn van­avond naar Am­ster­dam geko­men om de aloude route van de Stille Omgang te gaan. Mis­schien is het voor U de eerste keer, mis­schien is het een vaste traditie en heeft u dit al vele keren mogen beleven.

Maar toch is elke keer uniek, omdat we zelf anders zijn, met nieuwe erva­ringen, nieuwe vragen, nieuwe problemen en dus ook is dit een nieuwe kans om geraakt te wor­den door de liefde waar­mee Hij ons heeft liefgehad. Het thema is dit jaar: “Met hernieuwde blik en hart opzien in ver­won­dering naar het gelaat van Christus, aanwe­zig in de Eucha­ris­tie”. Dat wens ik U van harte toe, dat U een ant­woord mag krijgen, een inner­lijk licht, een nieuw ver­trouwen, terwijl U de Stille Omgang doet.

Het is een kwestie van geloof en van ver­trouwen. Soms gaat dat heel ge­mak­ke­lijk: je wordt geraakt van binnen, Gods aanwe­zig­heid is bijna tast­baar voor je. Maar vaak ook hebben mensen - en daar­on­der zijn grote heiligen geweest – heel erg in het duister getast: zij zou­den God zo graag wat meer ervaren hebben, maar alles bleef donker, zon­der gees­te­lij­ke warmte en licht. Toch hiel­den zij vol, Dat maakte hun leven alleen maar waarde­voller:

Zij lieten zich nietdoor een gees­te­lij­ke nacht en duisternis uit het veld slaan. Andere mensen wor­den over­val­len door het kwaad wat in de wereld gebeurt: Waarom moesten van de week die jonge kin­de­ren in de bus het leven laten? We willen aan hen denken en voor hen bid­den, maar het ant­woord weten wij niet.

Waarom kon iemand als Robert M. zoveel heel jonge kin­de­ren zo vre­se­lijk mis­bruiken? Waarom moeten hon­derd­dui­zen­den mensen vluchten, is er oorlog, agressie, geweld? De eerste lezing uit het Oude Testa­ment had het er al over dat zelfs de pries­ters zich schul­dig maakten aan gruwelda­den. Er is mis­schien veel over te zeggen, maar uit­ein­delijk is het kwaad en het lij­den toch ook een mysterie.

Je kunt daar op een gegeven moment heel erg van onder de indruk geraken: het is zo onaanvaard­baar dat het gebeurt, je kunt er boos om wor­den of gedeprimeerd, je loopt dan in het donker, in het duister van de nacht, zoals we dat straks let­ter­lijk gaan doen, maar je moet toch ver­der, je moet weer tot ver­trouwen komen, niet blijven steken in je pijn, in je verdriet, maar het doel van je reis voor ogen hou­den, po­si­tie­ve kracht zoeken en vragen en met hernieuwde blik en hart opzien in ver­won­dering naar het gelaat van Christus.

Laten we dat van­nacht vragen als een genade, een gave van God, voor ons­zelf en allen die ons dier­baar zijn, voor de Kerk en heel de mens­heid: dat we ons niet zo laten imponeren door het kwade, door het lij­den, door de negatieve dingen, dat we het ver­trouwen verliezen, dat we altijd toch meer het licht mogen zien dan de duisternis, meer de goed­heid en barm­har­tig­heid van God dan de macht van het kwaad en de duivel. Ja dat we steeds weer de draad zullen oppakken van onze pelgrims­tocht naar de Heer en met een hernieuwde blik en een nieuw hart mogen opzien naar het gelaat van Christus, die we ont­moe­ten in de Eucha­ris­tie.

AMEN

Terug